ECLI:NL:GHAMS:2025:2954

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
200.350.857/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uittredingsverzoek en uitstotingsverzoek in vennootschapsrechtelijke geschillen tussen aandeelhouders en vennootschappen

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen ClimaLevel Holding B.V. en United Zero B.V. over de uittreding van aandeelhouders. ClimaLevel Holding B.V. en een minderheidsaandeelhouder hebben verzocht om hun aandelen over te dragen aan United Zero B.V. De Ondernemingskamer oordeelt dat de verhoudingen tussen de partijen duurzaam zijn verstoord en dat het voortduren van het aandeelhouderschap voor ClimaLevel Holding B.V. niet meer van hen kan worden gevergd. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de gedragingen van United Zero B.V. hebben geleid tot een crisis binnen de vennootschappen, wat de uittreding van ClimaLevel Holding B.V. rechtvaardigt. De Ondernemingskamer heeft ook geoordeeld dat de prijsbepaling voor de aandelen moet worden gebaseerd op de eerder overeengekomen Rekenmethode, maar dat er aanleiding is voor een billijke verhoging van de prijs. De zaak is aangehouden voor een nadere mondelinge behandeling om de prijsbepaling en andere samenhangende vorderingen te bespreken.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.350.857/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 23 oktober 2025
inzake het uittredingsverzoek
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLIMALEVEL HOLDING B.V.,
gevestigd te Wilbertoord,
2.
[minderheidsaandeelhouder],
wonende te Erp,
VERZOEKERS,
advocaten:
mr. P.M.N. Verloopen
mr. H.C. Kok, kantoorhoudende te Amersfoort,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNITED ZERO B.V.
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. A.G.J. van Rinsumen
mr. Y. Borrius, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLIMALEVEL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Wilbertoord,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Comfort & Warmte X B.V.] ,
gevestigd te Wilbertoord,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. A.G.J. van Rinsumen
mr. Y. Borrius, kantoorhoudende te Amsterdam,
inzake het uitstotingsverzoek
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNITED ZERO B.V.
gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. A.G.J. van Rinsumen
mr. Y. Borrius, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLIMA LEVEL HOLDING B.V.,
gevestigd te Wilbertoord,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. P.M.N. Verloopen
mr. H.C. Kok, kantoorhoudende te Amersfoort,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLIMALEVEL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Wilbertoord,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Comfort & Warmte X B.V.] ,
gevestigd te [plaats] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. A.G.J. van Rinsumen
mr. Y. Borrius, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
[minderheidsaandeelhouder],
wonende te [plaats] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. P.M.N. Verloopen
mr. H.C. Kok, kantoorhoudende te Amersfoort.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • ClimaLevel Holding B.V. als Holding;
  • W.J.M. [DGA] als [DGA] ;
  • [minderheidsaandeelhouder] als [minderheidsaandeelhouder] en tezamen met Holding als Holding c.s.;
  • ClimaLevel Nederland B.V. als CL;
  • [Comfort & Warmte X B.V.] als C&W en tezamen met CL als de Vennootschappen; en
  • United Zero B.V. als United Zero;
  • United Zero tezamen met de Vennootschappen als United Zero c.s.

1.De zaak in het kort

1.1
Holding en [minderheidsaandeelhouder] houden samen 49% van de aandelen in ieder van de Vennootschappen. De rest van de aandelen is sinds mei 2023 in handen van United Zero, dat sindsdien ook enig bestuurder van de Vennootschappen is. In mei 2023 heeft Holding 51% van de aandelen in ieder van de Vennootschappen verkocht en geleverd aan United Zero, een investeringsmaatschappij, met de afspraak dat de resterende aandelen van Holding in de Vennootschappen in vier jaarlijkse tranches (in 2024, 2025, 2026 en 2027) ook aan United Zero zullen worden overgedragen tegen een prijs, gebaseerd op een ondernemingswaarde van 3,2 maal de gemiddelde EBITDA volgens de jaarrekeningen over de drie boekjaren voorafgaand aan de verkoop van de desbetreffende tranche. United Zero kreeg in mei 2023 ook een call-optie op het aandelenbelang van [minderheidsaandeelhouder] in de Vennootschappen tegen de hiervoor genoemde prijs, uit te oefenen na de vaststelling van de jaarrekeningen over 2026. Overeengekomen werd dat United Zero enig bestuurder van de Vennootschappen zou worden en dat Holding op basis van een managementovereenkomst met CL werkzaam zou blijven voor de Vennootschappen als technisch directeur. [minderheidsaandeelhouder] was en is werknemer van de Vennootschappen. Holding en [minderheidsaandeelhouder] hebben zich verder aan een concurrentie- en relatiebeding gebonden jegens United Zero. De drie aandeelhouders beoogden met hun gezamenlijke inspanningen de Vennootschappen te laten (door)groeien.
1.2
De beoogde groei van de Vennootschappen is niet tot stand gekomen. Integendeel: volgens de conceptjaarrekening over 2024 is de gezamenlijke EBITDA van de Vennootschappen in 2024 gedaald van € 432.614 in 2023 naar € 122.272 in 2024. In het laatste kwartaal van 2023 zijn spanningen ontstaan tussen Holding en United Zero, die daarna verder zijn opgelopen. Zij maakten elkaar over en weer verwijten, waarbij [minderheidsaandeelhouder] zich in de loop van 2024 geschaard heeft aan de zijde van Holding. United Zero heeft in november 2024 namens CL de managementovereenkomst met Holding opgezegd en [minderheidsaandeelhouder] heeft zich, eveneens in november 2024, ziekgemeld. United Zero is eind 2024 in gebreke gebleven met de afname van de eerste tranche aandelen van Holding wegens onvoldoende financiële middelen.
1.3
Holding en [minderheidsaandeelhouder] vragen de Ondernemingskamer in deze procedure onder meer United Zero te veroordelen om hun aandelen over te nemen. United Zero wil, omgekeerd, dat Holding wordt gedwongen om haar aandelen aan United Zero over te dragen. Tussen partijen is onder meer in geschil of bij de prijsbepaling van de aandelen de hiervoor genoemde – tussen partijen overeengekomen – formule voor de bepaling van de koopprijs moet worden gehanteerd en of een billijke verhoging moet worden toegepast als bedoeld in artikel 2:343 lid 3 BW. Daarnaast spelen er geschillen tussen partijen over de (nakoming) van de in mei 2023 tussen hen gesloten overeenkomsten, zoals over het concurrentie- en relatiebeding, en over de afwikkeling van de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen Holding en de Vennootschappen.
1.4
De Ondernemingskamer acht het uittredingsverzoek van Holding c.s. toewijsbaar omdat, kort gezegd, het mislukken van de beoogde samenwerking in de Vennootschappen, de verstoorde verhoudingen tussen partijen en de huidige (financiële) crisis in de onderneming in overwegende mate te wijten zijn aan United Zero. Volgens de Ondernemingskamer moet de genoemde formule bij de prijsbepaling van de aandelen tot uitgangspunt worden genomen en is een billijke verhoging van de prijs op zijn plaats. Ook worden de samenhangende vorderingen deels al door de Ondernemingskamer beoordeeld.

2.Het verloop van het geding

2.1
Holding c.s. hebben bij verzoekschrift van 6 februari 2025, zoals gewijzigd bij akte van 24 april 2025, de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
primair: te bevelen dat de door Holding c.s. gehouden aandelen in CL en C&W door United Zero dienen te worden overgenomen, een deskundige te benoemen om over de prijs van de betreffende aandelen te berichten en vervolgens deze prijs vast te stellen en daarbij een billijke verhoging toe te passen en United Zero te veroordelen deze prijs, vermeerderd met wettelijke rente, aan Holding c.s. te betalen;
subsidiair: een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van CL en C&W en één of meer personen te benoemen teneinde dit onderzoek te verrichten;
primair en subsidiair, als samenhangende vorderingen
a. CL te veroordelen tot betaling aan Holding van de managementvergoeding van €162.845,99 (inclusief btw), plus bonus van € 15.000, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 18 november 2024;
b. artikel 10 van de hierna te noemen koopovereenkomst en artikel 7 van de hierna te noemen aandeelhoudersovereenkomst te vernietigen, althans zodanig te wijzigen dat Holding c.s. niet meer gebonden zijn aan enig concurrentie- en relatiebeding, dan wel de gevolgen van deze bedingen te matigen;
c. United Zero, CL en C&W te gebieden artikel 6.1 van de aandeelhoudersovereenkomst na te komen uiterlijk binnen twee weken na het geven van de beschikking, op straffe van verbeurte van dwangsommen;
d. United Zero te gebieden de verkoperslening van € 50.000 aan Holding te voldoen, vermeerderd met 5% rente vanaf 1 januari 2025;
e. CL te gebieden zorg te dragen voor afwikkeling van de rekening-courantverhouding tussen Holding en CL, per ultimo 2023 een bedrag groot € 136.208, binnen twee weken na het geven van de beschikking, waarna het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
f. CL dan wel C&W te veroordelen tot het voldoen van de vordering van Holding op CL en/of C&W van € 31.097 “ter zake enige belastingverplichting”, uiterlijk binnen twee weken na het geven van de beschikking, waarna het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
4. primair en subsidiair, als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure
a. United Zero te schorsen als bestuurder van CL en C&W en een derde persoon te benoemen tot bestuurder van deze vennootschappen;
b. het stemrecht op de door United Zero gehouden aandelen in CL en C&W te schorsen;
c. United Zero te veroordelen in de kosten van de procedure, inclusief de kosten van de deskundige.
