ECLI:NL:GHAMS:2025:3109

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
23-000014-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van tbs-maatregel met verpleging van overheidswege na poging zware mishandeling en bedreiging

Op 18 november 2025 heeft het gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte was vrijgesproken van bedreiging van haar dochter. Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen deze vrijspraak, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De zaak betreft een poging tot zware mishandeling en bedreiging, waarbij de rechtbank eerder een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege had opgelegd. Het hof bevestigt deze maatregel en vult de motivering aan. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 7 januari, 28 oktober en 18 november 2025 is het hof tot de conclusie gekomen dat de psychische problematiek van de verdachte nog steeds onduidelijk is en dat er een hoog recidiverisico bestaat. De verdachte heeft verklaard dat zij terug wil keren naar haar land en haar dochter wil doden, wat de noodzaak voor een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege onderstreept. Het hof heeft de conclusies van deskundigen en de reclassering in overweging genomen, die hebben aangegeven dat de verdachte niet intrinsiek gemotiveerd is voor behandeling en dat er een hoog risico op recidive bestaat. Het hof oordeelt dat alleen een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege passend is, om de verdachte te behandelen en het recidiverisico te verlagen. De beslissing om de voorlopige hechtenis op te heffen is niet meer nodig, aangezien de tbs-maatregel is bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000014-24
datum uitspraak: 18 november 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-086360-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats ] ([land]) op [geboortedag] 1994,
thans gedetineerd in [locatie].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van de bedreiging van haar dochter [slachtoffer]. Haar hoger beroep is ook tegen die vrijspraak ingesteld, en dat kan niet volgens de wet (artikel 404, vijfde lid, Wetboek van Strafvordering). Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het beroep tegen die vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2025, 28 oktober 2025 en 18 november 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de motivering over de op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: de tbs-maatregel met dwangverpleging) aanvult zoals in het navolgende is weergegeven.

