ECLI:NL:GHAMS:2025:306

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
23-001468-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en bewijsuitsluiting in strafzaak met betrekking tot wapens en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1963, was beschuldigd van het voorhanden hebben van wapens en munitie in een loods te Hoofddorp. De rechtbank had eerder een vonnis uitgesproken, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd. De zaak kwam aan het licht na een bestuurlijke controle door gemeenteambtenaren, waarbij de politie assistentie verleende. Tijdens deze controle werden in een kluis vuurwapens, onderdelen van wapens en munitie aangetroffen. De verdediging voerde aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheden door de gemeenteambtenaren. Het hof concludeerde dat de verdachte wel degelijk beschikkingsmacht had over de aangetroffen wapens en dat hij zich bewust was van hun aanwezigheid. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat het voorhanden hebben van dergelijke wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid met zich meebracht. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag van € 2.290,00 aan de verdachte teruggegeven, omdat er geen verband was aangetoond met de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001468-24
datum uitspraak: 30 januari 2025
TEGENSPRAAK (279 Sv)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 19 juni 2024 in de strafzaak onder parketnummer 15-225561-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg ter terechtzitting van 11 maart 2024 gevorderde en toegewezen nadere omschrijving als bedoeld in artikel 314a Sv is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 6 september 2023 tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer een of meer wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
-een vuurwapen, van het merk Beretta, type 950 B, kaliber 6,35 mm en/of
-een vuurwapen, van het merk Walther, type PPK, kaliber 7,65 mm en/of
-twee bij dit/deze wapen(s) passende patroonmagazijnen zijnde een vuurwapen en/of essentiële onderdelen van een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij, op of omstreeks 6 september 2023 tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een wapen van categorie II, onder 3, te weten een geweer, van het merk Landmann, type JGL Automat 65-68, kaliber .22 LR zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd voorhanden heeft gehad;
3.
hij, op of omstreeks 6 september 2023 tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
-14, kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm (.25 auto) en/of
-100 kogelpatronen van het kaliber .22 Lr van het merk Remington
voorhanden heeft gehad;
4.
hij, op of omstreeks 6 september 2023 tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een of meerdere geluidsdempers, van categorie I, onder 1° of 3°, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vernietiging vonnis

Het vonnis van de rechtbank zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bespreking van het in hoger beroep gevoerde verweer tot bewijsuitsluiting

