Op 6 februari 2025 heeft het gerechtshof Amsterdam arrest gewezen in een ontnemingszaak tegen een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de verdachte verplicht tot betaling van een bedrag van € 29.657,68 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de hennepkwekerij die op 10 februari 2020 in zijn huurwoning werd aangetroffen. De verdachte heeft aangevoerd dat hij niets wist van de hennepkwekerij, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. Het hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 30.569,74, na aftrek van kosten zoals huur en andere uitgaven. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte de verplichting krijgt opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. Het hof heeft ook opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar heeft dit niet als reden voor vermindering van de verplichting tot betaling aangemerkt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer en is openbaar uitgesproken.