Aanvullende motivering oplegging van de tbs-maatregel

De rechtbank heeft aan de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde een tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte eenzelfde maatregel als in eerste aanleg zal worden opgelegd.
De verdediging heeft het hof primair verzocht een zorgmachtiging te verlenen, met de vormen van verplichte zorg die het hof noodzakelijk acht, nu aan de wettelijke criteria voor verplichte zorg is voldaan en verplichte zorg ook doelmatig is. De diverse bevindingen van [instantie] zijn zo tegenstrijdig dat het advies tot beëindiging van de voorbereiding van de zorgmachtiging van 23 oktober 2025 niet betrouwbaar is. Ten behoeve van het afgeven van de zorgmachtiging en het opstellen van een zorgkader dient door het hof daarom aansluiting te worden gezocht bij het advies dat volgt uit het dubbele Pro Justitia-rapport en de actualisatie hiervan. Het hoge recidiverisico dient te worden genuanceerd nu dit volgens [naam 2] uitsluitend ziet op haar partner en dochter, zodat dit risico geen reden zou moeten zijn om géén zorgmachtiging af te geven, ook gelet op wat er volgens de Pro Justitia-rapporteurs aan concrete behandeling mogelijk is om dit risico te verlagen. Subsidiair verzoekt de verdediging de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen nu de Pro Justitia rapporteurs, anders dan in 2023, deze maatregel nu wel een passende optie achten.
Het hof overweegt als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de tbs-maatregel met dwangverpleging dient te worden opgelegd. In aanvulling op de overwegingen in het vonnis, overweegt het hof naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende.
Het hof heeft acht geslagen op de actualisatie van het Pro Justitia-rapport van 24 oktober 2024 opgemaakt door J. [naam 3], GZ-psycholoog, en die van 29 oktober 2024, opgemaakt door [naam 2], psychiater. De eerdere rapporten waren van 14 september 2023 en 3 oktober 2023. Uit de actualisatie volgt dat zowel de psycholoog als de psychiater het risico op (gewelds)recidive bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij als hoog inschat. Het advies is om de klinische behandeling te laten plaatsvinden in een kliniek met forensische expertise, zoals een FPA, en daarom hebben zij geadviseerd om te laten onderzoeken of een zorgmachtiging volgens de Wet Verplichte GGZ kan worden afgegeven, zodat de verdachte op basis van deze maatregel gedurende zes maanden klinisch kan worden behandeld.
De psychiater [naam 2] concludeert dat mogelijk wel een langere behandeling nodig is, maar dat de behandelaren hiervoor een nieuwe zorgmachtiging kunnen aanvragen als dit nodig wordt geacht. Verder concludeert hij dat, indien geen zorgmachtiging kan worden afgegeven, een tbs-maatregel met voorwaarden – anders dan ten tijde van de behandeling bij de rechtbank – tot de mogelijkheden behoort, nu de verdachte heeft aangegeven te willen meewerken, zij zich in detentie niet verzet tegen de behandeling en haar stoornis daarmee in een rustiger vaarwater lijkt te zijn gekomen. Ook de psycholoog [naam 3] concludeert dat een tbs-maatregel met voorwaarden een mogelijkheid is. De behandeling van de verdachte dient volgens de psycholoog klinisch te starten. De verwachting is dat, als zij goed op medicatie is ingesteld en de psychose is behandeld, zij zich goed zal opstellen en zich aan voorwaarden kan houden. Gedacht kan worden aan een combinatie met een zorgmachtiging als zij medicatie weigert. Een tbs-maatregel met voorwaarden zou dan voldoende moeten zijn om haar te behandelen.
De psycholoog benoemt echter ook dat het gebrek aan ziekte-inzicht en motivatie voor een behandeling, de taalbarrière en de mogelijke verstandelijke beperking het lastig maken om de verdachte te behandelen in een voorwaardelijk kader. De psycholoog concludeert dat hoewel een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege in dat opzicht meer bescherming en zekerheid voor behandeling biedt, het opleggen van deze maatregel voor nu een stap te ver lijkt, omdat er een direct verband is tussen de psychose en het tenlastegelegde en hiermee ook met het risico op recidive. Het recidiverisico zal sterk dalen wanneer de verdachte goed is ingesteld op medicatie. De psycholoog merkt hierbij voorts op dat bij niet voldoen aan voorwaarden omzetting naar dwangverpleging tot de mogelijkheden behoort.
Deze actualisatie van de Pro Justitia rapportages gaf aanleiding tot het onderzoeken van de voorbereiding van een zorgmachtiging, welke procedure op 23 oktober 2025 is beëindigd, nu niet is voldaan aan de wettelijke criteria omdat de zorgmachtiging niet als doelmatig is beoordeeld. Van dit bericht en van de op verzoek van de verdediging gevoegde onderliggende stukken van de zorgmachtigingsprocedure, heeft het hof kennisgenomen. Door de geneesheer-directeur [naam 4] is op 17 oktober 2025 geconcludeerd dat het inzetten van (verplichte) zorg de kans op agressie naar de dochter (en partner) van de verdachte niet verlaagt. Daarom is er geen grond voor een zorgmachtiging, waarvoor geldt dat het ernstig nadeel moet voortkomen uit de geestesstoornis, dat verplichte behandeling de enige manier is om het nadeel weg te nemen en dat behandeling veilig en effectief is. De geneesheer-directeur heeft daarnaast als bevinding genoteerd dat ook in 2023 een onafhankelijke beoordeling van betrokkene is gedaan en een Pro Justitia rapportage is opgesteld. Bij deze beide onderzoeken was betrokkene nog psychotisch. Het recidiverisico werd - mede vanwege de psychose - hoog ingeschat. Inmiddels is gebleken dat betrokkene zonder (of met veel minder) psychotische klachten dezelfde dreigende uitspraken over haar dochter blijft doen.
