ECLI:NL:GHAMS:2025:434

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
23-000334-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voor het voorhanden hebben van een vals Tsjechisch rijbewijs met oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vals Tsjechisch rijbewijs. De tenlastelegging betrof een incident op 8 januari 2024, waarbij de verdachte werd staande gehouden door de politie in Amsterdam. Tijdens deze controle bleek dat het Tsjechische rijbewijs dat de verdachte bij zich had, vals was. De verdachte verklaarde dat hij het rijbewijs had verkregen zonder het vereiste praktijkexamen te hebben afgelegd, wat volgens de gebruikelijke procedures in de EU niet mogelijk is. Het hof oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het rijbewijs vals was, gezien de ongebruikelijke gang van zaken rondom de verkrijging ervan.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof legde een deels voorwaardelijke taakstraf op van 120 uren, met een subsidiaire hechtenis van 60 dagen. Het hof overwoog dat de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in aanmerking moesten worden genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had het vertrouwen in de authenticiteit van identiteitsbewijzen geschonden door met een vals rijbewijs deel te nemen aan het verkeer, wat aanzienlijke risico's met zich meebracht. Het hof achtte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend, maar vond een taakstraf wel gerechtvaardigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000334-24
datum uitspraak: 5 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-006915-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 januari 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een (Tsjechisch) rijbewijs op naam van [verdachte] (nummer: [nummer]), waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdachte is op 8 januari 2024 te Amsterdam door de politie staande gehouden toen hij een auto bestuurde, waarna is gebleken dat zijn Tsjechische rijbewijs vals was. De verdachte heeft, samengevat, verklaard dat hij al jaren met dit rijbewijs ongemoeid rijdt. De verdachte heeft toegelicht dat hij in Polen zijn theorie-examen had gehaald, maar dat het hem daar niet lukte om zijn praktijkexamen te halen. Via het internet vond hij de gegevens van een rijschool in Tsjechië, alwaar hij door de rijschoolhouder werd ingeschreven en zijn praktijkexamen zou moeten doen. De verdachte kreeg echter, zonder een praktijkexamen te hoeven doen, het rijbewijs van de rijschoolhouder. Op vragen van de verdachte, die dit opmerkelijk vond, antwoordde de rijschoolhouder dat deze gang van zaken legaal was. De verdachte heeft voor het rijbewijs 4.600 Poolse Zloty betaald, een bedrag van ongeveer € 1.000,00.
Het hof overweegt als volgt.
Algemeen bekend is dat de gebruikelijke gang van zaken voor het verkrijgen van een rijbewijs in lidstaten van de Europese Unie, en zo ook in Tsjechië, is dat zowel een theorie- als een praktijkexamen succesvol moet worden afgelegd en dat een rijbewijs bij een officiële overheidsinstantie (zoals een gemeente) moet worden aangevraagd. Dit blijkt ook uit algemeen toegankelijke, op het internet te vinden informatie, zoals op websites van overheidsinstanties. De door de verdachte genoemde gang van zaken, waarbij de verdachte geen praktijkexamen heeft gedaan en toen alsnog van de rijschoolhouder het rijbewijs ontving, is naar het oordeel van het hof dan ook zodanig ongebruikelijk dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat dit Tsjechische rijbewijs vals was.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 januari 2024 te Amsterdam een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Tsjechisch rijbewijs op naam van [verdachte] (nummer: [nummer]), waarvan hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals was, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals is.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vals Tsjechisch rijbewijs. Door zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen geschonden dat in de juistheid en authenticiteit van officiële identiteitsbewijzen moet kunnen worden gesteld. Met name het gebruik van een vals rijbewijs kan bovendien leiden tot aanzienlijke schade, nu de verdachte daarmee aan het verkeer deelnam zonder dat hij heeft getoond over de vaardigheid te beschikken om veilig aan het verkeer deel te nemen. Dit neemt het hof de verdachte kwalijk.
De ernst van het feit maakt dat het hof in beginsel een gevangenisstraf van twee maanden gerechtvaardigd acht. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is het hof – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – evenwel van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de onderhavige zaak niet passend is en dat volstaan kan worden met een taakstraf. Het hof zal hiervan een deel in voorwaardelijke vorm opleggen, zodat enerzijds recht wordt gedaan aan de ernst van het feit en de verdachte anderzijds ervan wordt weerhouden om zich nogmaals aan strafbare feiten schuldig te maken.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 231 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. R. van der Heijden en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 februari 2025.