2.2
United Zero c.s. hebben bij verweerschrift van 3 april 2025 de Ondernemingskamer verzocht Holding c.s. niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek, dan wel dit af te wijzen, met veroordeling van Holding c.s. in de proceskosten. Zij hebben de Ondernemingskamer daarnaast, in een zelfstandig tegenverzoek, zoals gewijzigd bij akte van 1 mei 2025, verzocht om, samengevat,
primair: te bevelen dat de door Holding gehouden aandelen in de Vennootschappen dienen te worden overgedragen aan United Zero tegen betaling door United Zero van een prijs conform de door Talanton opgestelde notitie, althans een deskundige te benoemen om over de prijs te berichten en vervolgens deze prijs vast te stellen;
subsidiair, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de Vennootschappen en één of meer personen te benoemen teneinde dit onderzoek te verrichten;
primair en subsidiair, als samenhangende vorderingen
a. Holding te veroordelen tot betaling van € 39.450 aan CL, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2024, althans 28 februari 2024,
b. Holding te veroordelen tot betaling van € 34.906,69 aan C&W, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2025,
c. Holding te veroordelen tot betaling van € 19.040 aan CL, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2025;
d. Holding te veroordelen tot betaling van € 190.681 aan CL, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023;
e. Holding te veroordelen tot betaling van € 12.642 aan C&W, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2023;
f. Holding te veroordelen tot opheffing van alle beslagen;
4. en Holding c.s. te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder de kosten van de deskundige.
2.3
Holding c.s. hebben bij verweerschrift van 22 april 2025 de Ondernemingskamer verzocht United Zero c.s. niet-ontvankelijk te verklaren in hun zelfstandig tegenverzoek, dan wel dit af te wijzen en United Zero te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder de kosten van de deskundige.
2.4
De verzoeken zijn behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 1 mei 2025. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en onder overlegging van tevoren toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
2.5
Op verzoek van partijen is de zaak vervolgens aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te beproeven onder leiding van een door de Ondernemingskamer aan partijen voorgestelde mediator. De mediation heeft niet geleid tot een minnelijke regeling. Partijen hebben ten slotte uitspraak gevraagd.

3.Feiten

3.1
[DGA] heeft de onderneming van de Vennootschappen aanvankelijk als een eenmanszaak gedreven. In 2007 heeft hij Holding opgericht, waarvan hij sindsdien enig bestuurder en enig aandeelhouder is. Holding heeft in 2007 CL opgericht en in 2008 C&W. Holding hield aanvankelijk alle aandelen in beide vennootschappen (tezamen hierna weer: de Vennootschappen) en was ook hun enig bestuurder.
3.2
In 2013 heeft Holding 4,99% van haar aandelen in het kapitaal van de Vennootschappen verkocht aan [minderheidsaandeelhouder] , destijds – en nog steeds – een werknemer van de Vennootschappen met een leidinggevende functie. [minderheidsaandeelhouder] heeft een chronische ziekte. Hij is voor de Vennootschappen werkzaam krachtens de zogenaamde vangnetregeling, die erop neerkomt dat het UWV het salaris van [minderheidsaandeelhouder] doorbetaalt als hij ziek wordt, terwijl dit zonder de regeling door de werkgever betaald zou moeten worden.
3.3
De Vennootschappen houden zich bezig met installatie van warmte- en klimaatsystemen. CL is gespecialiseerd in de vervaardiging van complexere, duurzame klimaat- en lichtbehandelingssystemen. C&W is gespecialiseerd in de installatie en onderhoud van cv-ketels en warmtepompen.
3.4
In 2022 zijn Holding c.s. op zoek gegaan naar een kandidaat die de vennootschappen zou kunnen overnemen om de onderneming te kunnen laten doorgroeien naar een hogere omzet. Die stap was ook ingegeven om het pensioen van [DGA] te verzilveren. In mei 2022 zijn zij in contact gekomen met United Zero.
3.5
United Zero is een in 2021 opgerichte investeringsmaatschappij binnen de installatiebranche, die uitdraagt dat zij een zogenoemde
buy-and-build-strategie heeft. [bestuurder 1] en [bestuurder 2] zijn, via persoonlijke houdstervennootschappen, de indirecte bestuurders van United Zero. Zij zijn eveneens indirect aandeelhouders van United Zero, naast Hooibrug Participatiemaatschappij B.V. (hierna: Hooibrug). Hooibrug financiert United Zero ook met vreemd vermogen op grond van de hierna te vermelden overeenkomst van geldlening. United Zero heeft één andere deelneming, De Wijnbergen Technisch Installatiebedrijf B.V. (hierna: De Wijnbergen), waarvan United Zero alle aandelen houdt.
3.6
In mei 2022 zijn gesprekken gestart tussen Kharpatoe en Hendrix enerzijds en [DGA] anderzijds. In mei 2022 heeft Holding aan United Zero een informatiememorandum over de Vennootschappen verstrekt en in augustus 2022 een presentatie inclusief – op verzoek van United Zero – een prognose (beide opgesteld door Dutch Dream B.V., de verkoopadviseur van Holding). In de prognose wordt een groei van de EBITDA van de Vennootschappen voorzien van € 292.630 in 2022 naar € 485.211 in 2023, 458.821 in 2024 en € 580.097 in 2025. United Zero heeft vervolgens in november 2022 een door haar opgesteld plan van aanpak aan Holding verstrekt, met daarin een aantal uitgangspunten, acties en een planning, en een
non binding offervan 30 november 2022 met daarin een totale overnameprijs van € 689.952, waarvan ongeveer de helft direct te betalen voor de eerste 51% van de aandelen en de rest pas in 2024, 2025, 2026 en 2027, bij de overdracht van de resterende aandelen van Holding. Bij e-mail van 23 december 2022 heeft de verkoopadviseur van Holding aan United Zero geschreven dat Holding een vorm van (verhaals)zekerheid verlangt van United Zero “
dat de betalingen voor de opvolgende tranches van aandelen daadwerkelijk zullen plaatsvinden”. De verkoopadviseur schreef verder:
“Verkoper wil uitsluitend een deal doen als koper een voor verkoper bevredigende vorm van zekerheid biedt (koper is inmiddels een nieuw fonds zonder enige verhaalsmogelijkheden, en verkrijgt op closing tegen een zeer gunstige prijs een meerderheidsbelang). Wij ontvangen graag een serieus voorstel voor (zakelijke) zekerheid.”
3.7
Op 24 januari 2023 heeft United Zero aan Holding een kopie verstrekt van een mezzanine geldlening van 7 november 2022 tussen haar en Hooibrug. Op de voorpagina van de kopie heeft United Zero handgeschreven vermeld: “
Zekerheidsstelling t.b.v. toekomstige overname aandelen Climalevel Nederland”, met daaronder de handtekeningen van haar bestuurders. Blijkens dit document hebben Hooibrug, als geldgever, en United Zero, als geldnemer, een mezzanine leningsovereenkomst gesloten op basis waarvan United Zero aanspraak kan maken op een geldlening van in totaal € 1.500.000 (hierna: de mezzaninelening), door Hooibrug op verzoek van United Zero ter beschikking te stellen in tranches van minimaal € 100.000, in veelvoud van € 50.000.
3.8
Op 31 januari 2023 hebben Holding en United Zero een intentieovereenkomst ondertekend.
3.9
Op 26 mei 2023 zijn vervolgens de volgende overeenkomsten ondertekend:
- een koopovereenkomst tussen Holding, [DGA] en United Zero betreffende de aandelen van Holding in de Vennootschappen (hierna: de koopovereenkomst);
- een managementovereenkomst tussen Holding en CL (hierna: de managementovereenkomst);
- twee gelijkluidende aandeelhoudersovereenkomsten (voor ieder van de Vennootschappen één) tussen United Zero, Holding, [minderheidsaandeelhouder] , [DGA] en ieder van de Vennootschappen (hierna in enkelvoud: de aandeelhoudersovereenkomst);
- een overeenkomst van geldlening tussen United Zero en Holding op grond waarvan Holding aan United Zero een (verkopers)lening van € 50.000 verstrekt (hierna: de verkoperslening);
- een overeenkomst van geldlening tussen de Vennootschappen, Holding en [minderheidsaandeelhouder] op basis waarvan de Vennootschappen de dividenduitkeringen over 2022 aan Holding en [minderheidsaandeelhouder] verschuldigd blijven (hierna: de dividendlening);
- een overeenkomst van geldlening tussen CL en Holding op basis waarvan CL het bedrag van € 68.000 waarvoor Holding een voorraad heeft voorgefinancierd aan Holding schuldig blijft (hierna: de voorraadlening).
De koopovereenkomst
3.1
In de koopovereenkomst heeft Holding 51% van haar aandelen in de Vennootschappen verkocht aan United Zero voor de prijs van € 326.099. Holding en United Zero zijn verder overeengekomen dat de overige aandelen van Holding in de Vennootschappen in vier jaarlijkse tranches “zullen worden verkocht” en geleverd aan United Zero:
- een eerste tranche van 13% na de vaststelling van de jaarrekening over 2023,
- een tweede tranche van 12% na de vaststelling van de jaarrekening over 2024,
- een derde tranche van 12% na de vaststelling van de jaarrekening over 2025,
- en de laatste tranche van 7,01% na de vaststelling van de jaarrekening over 2026.
