ECLI:NL:GHAMS:2025:3113

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
23-003190-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal in vereniging met braak in een garage van een appartementencomplex

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, was betrokken bij een poging tot diefstal van een Yamaha motor in een parkeergarage. De feiten vonden plaats in de nacht van 6 december 2021, waarbij drie mannen op camerabeelden te zien waren die samen de garage binnengingen. De verdachte werd kort na de poging tot diefstal aangetroffen onder een auto in de buurt van de plaats delict. Het hof oordeelde dat de herkenning van de verdachte op basis van camerabeelden betrouwbaar was en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, maar het hof matigde deze straf tot 27 dagen, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van de poging tot diefstal.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003190-22
datum uitspraak: 18 november 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 november 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-329012-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw van de verdachte naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit dus bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
  • de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vervangt door de bewijsmiddelen die na het eventueel instellen van beroep in cassatie in een later bij dit verkort arrest te voegen bijlage zijn vervat;
  • mede naar aanleiding van wat de raadsvrouw in hoger beroep naar voren heeft gebracht, het vonnis van de rechtbank zal aanvullen met een bewijsoverweging;
  • de door de rechtbank gegeven kwalificatie van het bewezenverklaarde verbetert leest als: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde kan worden bewezen. Daartoe heeft zij onder meer gewezen op de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte één van de drie personen is die op de camerabeelden te zien zijn. Het van de daders gegeven signalement is te vaag, de camerabeelden zijn van slechte kwaliteit, het dossier bevat geen proces-verbaal van herkenning en de algemene beschrijving van de kleding van de daders is onvoldoende onderscheidend om een herkenning van de verdachte op te kunnen baseren. Op de camerabeelden zijn geen uitvoeringshandelingen te zien en er is daarmee niets bekend over de vermeende rol van de verdachte. Medeplegen kan daarom ook niet worden bewezen.
Oordeel van het hof
Vaststaat dat in de nacht van 6 december 2021 een poging tot diefstal van een Yamaha motor heeft plaatsgevonden in een parkeergarage onder een appartementencomplex aan de [adres 2] . Uit onder meer de bij de politie binnengekomen melding en de uitgewerkte camerabeelden blijkt dat daarbij drie personen betrokken waren.
Feiten
Uit de omschrijving van de camerabeelden volgt dat drie mannen achter elkaar via het trapportaal van het appartementencomplex naar beneden lopen. Persoon 1 (NN1) maakt beneden bewegingen met een voorwerp alsof hij wrikt, waarna de toegangsdeur tot de garage opengaat. De drie mannen lopen dan samen de parkeergarage binnen. Omstreeks 3:12 uur is te zien dat NN1, nadat hij de garage kort heeft verlaten, weer het beeld in komt lopen met een slijptol in zijn rechterhand. Omstreeks 3:19 uur hoort de meldster het geluid van vermoedelijk een slijptol en ontvangt de politie een melding dat er mogelijk wordt ingebroken door drie jongens aan de [adres 2] . Aanrijdend vanaf de openbare weg ziet verbalisant [verbalisant 1] een drietal personen in de garage lopen vanuit een hoek waar later de opengebroken box werd aangetroffen. Omstreeks 3:26 uur is te zien dat de verdachten samen de garage uit rennen. Eén van de verdachten draagt daarbij een gele tas. Omstreeks 3:30 uur wordt de verdachte door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op de [adres 3] liggend onder een auto aangetroffen. Hij draagt tijdens zijn aanhouding een donkere muts, donkere gewatteerde jas, donkere broek en donkere schoenen met (opvallend) witte/lichte zool. De medeverdachte [medeverdachte] wordt kort daarop in zijn voertuig aangehouden. In dat voertuig treft de politie twee slijpschijven aan die qua merk en type overeenkomen met de twee slijptollen die door agenten zijn aangetroffen in een gele tas in een groenstrook in de omgeving van de plaats delict. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] een connectie hebben, omdat zij in augustus 2021 een keer samen zijn gecontroleerd. Verbalisant [verbalisant 1] ziet na onderzoek in de garage in de richting waar de verdachten vandaan kwamen rennen een garagebox openstaan, waarvan de roldeur verse schade heeft. In de box stond een motor en op de grond lagen een tweetal vernielde hangsloten en een schroevendraaier.