Het hof heeft verder kennisgenomen van het tbs-maatregelrapport van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 26 februari 2025. Uit dit rapport volgt dat een gesprek met de verdachte niet goed mogelijk bleek, omdat de verdachte enkel heeft aangegeven dat zij klinisch opgenomen wilde worden en dat zij daarna haar dochter wilde doden om vervolgens terug te keren naar [land]. De reclassering heeft hierdoor geen beeld kunnen vormen van de mate waarin de verdachte zich zal verbinden aan de voorwaarden van een tbs-maatregel, wat ertoe heeft geleid dat de reclassering niet positief kan adviseren over een behandeltraject met voorwaarden. In het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden moet er volgens de reclassering sprake zijn van enige vorm van (intrinsieke) motivatie en een bereidheid om zich in te zetten voor het naleven van voorwaarden, wat de reclassering niet bij de verdachte heeft kunnen ontdekken. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat, het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld – hoog, het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat. De reclassering concludeert dat de verdachte momenteel niet voldoende meewerkend is om een behandeling aan te gaan die de kans op recidive zal verlagen. Haar psychotische toestandsbeeld is ondanks de ingezette medicamenteuze behandeling nog altijd aanwezig, wat de risico’s op delictgedrag doet verhogen. Indien de verdachte haar medicatie blijft innemen en een gedegen behandeling positief kan afsluiten, kunnen de kansen op recidive naar beneden worden bijgesteld.
Op de zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat zij nog steeds terug wil keren naar [land], samen met haar dochter en dat zij daar haar dochter uit de weg wil ruimen door haar een injectie te geven met een substantie. Dit is volgens de verdachte nodig omdat de vader van haar dochter oud is en de verdachte zo’n oude man niet heeft verdiend. Ook heeft de verdachte verklaard dat zij geen psychische problemen heeft en dat de medicatie die zij neemt wat haar betreft geen nut heeft. Zij krijgt de medicatie omdat dit nu eenmaal het systeem in Europa is en volgens haar is de medicatie er om haar te martelen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat enkel het opleggen van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege passend en geboden is. Uit de geactualiseerde rapportages en de stukken uit de zorgmachtigingsprocedure concludeert het hof dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de psychische problematiek van de verdachte, over welke concrete behandeling hiervoor passend zou zijn en over de te verwachten duur van die (klinische) behandeling. In dat verband concludeert de geneesheer-directeur als reden voor het beëindigen van de zorgmachtiging ook dat de behandeling van de psychoses wel heeft geleid tot stabilisering of vermindering van de psychotische klachten, maar dat de behandeling niet heeft geleid tot een (volledige) verandering van de denkbeelden. Hieruit blijkt dat een gevaar voor recidive nog steeds bestaat en dat vooralsnog niet valt vast te stellen of het recidiverisico tot aanvaardbare proporties is teruggebracht. Het hof volgt de conclusies van de geneesheer-directeur dat een behandeling in het kader van een zorgmachtiging niet doelmatig is. In wat door de raadsvrouw is aangevoerd, ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de conclusies van de geneesheer-directeur zoals hiervoor weergegeven. Ook anderszins ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten om een zorgmachtiging af te geven, mede in aanmerking genomen dat sinds de eerdere voorbereiding van een zorgmachtiging door nader onderzoek en tijdsverloop nadere inzichten zijn ontstaan over de persoon van de verdachte.
Het hof acht evenmin een tbs-maatregel met voorwaarden mogelijk. De reclassering ziet hiertoe geen mogelijkheden, mede omdat de verdachte niet intrinsiek is gemotiveerd voor een behandeling. Een gesprek tussen de reclassering en de verdachte is niet goed tot stand gekomen. Het recidiverisico kan daarom niet worden ingeschat en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Hierdoor is het voor de reclassering niet mogelijk om het risicomanagement vorm te geven. Daarnaast geven de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting blijk van het ontbreken van enig ziekte-inzicht. Hoewel de verdachte op dit moment medicatietrouw lijkt te zijn, ontbreekt bij haar het besef van de noodzaak hiertoe en betitelt zij de medicatie als een marteling. Wat de deskundigen in de actualisatie van hun rapportages hebben toegelicht, brengt het hof niet tot een ander oordeel, nu ook in deze actualisatie wordt erkend dat het behandelen van de verdachte in een voorwaardelijk kader – gelet op het gebrek aan ziekte-inzicht en intrinsieke motivatie – lastig zal zijn en dat zonder effectieve behandeling een gevaar op (gewelds)recidive blijft bestaan.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat een behandeling van de verdachte noodzakelijk is en dat deze behandeling binnen het kader van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege dient plaats te vinden. Bij dit alles neemt het hof in aanmerking dat een verpleging van overheidswege ook de gelegenheid biedt te onderzoeken wat een passende behandeling voor de verdachte kan zijn en dat, als zij eenmaal goed is ingesteld op haar medicatie en de conclusie zou kunnen worden getrokken dat het vastgestelde recidiverisico tot aanvaardbare proporties is afgenomen, de mogelijkheid bestaat om (opnieuw) een zorgmachtiging voor te bereiden en voortzetting van een behandeling in een ander juridisch kader te overwegen.
Gelet op het voorgaande en de bevestiging van het vonnis, is een beslissing niet meer nodig op het verzoek om opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis “met ingang van het tijdstip waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging kan worden geplaatst in een FPA of FPK.”

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. H.A. Stalenhoef en mr. A.H. Tiemens, in tegenwoordigheid van
mr. R. Ras, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 november 2025.