De koopprijs van ieder van deze tranches wordt in de koopovereenkomst bepaald op een (met de genoemde percentages) evenredig deel van de waarde van alle aandelen, waarbij de waarde van alle aandelen wordt bepaald op:
(3,2 x de gemiddelde EBITDA over de drie voorafgaande boekjaren) minus de netto-schuld van de Vennootschappen (als in de koopovereenkomst nader gedefinieerd).
Deze prijsbepalingsmethode zal hierna de Rekenmethode worden genoemd.
3.11
United Zero dient ingevolge de koopovereenkomst binnen 10 werkdagen na vaststelling van de relevante jaarrekeningen van de Vennootschappen, doch uiterlijk 1 juni van het bewuste boekjaar, een voorstel voor de koopprijs van de desbetreffende aandelentranche te doen, waarover indien nodig in overleg getreden kan worden. Tot zekerheid voor de nakoming van haar verplichting tot betaling van de koopprijs voor de resterende tranches heeft United Zero zich verplicht een trekkingsverzoek te doen onder de mezzaninelening indien en voor zover zij niet in staat is om de betreffende koopprijs te voldoen (artikel 4.7).
3.12
De koopovereenkomst voorziet er verder in dat Holding aftreedt als bestuurder en United Zero wordt benoemd als bestuurder en dat Holding een stemrechtloos winstaandeel krijgt, wat blijkens de aandeelhoudersovereenkomst gedurende vijf jaar recht geeft op een preferent dividend van 30%. De koopovereenkomst verplicht tot slot tot het aangaan van de managementovereenkomst, de aandeelhoudersovereenkomst, de verkoperslening, de dividendlening en de voorraadlening.
De managementovereenkomst
3.13
De managementovereenkomst geeft Holding recht op een managementvergoeding van € 85.000 exclusief btw per jaar, exclusief een bonus van € 15.000 per jaar, te ontvangen wanneer de gebudgetteerde resultaten worden behaald (artikel 2.1). De overeenkomst bevat verder een geheimhoudingsbeding: United Zero en Holding zullen de informatie die zij met betrekking tot elkaar ontvangen in verband met de uitvoering, het bestaan en de inhoud van de managementovereenkomst niet aan derden openbaren tenzij het informatie van algemene bekendheid betreft of openbaarmaking op grond van de wet of een reglement verplicht is (artikel 5).
3.14
De duur en de opzegging van de managementovereenkomst zijn geregeld in artikel 1.3 en 1.4. Artikel 1.3 bepaalt, geparafraseerd, dat de overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en door beide partijen kan worden opgezegd tegen 31 mei 2026 (met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden). CL kan de overeenkomst voor die tijd niettemin met onmiddellijke ingang beëindigen, maar dan dient zij de managementvergoeding door te betalen tot en met 26 mei 2026. Vervolgens bepaalt artikel 1.4 dat CL de managementovereenkomst door middel van een schriftelijke verklaring met onmiddellijke ingang kan beëindigen in de volgende gevallen:

a.
indien de handelingen en/of het gedrag van[Holding of [DGA] ]
mutatis mutandis kunnen worden aangemerkt als (a) redenen als bedoeld in artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek (ontslag wegens dringende reden) dan wel (b) een redelijke grond als genoemd in artikel 7:669 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek;
b. indienHolding]
enige verplichting onder deze Overeenkomst niet nakomt en deze niet nakoming nog voortduurt nadat 30 kalenderdagen zijn verstreken vanaf het moment waarop de Vennootschap[Holding]
daarvan schriftelijk in gebreke hebben gesteld;
c. indienHolding]
failliet wordt verklaard;
d. indienHolding]
wordt ontbonden;
e. indien op[DGA] ]
de wettelijke schuldsanerinq natuurlijke personen (WSNP) van toepassing wordt verklaard;
f. indien[DGA] ]
(direct of indirect) niet langer enig bestuurder en/of enig aandeelhouder is van[Holding]. ”
De aandeelhoudersovereenkomst
3.15
De aandeelhoudersovereenkomst bevat voor zover relevant de volgende bepalingen:
- Het is de aandeelhouders van de Vennootschappen (United Zero en Holding c.s.) verboden om zonder toestemming van United Zero hun aandelen te vervreemden binnen vijf jaar na de toetreding van United Zero (de
lock up-bepaling, artikel 4.1).
- United Zero kan Holding c.s. verplichten hun aandelen (mee) te verkopen aan een derde onder dezelfde voorwaarden als United Zero (de
drag along-bepaling, artikel 4.4). Daarnaast is een
tag along-bepaling ten gunste van iedere aandeelhouder opgenomen, voor het geval een aandeelhouder zijn aandelen (gedeeltelijk) verkoopt (artikel 4.5).
- United Zero heeft een call-optie op de aandelen van [minderheidsaandeelhouder] , uit te oefenen na vaststelling van de jaarrekening over het boekjaar 2026, tegen de prijs volgens de Rekenmethode (de
call-optie, artikelen 4.7 tot en met 4.11).
- Voor Holding, [DGA] en [minderheidsaandeelhouder] geldt een concurrentie- en relatiebeding. Dat houdt, kort gezegd, in dat zij zich jegens United Zero verplichten om gedurende de periode dat zij aandelen houden en een periode van drie jaar daarna (i) niet betrokken te zijn bij een onderneming die met de Vennootschappen concurreert, (ii) geen klanten, afnemers, leveranciers en andere relaties van de Vennootschappen te bewegen of trachten te bewegen hun relatie met de Vennootschappen te wijzigen op een voor de Vennootschappen nadelige wijze en (iii) niet personen werkzaamheden te laten verrichten die minder dan drie jaar daarvoor werkzaamheden voor de Vennootschappen hebben verricht. Het concurrentie- en relatiebeding is versterkt met een boetebeding (artikel 7).
- De Vennootschappen moeten uiterlijk twee maanden voor het einde van het boekjaar een businessplan opstellen voor het daaropvolgende boekjaar en dit voorleggen aan de algemene vergadering, die het moet goedkeuren. Het businessplan bevat in ieder geval mededelingen omtrent het budget, de verwachte omzet en investeringen, het beleid inzake personeel, de wijze van financiering, de verwachte financieringsbehoefte, de verwachte resultaten voor het nog lopende boekjaar en de periode waarop het businessplan betrekking heeft (artikel 5.1).
- De Vennootschappen verstrekken de aandeelhouders binnen vijf maanden na ieder boekjaar de door de accountant van de Vennootschappen gecontroleerde jaarrekening over het boekjaar (artikel 5.2).
- De aandeelhouders spannen zich ervoor in dat [DGA] wordt ontslagen uit de door hem aan de Rabobank verstrekte “garantstelling” in het kader van de tot de Vennootschappen ter beschikking staande kredietfaciliteit. Met “garantstelling” is bedoeld de derdenhypotheken die [DGA] op zijn woning en een bedrijfspand heeft verstrekt aan Rabobank voor al hetgeen de Vennootschappen aan Rabobank (op enig moment) verschuldigd (zullen) zijn. [DGA] heeft een regresrecht op United Zero voor 50% van de door hem aan Rabobank uit hoofde van de “garantstelling” betaalde bedragen (artikel 6.1).
- Met betrekking tot het dividendbeleid over de boekjaren 2023 tot en met 2027 is bepaald dat 30% van de totale winst, met inachtneming van artikel 2:216 BW, aan Holding zal worden uitgekeerd als houder van het preferente winstaandeel, en dat de resterende 70% zal worden toegevoegd aan de reserves ten behoeve van in de businessplannen uit te werken investeringen. Het winstaandeel van Holding zal na de uitkering van de winst over 2027 om niet door de Vennootschappen worden ingekocht (artikel 6.5 en 6.6).
De overeenkomsten van geldlening
3.16
Op grond van de verkoperslening is United Zero € 50.000 van de initiële koopprijs (van € 326.099) aan Holding schuldig gebleven, tegen een rente van 5% per jaar, per kwartaal te voldoen. Overeengekomen is dat United Zero de hoofdsom uiterlijk op 26 mei 2027 moet terugbetalen of bij een volledige vervreemding van (nagenoeg) alle aandelen in het kapitaal van de Vennootschappen of van (nagenoeg) alle activa van de Vennootschappen.
3.17
In de overeenkomst betreffende de dividendlening is bepaald dat CL en C&W de dividendbedragen over 2022 die zij aan Holding (respectievelijk € 190.681,27 en € 12.642,03) en [minderheidsaandeelhouder] (respectievelijk € 10.014,73 en € 663,97) dienen te betalen ten titel van geldlening verschuldigd blijven; en dat de Vennootschappen deze bedragen zo snel mogelijk en uiterlijk op 26 mei 2024 zullen voldoen, waarbij de rente van 5% op jaarbasis aan de hoofdsom wordt toegevoegd.
3.18
In de overeenkomst betreffende de voorraadlening is bepaald dat CL het bedrag van € 68.000 dat Holding van haar te vorderen heeft wegens voorgefinancierde voorraad aan Holding schuldig blijft ten titel van geldlening; en dat CL dit bedrag zo snel mogelijk en uiterlijk op 26 mei 2024 zal voldoen, waarbij de rente van 5% op jaarbasis aan de hoofdsom wordt toegevoegd.