Betrokkenheid verdachte
Door verbalisant [verbalisant 5] is aan de hand van de (bewegende) camerabeelden vastgesteld dat de verdachte één van de drie daders van de poging tot diefstal is geweest, omdat de kleding die de verdachte droeg tijdens zijn aanhouding [1] overeenkomt met de kleding van één van de daders op de beelden (afgebeeld op ‘screenshot 3’ op pagina 64 van het dossier).
Het hof stelt vast dat de screenshots van de camerabeelden van een zodanige kwaliteit zijn, dat een herkenning op basis daarvan kan plaatsvinden en het hof heeft, gelet op hetgeen verbalisant [verbalisant 5] hierover in het door hem opgestelde proces-verbaal heeft opgenomen, geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die herkenning. De herkenning vindt bovendien steun in het overige beschikbare bewijsmateriaal. Zo wordt de verdachte zeer kort na het (midden in de nacht) gepleegde feit, in de buurt van de plaats delict, onder verdachte omstandigheden – namelijk liggend onder een auto – aangehouden. De verdachte heeft na zijn aanhouding geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid op die plek, terwijl dit onder genoemde omstandigheden wel van hem mocht worden verwacht. Het hof betrekt daarbij dat op dat moment niemand (anders) op straat was en dat tijdens het rennen van de verdachten uit de parkeergarage door de politie grotendeels constant zicht op hen is geweest. In de omgeving waar de politie de verdachte kort uit het zicht verloor, is de verdachte aangetroffen.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte betrokken is geweest bij de poging tot diefstal.
Medeplegen
Gelet op de hiervoor omschreven gedragingen van de verdachte en zijn mededaders is er sprake van een gezamenlijk optreden bij de poging tot diefstal. Het gezamenlijk aankomen bij een garage die alleen toegankelijk is voor bewoners, aanwezig zijn tijdens uitvoeringshandelingen en samen vluchten/wegrennen geeft blijk van een gezamenlijke uitvoering. Dat niet precies duidelijk is wat de rol van de verdachte daarbij is geweest, doet aan dit oordeel niet af, nu naar de uiterlijke verschijningsvorm voldoende is vast komen te staan dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte heeft bovendien geen verklaring afgelegd over zijn handelen waardoor er ook geen aanknopingspunt is om uit te gaan van een andere rol van de verdachte. Het hof acht dan ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige inhoud van het dossier acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte, mede gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 dagen met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdedigingDe raadsvrouw heeft het hof -in het geval van strafoplegging- verzocht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf op te leggen. Daartoe heeft zij onder meer betoogd dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelet op het tijdsverloop niet meer opportuun is en dat de verdachte zich sinds de tenlastegelegde feiten niet meer schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De overschrijding van de redelijke termijn dient te worden verdisconteerd in de strafoplegging.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van een motor met braak/verbreking in een parkeergarage. Door zo te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van een ander. Dit kan naast schade en hinder voor de gedupeerde ook gevoelens van angst en onveiligheid bij buurtbewoners opleveren.
Blijkens het strafblad van de verdachte van 19 augustus 2025 is de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde vaker onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit weegt het hof in strafverzwarende zin mee.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om over te gaan tot oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een andere strafmodaliteit.
Alles overziend is het hof van oordeel dat de door de politierechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand in beginsel passend en geboden is.
Redelijke termijn
Door de verdachte is op 2 december 2022 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst arrest op 18 november 2025. Daarmee is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in hoger beroep met 11 maanden overschreden. Het hof zal de gevangenisstraf gelet op de geconstateerde overschrijding matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 dagen met aftrek van voorarrest.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. C.J. van der Wilt en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 november 2025.
Mr. M. Iedema en mr. C.J. van der Wilt zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Doorgenummerde pagina’s 21 tot en met 23 en 83.