Blijkens de in het dossier aanwezige bestuurlijke rapportage is door toezichthouders van de gemeente Haarlemmermeer op 6 september 2023 een bestuurlijke controle uitgevoerd in een loods op de [adres 2]. De toezichthouders werden bij het binnentreden van de loods vergezeld door de politie. Tijdens het zoekend rondkijken werden jerrycans met een bijtend middel aangetroffen en werd, op grond van artikel 5:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een doos geopend. Daarin zat een plastic bak met een kristalvormige substantie. Daarop werd de politie ingeschakeld. Deze heeft, blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], vervolgens aan douanebeambten verzocht (o.a.) de kristallen te determineren. Het bleek ketamine te zijn. Vervolgens heeft met toestemming van de officier van justitie een doorzoeking van het pand plaatsgevonden. Ook de auto van de verdachte is doorzocht. Daarin lag een tasje met een kluissleutel. Daarmee is de in de loods aangetroffen kluis geopend. In de kluis lagen vuurwapens, onderdelen van wapens (geluidsdempers) en munitie.
De raadsvrouw heeft bepleit dat het bewijs tegen de verdachte onrechtmatig is verkregen, zodat het moet worden uitgesloten en de verdachte moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft niet benoemd om welk bewijs het gaat, maar naar het hof aanneemt is in elk geval bedoeld te wijzen op de vondst van de vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie in de kluis. Het verweer komt er in de kern op neer dat gemeenteambtenaren hun controlerende bevoegdheid hebben gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is verleend (détournement de pouvoir) en – zo begrijpt het hof – dat de politie daaraan heeft meegewerkt. Ter toelichting is aangevoerd dat de verdachte – om een aantal genoemde redenen – het vermoeden heeft dat sprake was van een ‘strafrechtelijke operatie’ onder het mom van het bestuursrecht.
Het verweer van de raadsvrouw is kennelijk een verweer op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Een beslissing tot toepassing van een rechtsgevolg als bedoeld in art. 359a Sv – waaronder bewijsuitsluiting – dient te worden genomen en gemotiveerd aan de hand van de factoren die in het tweede lid van het artikel zijn genoemd. Met het oog daarop mag van de verdediging die een beroep doet op schending van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv, worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van die factoren wordt aangegeven tot welk in art. 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. Het verweer van de raadsvrouw voldoet daar niet aan, zodat het reeds daarom niet kan slagen.
In het licht van het door de advocaat-generaal gevoerde betoog overweegt het hof nog het volgende. Uit genoemde bestuurlijke rapportage blijkt dat er onder leiding van toezichthouders van de gemeente Haarlemmermeer een bestuurlijke controle is uitgevoerd, met als doel inzage te krijgen in de aanwezige ‘bedrijfsmatigheid’ in het bedrijfspand, en te controleren of deze bedrijfsmatigheid volgens het bestemmingsplan was toegestaan. Het hof heeft in het dossier geen aanwijzing aangetroffen, noch deze gevonden in hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht, dat dit niet klopt of dat er heimelijk ongeoorloofde bijbedoelingen waren. Het is een legitiem belang van de gemeente dat bedrijfs- en andere panden overeenkomstig het bestemmingsplan worden gebruikt. Er is dus geen misbruik gemaakt van bestuursrechtelijke bevoegdheden. De advocaat-generaal heeft zich wel op het standpunt gesteld dat de politie aanvankelijk onbevoegd in het bedrijfspand in kwestie is binnengetreden, omdat – zo begrijpt het hof – onvoldoende is gemotiveerd waarom het voor een ‘goede taakvervulling redelijkerwijs nodig’ was dat de toezichthouders zich lieten ‘vergezellen’ door de politie. Dat levert een vormverzuim op. Volgens de advocaat-generaal kan, zoals ook de rechtbank in het vonnis heeft gemotiveerd, worden volstaan met de enkele constatering daarvan.
Het hof is van oordeel dat voor de beoordeling van deze zaak in het midden kan blijven of de politie aanvankelijk wel of niet bevoegd is binnengetreden, omdat als sprake zou zijn van het gestelde vormverzuim dat niet noopt tot één van de in artikel 359a, eerste lid, Sv genoemde rechtsgevolgen, omdat het hooguit kan leiden tot de enkele constatering van een vormverzuim. De ten laste gelegde vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie zijn immers pas aangetroffen nadat de officier van justitie vanwege de inmiddels ontstane verdenking van een strafbaar feit (overtreding van de Opiumwet) toestemming had gegeven voor een doorzoeking van de loods. Op grond daarvan mocht de politie ook de kluis openen waar de vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie zijn aangetroffen (wat een overtreding van de Wet wapens en munitie oplevert).