Gebeurtenissen na de toetreding van United Zero
3.19
Vanaf het najaar van 2023 is in toenemende mate wrijving tussen United Zero en [DGA] en een verschil van mening over ieders rol in de onderneming ontstaan. Zo was [DGA] teleurgesteld over de inzet van de zijde van United Zero en, meer in het bijzonder, over het (wat hem betreft) uitblijven van voldoende initiatieven van de zijde van United Zero om de onderneming te laten groeien. United Zero meende dat bij [DGA] onwil bestond om zich aan de nieuwe verhoudingen aan te passen. Verder verweet zij [DGA] dat deze voor onrust in de onderneming zorgde door het personeel te informeren over vertrouwelijke onderwerpen die tussen de aandeelhouders waren besproken. [DGA] is vanaf begin 2024 gaan aandringen op betalingen onder de dividendlening en de voorraadlening en nakoming van artikel 6.1 van de aandeelhoudersovereenkomst, opdat Rabobank de derdenhypotheken van [DGA] zou kunnen vrijgeven. Dat vond United Zero prematuur en leidde bij haar tot irritatie, vooral nadat [DGA] in april 2024 bij Hooibrug navraag had gedaan of zij aan United Zero een mezzaninelening had verstrekt.
3.2
Vanaf begin 2024 hebben de Vennootschappen De Wijnbergen wel eens ingeschakeld bij het uitvoeren van projecten. Besluitvorming in de algemene vergadering heeft daarover niet plaatsgevonden.
3.21
Bij e-mail van 26 mei 2024 heeft Holding ( [DGA] ) United Zero in gebreke gesteld voor de nakoming van de betalingen die United Zero uiterlijk op 26 mei 2024 moest verrichten (vermeld in 3.17 en 3.18). In diezelfde e-mail heeft Holding ( [DGA] ) zijn zorgen geuit over vanuit CL “zonder toestemming” verrichte betalingen.
3.22
In reactie hierop hebben de Vennootschappen op 29 mei 2024 aan Holding de betalingen verricht uit hoofde van de dividendlening en de voorraadlening, inclusief rente.
3.23
Bij e-mail van 29 mei 2024 heeft United Zero aan [DGA] gevraagd om aangelegenheden die tussen United Zero en Holding spelen niet (langer) met mensen op de werkvloer te delen. [DGA] heeft in een reactie op die e-mail onder meer geschreven:
“Laat mij maar weten wat jullie voor al mijn aandelen willen betalen of zeg wat jullie voor je aandelen willen hebben.”
3.24
Aansluitend hebben tot begin september 2024 gesprekken plaatsgevonden tussen United Zero en [DGA] , deels onder leiding van een bemiddelende derde (een functionaris van Hooibrug), met als doel samenwerking in de Vennootschappen alsnog mogelijk te maken. Volgens United Zero hebben die gesprekken geresulteerd in de afspraak dat [DGA] een maand lang zijn werkzaamheden zou staken en niet op kantoor zou verschijnen (een time-out). [DGA] betwist deze afspraak.
3.25
Tussen 15 januari 2024 en 30 september 2024 heeft CL € 149.579,42 naar United Zero overgemaakt, waaronder negen betalingen van € 7.300 wegens aflossing en rente voor een lening van € 300.000 die United Zero vlak voor het sluiten van de koopovereenkomst was aangegaan met Voordegroei B.V. , en een totaalbedrag van € 23.264,46 met als omschrijving “rekening-courant”. Tussen 31 januari 2024 en 29 mei 2024 zijn er tussen CL en De Wijnbergen ook diverse betalingen verricht met als omschrijving “rekening-courant”. Het saldo van deze betalingen is een bedrag van € 5.000 dat van CL naar De Wijnbergen is overgemaakt.
3.26
In juli 2024 heeft United Zero de accountant van de Vennootschappen vervangen door een andere accountant; op dat moment waren de jaarrekeningen over 2023 nog niet vastgesteld en de jaarrekeningen over 2022 nog niet gedeponeerd.
3.27
Eveneens in juli 2024 werden de Vennootschappen geconfronteerd met acute liquiditeitsproblemen. Daaraan droeg bij dat er een achterstand in het factureren was voor een bedrag van € 175.000 - € 200.000.
3.28
Op 12 augustus 2024 hebben C&W en CL dwangbevelen ontvangen van de belastingdienst met betrekking tot achterstallige betalingen van de loonheffingsaanslagen van april 2024, van respectievelijk € 4.392 en € 8.033. Ook leveranciers bleven onbetaald, met als gevolg dat zij (althans een aantal van hen) nog slechts bereid waren te leveren na betaling. Tussen (in ieder geval) oktober en december 2024 hebben de Vennootschappen verschillende klachten ontvangen over het uitblijven van betalingen door de Vennootschappen, het niet (kunnen) krijgen van contact en het uitblijven van beloofde oplossingen.
3.29
Ook is in toenemende mate onrust op de werkvloer ontstaan, met als uiteindelijk gevolg dat van de tien werknemers die in mei 2023 voor de Vennootschappen werkten, er drie ontslag hebben genomen en er (inclusief [minderheidsaandeelhouder] ) drie ziek thuis zijn komen te zitten. United Zero heeft de vacante posities (deels) weer ingevuld.
3.3
Op 26 augustus 2024 waren de concept-jaarrekeningen over 2023 gereed en heeft United Zero een voorstel van € 113.975 gedaan aan Holding voor de koopprijs van de eerste tranche van 13% van de aandelen in de Vennootschappen:.
3.31
In de week van 9 september 2024 is [DGA] op kantoor verschenen. Daarop heeft United Zero bij brief van 13 september 2024 Holding ( [DGA] ) verboden om verdere werkzaamheden uit hoofde van de managementovereenkomst te verrichten of op het werk te verschijnen. United Zero heeft tevens kenbaar gemaakt over te zullen gaan tot beëindiging van de managementovereenkomst als zij en Holding ( [DGA] ) niet tot een minnelijke regeling, zoals een exit, komen. Als toelichting op de schorsing werd gegeven dat [DGA] zich niet aan de time-out had gehouden. Verder werd aan [DGA] verweten personeelsleden te hebben geïnformeerd over het gesprek dat hij de week daarvoor met United Zero had gevoerd. Geschreven werd tot slot:
“We kunnen niet tolereren dat je je, ondanks herhaalde verzoeken, niet aan de gemaakte afspraken houdt en dat je onrust op de werkvloer veroorzaakt en stemming maakt. Je ondermijnt daarmee onze positie als grootaandeelhouder en bestuurder.”
3.32
Holding c.s. hebben bij brief van 25 september 2024 op de schorsing gereageerd. Zij hebben onder meer geschreven:

Enkele maanden na die verkoop merkten wij dat United Zero als koper niet de beloftes kon waarmaken die zij voorafgaand aan de verkoop heeft gedaan. Bijvoorbeeld de belofte dat personeel eenvoudig beschikbaar zou zijn is niet nagekomen, de voorgestelde groei is nog niet gerealiseerd, maar ook afspraken uit overeenkomsten (zoals het tijdig aanleveren van cijfers, maar ook het opheffen van de borg van[ [DGA] ]
bij de bank) zijn niet nagekomen. Er is dus veel breder en al veel langer onvrede over onze samenwerking. Dat is ook meermaals gedeeld. Het voelt alsof[ [DGA] ]
nu via een schorsing het deksel op zijn neus krijgt omdat hij jullie herhaaldelijk herinnerd heeft aan de afspraken (…)
In reactie op het bericht van 29 mei 2024 heeft[ [DGA] ]
al betwist dat hij geheime informatie heeft gedeeld met het personeel (…). De brief van 13 september klopt van geen kant.[ [DGA] ]
heeft – na overleg met[de derde die als bemiddelaar was opgetreden in de gesprekken]
– met tegenzin voldaan aan jullie verzoek, maar eerst nadat hij de noodzakelijke werkzaamheden had verricht om ervoor te zorgen dat de onderneming kon blijven draaien en het personeel voldoende instructie had om verder te komen. (…)
Ook nu betwist[ [DGA] ]
dat hij geheime informatie heeft gedeeld met het personeel.”
Verder hebben Holding c.s. in deze brief hun zorgen geuit over het effect van de schorsing op de Vennootschappen, het door United Zero gevoerde bestuur van de Vennootschappen en de nakoming van onderling gemaakte afspraken. Tot slot hebben zij voorgesteld onder professionele begeleiding met elkaar in gesprek te gaan; dit voorstel hebben zij nog enkele malen herhaald. In ieder geval op 9 oktober 2024 is daarop positief gereageerd namens United Zero c.s. Uiteindelijk hebben partijen op initiatief van United Zero (eind november 2024) een mediator aangezocht. Een schikking is echter niet tot stand gekomen.
3.33
Op 3 oktober 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [minderheidsaandeelhouder] en United Zero, waarbij onder andere gesproken is over de bedrijfsvoering door United Zero, de (toekomstige) rol van [minderheidsaandeelhouder] bij de Vennootschappen en de ontstane onrust. Het verslag dat United Zero daarvan heeft gemaakt en aan [minderheidsaandeelhouder] heeft toegezonden, is door [minderheidsaandeelhouder] op 7 oktober 2024 aan United Zero geretourneerd met aanvullingen, waarin kritiek op de handelwijze van United Zero tot dan toe is te lezen.
