ECLI:NL:GHAMS:2025:435

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
23-002161-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld en niet voldoen aan gebiedsverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor diefstal in vereniging met geweld en het niet voldoen aan een gebiedsverbod. De tenlastelegging in zaak A betrof een diefstal op 2 september 2024, waarbij de verdachte samen met een ander een crackpijp en blikjes heeft weggenomen van een slachtoffer, vergezeld van bedreiging met geweld. In zaak B werd de verdachte verweten op 15 maart 2024 niet te hebben voldaan aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam om zich uit een overlastgebied te verwijderen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Het hof heeft de ernst van de feiten en de recidive meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002161-24
datum uitspraak: 19 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 september 2024 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-281643-24
(verder: zaak A)en 13-090660-24
(verder: zaak B), alsmede
10-180267-23 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1995,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak A:hij op of omstreeks 2 september 2024 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een crackpijp en/of een of meerdere blikjes en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 20 euro) in elk geval enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door meermalen, althans eenmaal,
  • die crackpijp uit de handen van die [slachtoffer] te trekken en/of
  • een mes aan die [slachtoffer] te tonen en/of
  • die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je steken, say something back", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • met een mes richting die [slachtoffer] stekende bewegingen te maken en/of te steken en/of
  • in de jas en/of broekzakken, althans kleding, van die [slachtoffer] te graaien en/of
  • aan de tas van die [slachtoffer] te rukken en/of te trekken en/of
  • die [slachtoffer] te trappen;
zaak B:hij op of omstreeks 15 maart 2024 om 15:10 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het overlastgebied Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand – met ingang van
24 februari 2024 om 00:01 uur tot en met 23 maart 2024 om 23:59 uur – niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof in zaak A tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft betoogd dat de verdachte van het in zaak A tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat de verdachte op basis van de afgelegde verklaringen en de beschrijving van de camerabeelden niet met voldoende zekerheid kan worden aangewezen als een van de daders. Voorts kan op basis van het dossier niet worden bewezen dat sprake was van medeplegen.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman, nu deze worden weersproken door de inhoud van de bewijsmiddelen, die in het geval van het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest. Op basis daarvan is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte één van de daders is van de beroving van
de aangever. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A:hij op 2 september 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een crackpijp en meerdere blikjes, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
  • die crackpijp uit de handen van die [slachtoffer] te trekken en
  • een mes aan die [slachtoffer] te tonen en
  • die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je steken, say something back" en
  • met een mes richting die [slachtoffer] stekende bewegingen te maken en
  • aan de tas van die [slachtoffer] te rukken en te trekken;
zaak B:hij op 15 maart 2024 om 15:10 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het overlastgebied Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand – met ingang van 24 februari 2024 om 00:01 uur tot en met 23 maart 2024 om 23:59 uur – niet meer te bevinden.
Hetgeen in zaak A en zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een crackpijp en statiegeldblikjes van het slachtoffer. Tijdens de beroving is het slachtoffer onder meer verbaal en met gebruik van een zakmes bedreigd. Hiermee heeft de verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer, maar hem ook een beangstigende ervaring bezorgd. Algemeen bekend is dat slachtoffers nog lang last kunnen ondervinden van dergelijke gewelddadige berovingen.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het overtreden van een gebiedsverbod in het centrum van Amsterdam, dat hem namens de burgemeester was opgelegd. De verdachte heeft hiermee getoond zich niets aan te trekken van dit met het oog op handhaving van de openbare orde gegeven bevel.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 januari 2025 is de verdachte eerder voor een vermogensdelict onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee.
Naar het oordeel van het hof kunnen de feiten, gezien hun ernst en de recidive, niet anders worden afgedaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 24 juli 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen.
De raadsman heeft, gelet op het verweer strekkende tot vrijspraak in zaak A, betoogd dat de vordering dient te worden afgewezen, nu de tenuitvoerlegging disproportioneel zou zijn.
Het hof overweegt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan twee strafbare feiten schuldig heeft gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Van omstandigheden om van de tenuitvoerlegging af te zien, is naar het oordeel van het hof niet gebleken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 184 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-281643-24 en in de zaak met parketnummer 13-090660-24 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-281643-24 en in de zaak met parketnummer
13-090660-24 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 24 juli 2023, parketnummer 10-180267-23, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. A.M. Kengen en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 februari 2025.
=========================================================================
[…]