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat voor zover het hof geen aanleiding zou zien voor bewijsuitsluiting, het dossier nog steeds onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte de aangetroffen wapens, onderdelen van wapens en munitie voorhanden heeft gehad. De verdachte had ten eerste niet als enige toegang tot de kluis. Uit de schriftelijke verklaring van [getuige 1] blijkt immers dat hij in november een kluissleutel van [getuige 2] heeft gekregen, die dus kennelijk ook toegang tot de kluis had. De verdachte had [getuige 2] gevraagd de kluis af te voeren. Bovendien was de verdachte op het moment van de doorzoeking niet de huurder van de betreffende loods Voor het aantreffen van zijn DNA op een aantal wapens en onderdelen daarvan heeft de verdachte een verklaring gegeven. De verdachte stelt dat zijn DNA door secundaire overdracht op de wapens terecht gekomen kan zijn.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
Op 6 september 2023 is tijdens de doorzoeking van een loods, waarvan de verdachte jarenlang huurder is geweest, een kluis aangetroffen. Op het moment dat de verbalisanten in de richting van het pand kwamen aanrijden reed de verdachte ook het terrein op en parkeerde zijn auto voor de betreffende loods. De verdachte was in het bezit van zowel een sleutel van de loods als – in zijn auto – een sleutel van de kluis. De in de loods aangetroffen kluis was op slot. De kluis is geopend met de sleutel van de verdachte. In deze kluis bleken wapens, onderdelen van wapens en munitie te liggen. De verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen kluis van hem is geweest en ook de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben in gelijke zin verklaard. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de kluis van de verdachte of van getuige [getuige 3] was. [getuige 2] heeft ook verklaard zelf geen sleutel van de kluis in zijn bezit te hebben (gehad). Verder heeft hij verklaard geen wetenschap te hebben van de inhoud van de kluis. De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de kluis aan de verdachte toebehoorde en dat alleen de verdachte toegang had tot deze kluis. Ook de getuige [getuige 3] heeft verklaard geen toegang te hebben tot de kluis en geen wetenschap te hebben van de inhoud van de kluis.
Daarnaast is uit de ‘Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek’ gebleken dat de DNA-(hoofd)profielen van celmateriaal dat is aangetroffen op de wapens, de onderdelen van wapens en de munitie, afkomstig uit de kluis, matchen met het DNA-profiel van de verdachte. Voor alle aangetroffen DNA-(hoofd)profielen geldt dat de frequentie kleiner is dan 1 op 1 miljard. Het hof gaat er daarom vanuit dat de verdachte de donor is van het aangetroffen sporenmateriaal. De verdachte stelt dat zijn DNA op een andere manier op de wapens terecht gekomen kan zijn, bijvoorbeeld doordat de wapens omwikkeld waren in één of meer oude doeken, die na het jarenlange gebruik van de loods zijn achtergebleven, en die hij waarschijnlijk meermaals in handen heeft gehad. Het hof gaat aan dat standpunt voorbij, omdat het niet verder reikt dan de enkele suggestie van een theoretische mogelijkheid waarvan de aannemelijkheid onvoldoende is onderbouwd en waarvoor geen aanknopingspunten zijn te vinden in het dossier.
Het hof is van oordeel dat voornoemde omstandigheden redengevend zijn voor het bewijs dat de verdachte de beschikkingsmacht had over de wapens, de onderdelen van wapens en munitie afkomstig uit de kluis, en concludeert dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid hiervan. Het betoog van de raadsvrouw, dat de verdachte geen beschikkingsmacht had over de wapens, slaagt dus niet. Dat brengt – in het licht van al het bovenstaande en hetgeen overigens blijkt uit de bewijsmiddelen – mee dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 september 2023 te Hoofddorp wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool van het merk Beretta, type 950 B, kaliber 6,35 mm en
- een pistool van het merk Walther, type PPK, kaliber 7,65 mm en
- bij deze wapens passende patroonmagazijnen,
zijnde een vuurwapen of hulpstuk van een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 6 september 2023 te Hoofddorp een wapen van categorie II, onder 3, te weten een geweer, van het merk Landmann, type JGL Automat 65-68, kaliber .22 LR, zijnde een vuurwapen dat zodanig was gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 6 september 2023 te Hoofddorp munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten - 14 kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm (.25 auto) en
- 100 kogelpatronen van het kaliber .22 Lr van het merk Remington
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 6 september 2023 te Hoofddorp geluidsdempers, van categorie I, onder 3°, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest en bezien in het licht van de hiervoor gegeven bewijsoverweging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feiten 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee pistolen, drie bijpassende patroonmagazijnen, een (demontabel) geweer, veertien kogelpatronen, honderd kogelpatronen en twee geluidsdempers. Het voorhanden hebben van dergelijke goederen brengt een volstrekt onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. Tegen het ongecontroleerde bezit van wapens, onderdelen daarvan en munitie dient dan ook streng te worden opgetreden.
Het hof heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 6 januari 2025 waaruit blijkt dat hij, zij het langer geleden, meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten tot lange gevangenisstraffen. Hoewel het hof hierin mede reden ziet om een hogere straf op te leggen dan door de rechtbank is gedaan, gaat het hof hiertoe niet over, mede gelet op de vordering van de advocaat-generaal.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden.

Beslag

Onder de verdachte is een geldbedrag van € 2.290,00 in beslag genomen en niet teruggegeven. Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het in beslag genomen geld moet worden teruggegeven aan de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat er een verband bestaat tussen dit geld en de bewezenverklaarde feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 2290 EUR (omschrijving: PL1100-2023192066-G1523693, IBG 08-09-2023).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. J.L. Bruinsma en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 januari 2025.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.