3.34
Holding c.s. hebben bij brief van 23 oktober 2024 hun bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken binnen de Vennootschappen kenbaar gemaakt en informatieverzoeken gedaan. Hierop is door United Zero bij brief van 2 november 2024 gereageerd, onder bijvoeging van de voorlopige resultaten tot en met het derde kwartaal van 2024 (zonder toelichting) .
3.35
Bij een tweede brief van United Zero aan Holding van 2 november 2024 heeft zij concrete voorbeelden genoemd van uitlatingen die [DGA] tegenover het personeel zou hebben gedaan en die tot de schorsing van Holding aanleiding hebben gegeven. Een bijgevoegde schriftelijke verklaring van 2 november 2024 van de operationeel manager van de Vennootschappen maakt melding van diverse uitlatingen van [DGA] op de werkvloer die United Zero in een kwaad daglicht stellen, onder meer in de trant van “United Zero bedriegt de boel” en “United Zero wil de zaak leegtrekken”. United Zero maakt in deze brief verder melding van “mogelijk niet te herleiden (privé)boekingen”, die mogelijk “onttrekkingen” zouden vormen. United Zero heeft Holding de gelegenheid geboden om in het kader van hoor en wederhoor tekst en uitleg te verschaffen omtrent deze boekingen, die in een bijlage bij de brief werden vermeld en onder meer zagen op werkzaamheden verricht voor de dochter van [DGA] , die niet in rekening zouden zijn gebracht, en twee onverklaarde creditfacturen, waarvan er één ter grootte van € 1.220,89 ook aan de dochter van [DGA] was gericht.
3.36
Op 4 november 2024 heeft [minderheidsaandeelhouder] zich ziekgemeld.
3.37
In de week van 4 november 2024 heeft [DGA] op het kantoor van de Vennootschappen een kluis geopend waarvan alleen hij de sleutel bezat, met daarin een bedrag van € 39.451 aan contanten, en de contanten deels onder het personeel verdeeld en deels zelf meegenomen. [DGA] had het geld, dat door een opdrachtgever in contanten was betaald, enkele weken daarvoor van [minderheidsaandeelhouder] ontvangen en in de kluis gelegd.
3.38
Bij brief van 11 november 2024 heeft CL de managementovereenkomst met Holding opgezegd met onmiddellijke ingang op grond van artikel 1.4 onder a sub (b) van de managementovereenkomst (“
een redelijke grond als genoemd in artikel 7:669 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek”), met onmiddellijke stopzetting van betaling van de managementvergoeding. Als redenen werden genoemd (i) verzwijging van twee onterechte crediteringen en (ii) het in 3.37 vermelde incident.
3.39
Bij brief van 14 november 2025 heeft Holding gereageerd op de schorsing en de daarop gevolgde beëindiging van de managementovereenkomst. In de brief betwist Holding opnieuw dat zij haar geheimhoudingsverplichting heeft geschonden en stelt verder dat het contante geld – dat volgens haar goeddeels uit fooien bestaat – altijd jaarlijks onder personeel wordt verdeeld en dat dit past in een bestendige gedragslijn. Holding vordert ten slotte doorbetaling van haar managementvergoeding en laat weten behoefte te hebben aan een aandeelhoudersvergadering ten behoeve van het verkrijgen van informatie.
3.4
Op of rond 14 november 2024 hebben United Zero en Holding de prijs voor de eerste tranche aandelen bepaald op € 111.902. In november 2024 heeft United Zero aan Hooibrug verzoeken gedaan tot het beschikbaar stellen van gelden onder de mezzaninelening, onder meer voor het afnemen van die tranche. Op 11 december 2024 heeft United Zero bevestigd de koopprijs niet te kunnen betalen. United Zero heeft de aandelen niet overgenomen.
3.41
Op 12 december 2024 zijn de – nog niet door de algemene vergadering vastgestelde – jaarrekeningen over 2023 gedeponeerd met de onjuiste vermelding dat deze op 29 augustus 2024 zijn vastgesteld.
3.42
Op 14 januari 2025 heeft op uitnodiging van Holding c.s. een gecombineerde aandeelhoudersvergadering van de Vennootschappen plaatsgevonden, met als agendapunten onder meer de vaststelling van de jaarrekeningen 2023 en de uitkering van 30% preferent dividend aan Holding op basis van die jaarrekeningen. Deze agendapunten zijn verdaagd vanwege het ontbreken van een toelichting van de accountant.
3.43
Holding c.s. hadden voorafgaand aan de aandeelhoudersvergadering om informatie verzocht ter voorbereiding van de te bespreken agendapunten, onder meer bij brief aan de advocaat van United Zero c.s. van 6 januari 2025. Zij verzochten onder meer om (i) een businessplan voor 2025 conform artikel 5.1 van de aandeelhoudersovereenkomst, (ii) (financiële) prognoses voor 2025, (iii) een overzicht besluitvorming met een (mogelijk) tegenstrijdig belang en (iv) een analyse van de personeelsproblematiek. Voorafgaand aan de vergadering is geen informatie verstrekt. Over de transacties tussen de Vennootschappen enerzijds en De Wijnbergen en United Zero anderzijds is ter vergadering gesproken. Op 30 januari 2025 is aan Holding c.s. een begroting (zonder toelichting) voor beide Vennootschappen voor 2025 verstrekt alsmede een indicatie van de omvang van de opdrachtportefeuille van de Vennootschappen, eveneens zonder toelichting, uitgesplitst naar bedragen voor “in opdracht”, “hot leads” en ”offertes”. Verder is aan Holding c.s. een verklaring van de accountant van de Vennootschappen verstrekt, inhoudende (i) dat de schuld in rekening-courant aan Rabobank niet wordt afgelost wegens onvoldoende financiële middelen en (ii) dat geen berekening is uitgevoerd om vast te stellen of over 2023 aan Holding 30% van de winst kon worden uitgekeerd, omdat het bestuur een uitkering “niet zag zitten”.
3.44
Op 27 januari 2025 heeft Holding conservatoire derdenbeslagen laten leggen, enerzijds ten laste van United Zero tot zekerheid van haar vordering tot betaling van de koopprijs voor de eerste tranche en anderzijds ten laste van CL tot zekerheid van haar (gestelde) vordering tot doorbetaling van de managementvergoeding tot mei 2026.
3.45
Op 28 februari 2025 hebben de Vennootschappen aan Holding een aangepaste verklaring van de accountant van die datum gezonden, waarin de accountant toelicht dat in de definitieve jaarrekeningen over 2023 geen dividenduitkering is verwerkt op grond van de slechte liquiditeitspositie van de Vennootschappen per 30 juni 2024 en 30 september 2024.
3.46
Op 11 april 2025 heeft Hooibrug het uitgeleende geld onder de mezzaninelening opgeëist op de grond dat United Zero haar ondanks diverse aanmaningen niet de financiële informatie heeft verschaft die zij ingevolge de overeenkomst van geldlening dient te verschaffen.
3.47
Op 15 april 2025 heeft een gecombineerde aandeelhoudersvergadering van de Vennootschappen plaatsgevonden. Een deel van de door Holding c.s. gevraagde informatie is door United Zero kort voor de vergadering, in de avond van 14 april 2025 per e-mail gedeeld. Het betreft de conceptjaarrekeningen over 2024, met een voorbehoud van de accountant ten aanzien van de continuïteitsveronderstelling en een liquiditeitsprognose voor de Vennootschappen voor het boekjaar 2025. United Zero heeft over de oorzaak en gevolgen van de opzegging van de mezzaninelening in dit bericht geschreven:

De relatie met Hooibrug staat enorm onder druk door het conflict tussen de betrokkenen. Op 11 april ontving[United Zero]
een bericht van Hooibrug waarin zij haar investeringen onder de Mezzanine opeist op grond van het beweerdelijke tekortschieten van[United Zero]
in de nakoming daarvan. Alhoewel daarvoor naar de mening van[United Zero]
geen grondslag bestaat en zij (onder andere) het opeisen van de investeringen onder de Mezzanine inhoudelijk (zal) betwist(en), maakt de situatie die thans voorligt dat zij niet kan overgaan tot het delen van de Conceptjaarrekening 2024 zonder dat er dienaangaande een voorbehoud wordt gemaakt door de Accountant. (…)
Door de namens Holding/ [DGA] gelegde beslagen heeft (…) een herfinanciering van het werkkapitaal plaatsgevonden. Dat beschikbaar gestelde geld wordt thans (ook) opgeëist door Hooibrug. Dat maakt dat er op dit moment geen sprake kan zijn van enige ruimte ten aanzien van enig uit te keren dividend (…)”
Volgens de conceptjaarrekening over 2024 is het gezamenlijke resultaat voor belastingen van de Vennootschappen gedaald van € 384.701 in 2023 naar € 60.673 in 2024 en is de gezamenlijke EBITDA gedaald van € 432.614 in 2023 naar € 122.272 in 2024.

4.De gronden van de beslissing

4.1
Partijen, althans Holding en United Zero, zijn het eens dat de verhoudingen tussen hen duurzaam zijn verstoord en dat zij als aandeelhouders uit elkaar moeten. Holding c.s. hebben verzocht te mogen uittreden op de voet van artikel 2:343 BW en United Zero heeft verzocht Holding te mogen uitstoten op de voet van artikel 2:336a BW. Hoewel partijen het er aldus over eens zijn dat United Zero van (in ieder geval) Holding alle aandelen zal overnemen, moet toch op de verzoeken tot uittreding respectievelijk uitstoting worden beslist omdat tegen beide verzoeken door de andere partij(en) verweer is gevoerd en Holding c.s. ook een billijke verhoging van de door hen te ontvangen prijs verzoeken. De Ondernemingskamer ziet aanleiding eerst het uittredingsverzoek van Holding c.s. te beoordelen.
