Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
BASRAH OIL COMPANY,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Feiten
Court of first instancevan het DIFC dit verzoek afgewezen. Basrah Oil heeft het DIFC verzocht om van dit vonnis in hoger beroep te mogen. Bij vonnis van 12 september 2013 van het DIFC is dit verzoek afgewezen. Basrah Oil heeft vervolgens bij het DIFC een verlofverzoek in hoger beroep aanhangig gemaakt.
3.Het verzoek
4.Het verweer en het tegenverzoek van Basrah Oil
“het onderwerp van geschil volgens het recht van dat land niet vatbaar is voor beslissing door arbitrage”. In het verlengde daarvan geldt dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ten aanzien van de Detention Claims ontbreekt. De tenuitvoerlegging van de Final Award zou om die reden bovendien strijdig zijn met de openbare orde. Dat het DIFC in de hiervoor onder 2.9 bedoelde vernietigingsprocedure heeft geoordeeld dat de Final Award in stand kan blijven en het scheidsgerecht ook bevoegd was te oordelen over de Detention Claims, maakt het voorgaande niet anders. Die beslissing is niet bindend voor dit hof en bovendien vecht Basrah Oil die beslissing aan in hoger beroep. Voorts is de Final Award ook in strijd met het arrest van het hof Den Haag van 14 maart 2023 ECLI:NL:GHDHA:2023:338), gewezen tussen [appellant] en de staat Irak over dezelfde kwestie, waarin het hof Den Haag aan de hand van de stellingen van [appellant] overwoog
“de gedragingen die aan de vordering van [appellant] ten grondslag liggen, zijn duidelijk een vorm van (mogelijk onrechtmatig) overheidsoptreden”en waarmee het hof Den Haag het oordeel van de rechtbank [plaats 1] bevestigde dat de vorderingen van [appellant] op Irak inzake de blokkade afstuiten op immuniteit van jurisdictie van de staat Irak.
5.Het verweer tegen het tegenverzoek van Basrah Oil
Ethical Conduct Declarationin het bergingscontract. Die winstontneming kon slechts worden berekend en bepaald door in de Final Award de kosten te berekenen waar [appellant] naar het oordeel van het scheidsgerecht aanspraak op kon maken. Derhalve vormen de Final Award en CC4 Award samen de definitieve en bindende beslissing van het scheidsgerecht in de zaak met nummer ICC 23878/AYZ. Dit volgt ook uit de redactie van de twee arbitrale vonnissen luidende
“The Final Award and the Counterclaim 4 Supplemental Final Award are hereinafter together referred to as the Final Awards”. [appellant] erkent dat Basrah Oil is gerechtigd om op grond van de CC4 Award te verlangen dat bij tenuitvoerlegging van de Final Award rekening wordt gehouden met de CC4 Award.
6.Beoordeling
Terms of Reference- zoals vastgesteld door het scheidsgerecht op 2 april 2019 - vastgelegd welke onderwerpen en vorderingen aan het scheidsgerecht werden voorgelegd en zouden moeten worden beoordeeld. In paragraaf 48 onder g van dit document is hierover het volgende opgenomen:
direct controlvan Basrah Oil te vallen. In paragraaf 1056-1059 van de Final Award heeft het scheidsgerecht overwogen dat het niet heeft geoordeeld over de handelingen van de Iraakse marine an sich, maar uitsluitend over de handelingen van Basrah Oil. Niet valt in te zien dat het scheidsgerecht door aldus te oordelen en te beslissen buiten zijn in de arbitrageovereenkomst gegeven bevoegdheid is getreden. De omstandigheid dat de detentie feitelijk is opgelegd door de Iraakse marine, zoals het scheidsgerecht ook heeft vastgesteld, leidt niet tot een ander oordeel. De door Basrah Oil aangevoerde weigeringsgrond dat het scheidsgerecht niet bevoegd was te beslissen over de Detention Claims, wordt mitsdien verworpen.