Uittredingsverzoek
4.2
Het verzoek tot uittreding van Holding c.s. is toewijsbaar indien zij door gedragingen van United Zero zodanig in hun rechten en belangen zijn geschaad dat het voortduren van hun aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hen kan worden gevergd.
4.3
Holding c.s. voeren in dit verband, samengevat, het volgende aan. Hun aandeelhouderschap is gedegradeerd: met de oneigenlijke opzegging van de managementovereenkomst is voor Holding een einde gekomen aan de samenwerkingsgedachte die ten grondslag ligt aan de (vormgeving van de) overname; hetzelfde geldt voor [minderheidsaandeelhouder] , omdat hij door de situatie inmiddels ziek thuis zit. Ten tweede is sprake van verwijtbaar onrechtmatig handelen: CL is omzet misgelopen doordat er meermaals opdrachten van CL door De Wijnbergen zijn uitgevoerd. De besluiten hiertoe zijn bovendien niet in overeenstemming met artikel 14 lid 3 van de statuten naar de aandeelhoudersvergadering geëscaleerd. Tot slot handelt United Zero in strijd met de (overeengekomen) vennootschappelijke regels: zij heeft de eerste tranche niet afgenomen, zij heeft zich onvoldoende ingespannen om de zekerheidstelling van [DGA] te doen eindigen (artikel 6.1 van de aandeelhoudersovereenkomst) en zij heeft Holding c.s. onvoldoende van informatie voorzien: er zijn geen businessplannen opgesteld, de jaarrekeningen zijn niet tijdig opgesteld en ook andere verzochte informatie is niet verstrekt (artikelen 5.1 en 5.2 van de aandeelhoudersovereenkomst). Aldus zijn Holding c.s. door het door United Zero gevoerde beleid beknelde minderheidsaandeelhouders geworden.
4.4
United Zero meent daarentegen dat de norm voor uittreding niet wordt gehaald, in ieder geval niet waar het [minderheidsaandeelhouder] betreft. Zij voert in dit kader, samengevat, het volgende aan. Behoudens een gebrekkige cashflow veronderstellen Holding c.s. een crisis die er niet is. De Vennootschappen functioneren op reguliere wijze en het herstel is inmiddels ingezet: over 2025 worden betere resultaten verwacht dan over 2024. Verder zijn de verstoorde verhoudingen niet grotendeels te wijten aan United Zero en hebben de Vennootschappen geen nadeel ondervonden van de transacties met De Wijnbergen, omdat er marktconforme tarieven zijn gehanteerd. Ook is het recht op informatie van Holding c.s. niet geschonden. Tot slot heeft United Zero zich wel voldoende ingespannen om de zekerheidstelling van [DGA] te doen eindigen en is de opzegging van de managementovereenkomst onvoldoende om een beroep op uittreding toe te wijzen.
4.5
Naar het oordeel van de Ondernemingskamer zijn Holding c.s. door gedragingen van United Zero zodanig in hun rechten en belangen geschaad dat het voortduren van hun aandeelhouderschap in redelijkheid niet van hen kan worden gevergd. Ter toelichting dient het volgende.
4.6
Partijen beoogden in mei 2023 in de Vennootschappen te gaan samenwerken met als doel de onderneming van de Vennootschappen te laten groeien en daar allen van te kunnen profiteren als aandeelhouders. Ieder van partijen zou daarbij zijn eigen ervaring en kennis inzetten. [DGA] was de technische man, [minderheidsaandeelhouder] de commerciële man en United Zero zou een groeistrategie ontwikkelen. [DGA] – die op dat moment 59 jaar was – verkocht in mei 2023, bij het aangaan van de samenwerking met United Zero, de meerderheid van de (indirect, via Holding, door hem gehouden) aandelen in de Vennootschappen aan United Zero en gaf de zeggenschap die hij tot dan toe had gehad over de Vennootschappen – als (indirect) meerderheidsaandeelhouder en bestuurder – op. Overeengekomen werd dat hij, naast een bedrag van € 326.099 ineens, een preferent dividend van 30% van de winst van de Vennootschappen over de jaren 2023 tot en met 2027 zou ontvangen. Ook werd overeengekomen dat hij de rest van zijn aandelen in 2024 tot en met 2027 aan United Zero zou overdragen, waarbij de te betalen koopprijs volgens de zogenoemde Rekenmethode zou worden vastgesteld. In die Rekenmethode werd mede verdisconteerd de in 2023 tot en met 2026 door de Vennootschappen te behalen EBITDA. [DGA] bleef ook anderszins een aanzienlijk risico lopen bij het wel en wee van de Vennootschappen, hoewel hij daarover geen zeggenschap meer kon uitoefenen. Hij had in 2009 in privé twee derdenhypotheken verschaft aan Rabobank voor de (huidige en toekomstige) schulden van de Vennootschappen aan Rabobank, onder meer op zijn woonhuis. Uit die derdenhypotheken werd hij bij de toetreding van United Zero niet ontslagen; wel werd overeengekomen dat de aandeelhouders zich voor dat ontslag zouden inspannen. Ook werd overeengekomen dat dividenden die de Vennootschappen betaalbaar hadden gesteld – tot een totaalbedrag van meer dan € 200.000 – alsmede een andere vordering van Holding op de Vennootschappen tot een bedrag van € 68.000 door de Vennootschappen uit hoofde van geldlening verschuldigd zouden blijven. Een en ander creëerde voor [DGA] een situatie waarin hij financieel afhankelijk bleef van de door de Vennootschappen te behalen resultaten, en aldus ook afhankelijk werd van de inspanningen van United Zero als bestuurder en meerderheidsaandeelhouder van de Vennootschappen. Daarnaast stelde [DGA] zich door het aangaan van de transactie met United Zero bloot aan het risico dat United Zero niet in staat zou zijn tot betaling van de koopprijs voor de nog over te dragen aandelen en tot terugbetaling van de achtergestelde verkoperslening van € 50.000, die Holding aan United verschafte bij het aangaan van de transactie.
4.7
In het licht van deze risico’s heeft [DGA] in de aanloop naar het sluiten van een intentieovereenkomst met United Zero een vorm van zekerheid van United Zero verlangd. In dat kader heeft United Zero haar een kopie verstrekt van de overeenkomst inzake de mezzaninelening van € 1,5 miljoen die zij met Hooibrug had gesloten (zie 3.7), waarin geen inhoudelijke restricties staan voor het vrijgeven van het bedrag van € 1,5 miljoen. Wel bevat de overeenkomst een opzeggingsmogelijkheid voor Hooibrug, onder meer indien United Zero, kort gezegd, in gebreke blijft aan het einde van een kwartaal bepaalde financiële informatie aan te leveren.
4.8
Tegen de achtergrond van de aard en de inhoud van de afspraken die partijen in mei 2023 met elkaar hebben gemaakt, moet het United Zero zwaar worden aangerekend dat zij als enig bestuurder van de Vennootschappen niet heeft voldaan aan de verplichting uit artikel 5.1 van de aandeelhoudersovereenkomst om uiterlijk op 1 november van het boekjaar een businessplan voor het daarop volgende boekjaar aan de algemene vergadering voor te leggen. Dit geldt in het bijzonder in de verhouding tot Holding, gelet op de genoemde risico’s, maar ook ten opzichte van [minderheidsaandeelhouder] , die zich in de aandeelhoudersovereenkomst onder meer heeft verbonden om zijn aandelen gedurende vijf jaar niet te vervreemden zonder toestemming van United Zero. Het businessplan moest volgens de aandeelhoudersovereenkomst in ieder geval mededelingen bevatten over het budget, de verwachte omzet en investeringen, het beleid inzake personeel, de wijze van financiering, de verwachte financieringsbehoefte, de verwachte resultaten voor het restant van het lopende boekjaar en voor de periode waarop het businessplan betrekking heeft. Anders dan United Zero stelt, heeft zij in 2023 en in 2024 geen businessplan of iets wat daarop lijkt opgesteld. Volgens United Zero bestond het businessplan uit het zogenoemde Groeiplan, met een update van de financiële paragraaf daarvan. Het Groeiplan bevat echter geen financiële paragraaf en bovendien heeft United Zero ook niets in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid dat zij in 2023 of 2024 aan de algemene vergadering cijfers of verwachtingen heeft voorgelegd die volgens de aandeelhoudersovereenkomst in het businessplan gepresenteerd moeten worden. Pas in 2025 heeft United Zero een eerste begroting (voor 2025) opgesteld (zie 3.43). United Zero heeft kennelijk ook de liquiditeitsproblemen die halverwege 2024 ontstonden niet zien aankomen en bleek ook niet bereid of in staat daarvoor een adequate oplossing te vinden voordat de bedrijfsvoering van de Vennootschappen daarvan schade zou gaan ondervinden. Integendeel, zij heeft de maandelijkse overboeking van € 7.300 van de bankrekening van de Vennootschappen naar haar eigen bankrekening gecontinueerd. Hoewel deze overboeking in rekening-courant werd gecorrigeerd – naar United Zero heeft gesteld en Holding c.s. niet hebben betwist – werd met deze periodieke overboeking wel een belangrijk deel van de schaarse liquide middelen van de Vennootschappen verbruikt. United Zero heeft weliswaar een e-mail van 22 juni 2023 in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij toen jegens [DGA] transparant is geweest over de overboeking vanuit de Vennootschappen naar haar; daarmee stond het haar nog niet vrij om als bestuurder de liquide middelen die zij nodig had om aan haar eigen verplichtingen jegens Voordegroei B.V. te voldoen aan de Vennootschappen te blijven onttrekken ondanks de verslechterende liquiditeitspositie van de Vennootschappen. Niet valt in te zien – en United Zero heeft ook niet toegelicht – waarom zij medio 2024 niet haar schuld in rekening-courant aan de Vennootschappen heeft afgelost om de liquiditeitsproblemen bij de Vennootschappen te verlichten. De slechte liquiditeitspositie eind juni 2024 en eind september 2024 was te meer in het nadeel van [DGA] /Holding omdat deze – in ieder geval volgens de stellingen van United Zero in deze procedure – op grond van artikel 2:216 lid 2 BW eraan in de weg stond dat aan Holding 30% van de winst over 2023 kon worden uitgekeerd.
4.9
Hier komt bij dat United Zero ook tekort is geschoten in de nakoming van haar inspanningsverplichting (uit artikel 6.1 van de aandeelhoudersovereenkomst) om te bevorderen dat Rabobank de derdenhypotheken van [DGA] zou vrijgeven. Ook dit rekent de Ondernemingskamer United Zero zwaar aan tegen de achtergrond van de aard en de inhoud van de afspraken die partijen in mei 2023 met elkaar hebben gemaakt en het daaruit voortvloeiende risico voor Holding/ [DGA] , alsmede het herhaaldelijk aandringen van [DGA] vanaf begin 2024 op nakoming van de inspanningsverplichting. Rabobank heeft over de stand van zaken met betrekking tot de vrijgave van de hypotheekrechten bij e-mail van 17 september 2024 aan [DGA] geschreven, voor zover van belang:
“Na onze initiële gesprekken van meer dan een jaar geleden aangaande overdracht (meerderheidsaandelen) aan United Zero Groep zijn wij voortdurend in gesprek geweest met alle betrokken partijen. Dit met de intentie over te gaan op (her)financiering/herziening van de bestaande schulden/financieringsverplichtingen en bijbehorende zekerheden. Echter zijn wij na herhaaldelijke verzoeken nog altijd niet in bezit van de benodigde informatie set om de (her)financiering als bank verder in behandeling te nemen en te beoordelen.
De gesprekken met United Zero zijn nog altijd lopende echter is de reële inschatting dat er op korte termijn nog geen besluit zal volgen om bovenstaande reden.”
United Zero heeft onvoldoende toegelicht dat zij – anders dan Rabobank in deze e-mail stelt – aan Rabobank wel de informatie heeft aangeleverd die Rabobank redelijkerwijs nodig had voor de beoordeling van een herfinanciering met vrijgave van de zekerheden van [DGA] . Uit de door United Zero in het geding gebrachte correspondentie met Rabobank blijkt dat Rabobank op 23 december 2023 en op 18 januari 2024 aanvullende gegevens bij United Zero heeft opgevraagd, maar niet dat United Zero de gegevens ook heeft verstrekt.
4.1
Daarnaast is het begrijpelijk dat [DGA] al voor de datum van opeisbaarheid heeft gevraagd om aflossing van de dividendlening en de voorraadlening, samen meer dan € 268.000. In de overeenkomsten is immers opgenomen dat de Vennootschappen deze leningen en de daarover verschuldigde rente “zo snel als mogelijk aflossen”, en uiterlijk op 26 mei 2024. Betaling heeft uiteindelijk drie dagen na deze uiterste datum plaatsgevonden. Voor die tijd heeft United Zero kennelijk geen urgentie aan deze betalingsverplichting gegeven, terwijl zij wel aanzienlijke maandelijkse overboekingen aan zichzelf uitvoerde ten laste van de bankrekeningen van de Vennootschappen. Dat deze gang van zaken het vertrouwen van [DGA] in de samenwerking heeft aangetast is te begrijpen.
4.11
De Ondernemingskamer stelt vast dat [DGA] voorafgaand aan de opzegging van de managementovereenkomst door United Zero ook heeft bijgedragen aan het mislukken van de samenwerking en de verstoorde verhoudingen. In het licht van de stukken van het geding – waaronder de in 3.35 genoemde verklaring van de operationeel manager – en de verklaring van [DGA] ter zitting acht de Ondernemingskamer het aannemelijk dat [DGA] het conflict tussen hem en United Zero met personeelsleden heeft besproken en zich daarbij ook negatief over United Zero heeft uitgelaten. Deze uitlatingen had hij achterwege moeten laten, omdat (hij moest begrijpen dat) hij daarmee zonder redelijk doel onrust veroorzaakte en het belang van de Vennootschappen en dat van United Zero schaadde. Ook had hij begin november 2024 het bedrag van € 39.450 aan contanten niet deels onder het personeel mogen verdelen en voor het overige zelf onder zich mogen nemen, ook niet – anders dan [DGA] in deze procedure stelt – ter voldoening van (mogelijk) onbetaald gebleven overuren van werknemers of ter verrekening met vermeende schulden van de Vennootschappen aan hem (of aan Holding). Hij was immers geen bestuurder meer en ook niet bevoegd tot het doen van betalingen namens de Vennootschappen. Bovendien is bij gebreke van een schriftelijke vastlegging niet eenvoudig te verifiëren welk bedrag hij aan wie heeft betaald en welk bedrag hij zelf onder zich heeft genomen. Deze gedragingen vormden echter reacties – zij het contraproductieve – op de hiervoor vermelde gedragingen van United Zero. Bij [DGA] was in november 2024 de begrijpelijke vrees ontstaan dat United Zero weinig prioriteit zou geven aan het betalen van schulden aan het personeel of aan hem/Holding, wat hem ertoe heeft gebracht het contante geld buiten United Zero om te verdelen. De vermelde gedragingen van Holding/ [DGA] hebben naar het oordeel van de Ondernemingskamer in mindere mate aan het mislukken van de samenwerking en de verstoorde verhoudingen bijgedragen dan die van United Zero. In dit verband heeft de Ondernemingskamer ook meegewogen dat uit door Holding in het geding gebrachte verklaringen van personeelsleden blijkt dat United Zero ook heeft bijgedragen aan de onrust op de werkvloer.
4.12
De andere verwijten die United Zero aan [DGA] maakt ter zake van zijn gedragingen voorafgaand aan de opzegging van de managementovereenkomst, zijn onvoldoende gesubstantieerd en bovendien heeft United Zero ter zake ook geen bewijs aangeboden. Met name heeft United Zero onvoldoende toegelicht dat de twee creditnota’s die [DGA] heeft laten versturen onterechte crediteringen betroffen, laat staan dat hij daarmee een privé-onttrekking aan de Vennootschappen heeft gedaan. United Zero heeft [DGA] /Holding ook onvoldoende tijd geboden om te reageren op haar brief van 2 november 2024, waarin zij voor het eerst vermeldde dat zij beschikte over aanwijzingen voor privé-onttrekkingen door [DGA] . Zonder eerst de reactie van Holding/ [DGA] af te wachten en terwijl partijen in de tussentijd pogingen deden om in overleg te komen, heeft United Zero de twee creditfacturen aan de opzegging van de managementovereenkomst ten grondslag gelegd (zie 3.35 en 3.38). Dat er eind augustus of begin september 2024 een time-out voor [DGA] overeengekomen is, is ook niet voldoende aannemelijk geworden. Het had voor de hand gelegen een dergelijke afspraak, indien gemaakt, schriftelijk aan [DGA] te bevestigen. Dat is niet gebeurd.
4.13
Dat aan [minderheidsaandeelhouder] een verwijt kan worden gemaakt van de mislukte samenwerking of de verstoorde verhoudingen is niet gesteld of gebleken.
4.14
Inmiddels verkeren de Vennootschappen in een crisis, onder meer door een gebrek aan financiering. Ook die crisis is in overwegende mate aan gedragingen van United Zero te wijten. Eind 2024 bleek United Zero niet bij machte om de eerste tranche af te nemen omdat haar beroep op de mezzaninelening niet werd gehonoreerd. Inmiddels heeft Hooibrug deze lening op 11 april 2025 opgezegd op de grond dat United Zero ondanks herhaalde aanmaningen in gebreke was gebleven met haar contractuele verplichting om kwartaalverslagen te verstrekken. United Zero heeft in deze procedure niet toegelicht dat zij wel aan haar rapportageverplichting jegens Hooibrug heeft voldaan, wat wel op haar weg had gelegen. Inmiddels is de continuïteit van de Vennootschappen mogelijk in gevaar, zoals blijkt uit de in 3.47 aangehaalde e-mail van 14 april 2025 van United Zero zelf: de accountant wil pas een samenstellingsverklaring bij de jaarrekeningen afgeven na een
comfort lettervan Hooibrug of vergelijkbare zekerheid. Uit door Holding c.s. in het geding gebrachte stukken blijkt verder dat de Vennootschappen in maart en april 2025 verschillende betalingsachterstanden hadden en de onderneming dreigde te stagneren, onder meer door onvoldoende materiaal. Uit een e-mail van Hooibrug (in de persoon van de eerdergenoemde derde-bemiddelaar) van 22 april 2025 aan de advocaat van Holding c.s. blijkt dat Hooibrug niet alleen ontevreden is over de toezending van kwartaalrapportages en de kwaliteit daarvan, maar zich door United Zero ook misleid voelt wat betreft haar conflict met Holding c.s. Hooibrug stelt in de veronderstelling te zijn gebracht dat het conflict in oktober 2024 was opgelost. Ook dit verwijt heeft United Zero onvoldoende weersproken. Het niet (kunnen) afnemen van de eerste tranche en de huidige situatie, waarin de continuïteit van de Vennootschappen (mogelijk) in gevaar is, is daarmee ook in overwegende mate aan United Zero te wijten.
4.15
Aan die crisis heeft slechts in ondergeschikte mate bijgedragen dat Holding in januari 2025 conservatoire derdenbeslagen ten laste van CL heeft gelegd tot zekerheid van haar vordering tot doorbetaling van de managementvergoeding en daarmee ook het tekort aan werkkapitaal in de Vennootschappen heeft vergroot. Hierna zal blijken dat, hoewel deze vordering naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet bestaat, op dit moment nog onduidelijk is of Holding per saldo een vordering op of een schuld aan CL heeft (respectievelijk ten tijde van de beslaglegging had), terwijl die onduidelijkheid ook grotendeels voor rekening van United Zero als bestuurder van CL komt. Het conservatoire beslag is al met al een niet onbegrijpelijke reactie op het eind 2024 gebleken onvermogen van United Zero om aan haar verplichting tot afname van de eerste tranche te voldoen.
4.16
Al met al zijn Holding c.s. door de genoemde gedragingen van United Zero zodanig in hun rechten en belangen geschaad dat het voortduren van hun aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hen kan worden gevergd. Het verzoek tot uittreding is dus toewijsbaar.
Verzoek tot uitstoting
4.17
Bij die stand van zaken bestaat geen belang bij een beoordeling van het zelfstandige tegenverzoek van United Zero tot uitstoting van Holding. De Ondernemingskamer heeft alle gronden die United Zero aan dit verzoek ten grondslag heeft gelegd betrokken bij de beoordeling van het verzoek tot uittreding van Holding.
Prijsbepaling en billijke verhoging
4.18
Belangrijk geschilpunt tussen partijen is welke waarderingsmethode bij de prijsbepaling van de door United Zero over te nemen aandelen tot uitgangspunt moet dienen en of de Ondernemingskamer bij de prijsbepaling een billijke verhoging dient toe te passen.
4.19
United Zero meent dat bij de prijsbepaling de Rekenmethode uit de koopovereenkomst (zie 3.10) gevolgd moet worden en dat er geen ruimte is voor een billijke verhoging. Zij heeft een brief van Talanton Valuation (hierna: Talanton) in het geding gebracht met daarin een berekening van de prijs voor de over te nemen aandelen volgens de Rekenmethode. In die berekening heeft Talanton gebruik gemaakt van de jaarrekeningen 2023, de conceptjaarrekeningen 2024, de (door United Zero opgestelde) begroting 2025 en is zij voor de verwachte resultaten over 2026 en 2027 uitgegaan van de begroting voor 2025, gecorrigeerd voor 3% inflatie per jaar. Met die gegevens heeft zij uitgerekend wat United Zero in 2024, 2025, 2026 en 2027 volgens de koopovereenkomst had moeten betalen voor de afname van (i) de verschillende tranches gewone aandelen van Holding in die jaren en (ii) de aandelen van [minderheidsaandeelhouder] in 2027. Die bedragen heeft zij vervolgens contant gemaakt naar mei 2025 op basis van een disconteringsvoet van 13,29. Zij komt aldus tot een in mei 2025 te betalen bedrag aan Holding van € 360.366 voor de vier tranches gewone aandelen tezamen en een aan [minderheidsaandeelhouder] te betalen bedrag van € 32.350. Bij de berekening van de waarde van het winstaandeel van Holding, gaat Talanton uit van dezelfde (concept)cijfers, begrotingen en verwachtingen. Het winstrecht wordt vervolgens gewaardeerd op 30% van de winst over de jaren 2023 tot en met 2027, zij het voor 2023 naar rato vanaf 26 mei 2023 (toen het winstrecht werd toegekend). Talanton gaat ervan uit dat de te betalen prijs voor het winstaandeel gelijk is aan de contant gemaakte waarde van deze toekomstige jaarlijkse winstuitkeringen op basis van een disconteringsvoet van 13,29. Per mei 2025 leidt dat volgens Talanton tot een (contante) waarde van het winstaandeel van € 230.363. De totale waarde van het aandelenpakket van Holding is volgens Talanton derhalve € 590.000 per mei 2025.
4.2
Holding c.s. menen dat een of meer deskundigen moeten worden benoemd die vrijelijk de waarde van de aandelen bepalen op basis van de voor hen geldende maatstaven en (beroeps)regels. De Rekenmethode geldt volgens hen niet. Zij wijzen er in dit verband op dat de koopovereenkomst niet een regeling bevat als bedoeld in artikel 2:337 lid 1 BW. Zij menen verder dat toepassing van de Rekenmethode zou leiden tot een kennelijk onredelijke prijs. In de branche worden volgens hen hogere EBITDA-
multiplesgehanteerd dan 3,2. Holding c.s. hebben een globale indicatie van de waarde van de aandelen van de Vennootschappen in het geding gebracht van Stratfield Corporate Finance (hierna: Stratfield). Stratfield noemt een indicatieve bandbreedte voor het aandelenpakket van Holding van € 793.800 tot € 1.102.500 en voor dat van [minderheidsaandeelhouder] van € 88.200 tot € 122.500. Stratfield heeft daarbij de waarde van alle aandelen bepaald op 4,5 tot 5,5 maal een EBITDA tussen de € 400.000 en € 450.000. Holding c.s. menen dat bij wijze van billijke verhoging de onderneming moet worden gewaardeerd per 31 december 2023, derhalve voordat de neergang inzette.
4.21
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Met Holding c.s. kan worden vastgesteld dat de koopovereenkomst niet een regeling bevat voor de oplossing van geschillen als bedoeld in artikel 2:337 lid 1 BW. Daarmee is echter nog niet gezegd welke waarderingsmethode tot uitgangspunt moet worden genomen bij de prijsbepaling. In de koopovereenkomst heeft Holding al haar gewone aandelen verkocht aan United Zero tegen een vaststaande respectievelijk – voor de thans door Holding nog gehouden aandelen – bepaalbare prijs en heeft [minderheidsaandeelhouder] aan United Zero een call-optie op al zijn aandelen verleend tegen een bepaalbare uitoefenprijs. Holding en [minderheidsaandeelhouder] zijn dus ieder een verplichting aangegaan jegens United Zero om hun aandelen tegen die prijs aan United Zero over te dragen. Bij de thans in het kader van deze procedure te verrichten prijsbepaling kan niet van die verplichting worden geabstraheerd. De Rekenmethode moet overeenkomstig de strekking van artikel 2:339 lid 3 BW bij die prijsbepaling tot uitgangspunt worden genomen. Dat in de branche mogelijk (ook) hogere
multiplesdan 3,2 worden gehanteerd, doet daar niet aan af. Partijen zijn zelf een overdracht van de aandelen (wat [minderheidsaandeelhouder] betreft: na uitoefening van de call-optie door United Zero) op termijn overeengekomen en vonden bij de prijsbepaling een multiple van 3,2 kennelijk passend. De aan de hand van de Rekenmethode gevonden bedragen zullen contant gemaakt moeten worden naar een (nog te bepalen) peildatum voor de waardering van de aandelen. Verder ziet de Ondernemingskamer aanleiding voor een billijke verhoging van de prijs, als hierna zal worden toegelicht.
4.22
De Ondernemingskamer acht het noodzakelijk om een deskundigenonderzoek naar de waarde van de over te dragen aandelen te gelasten omdat de Ondernemingskamer door gebrek aan verifieerbare gegevens de prijs van de aandelen niet zonder meer kan vaststellen aan de hand van de Rekenmethode (vgl. artikel 2:339 lid 3 juncto artikel 2:343 lid 2 BW). Een betrouwbare begroting voor 2026 is bijvoorbeeld in het geheel niet voorhanden, terwijl de door Talanton gebruikte begroting voor 2025 eenzijdig door United Zero is opgesteld en een toelichting daarop geheel ontbreekt. Verder moet volgens de Rekenmethode bij de bepaling van de prijs in aftrek worden gebracht de ‘Netto Schuld’ van de Vennootschappen als gedefinieerd in de koopovereenkomst, te weten ‘Kasmiddelen minus ‘Schuld’, waarbij ‘Schuld’ ook in koopovereenkomst is gedefinieerd. Gegevens ter berekening/begroting van deze ‘Netto Schuld’ over de relevante jaren zijn ook nauwelijks voorhanden.
4.23
Voor zover in de Rekenmethode de over 2024, 2025 en 2026 te behalen EBITDA moet worden verdisconteerd, ziet de Ondernemingskamer aanleiding om een billijke verhoging toe te passen, omdat de Ondernemingskamer het aannemelijk acht dat de gedragingen van United Zero hebben geleid tot een lagere (verwachte) EBITDA over deze jaren en daarmee tot vermindering van de waarde van de aandelen volgens de Rekenmethode, terwijl deze vermindering niet volledig voor rekening van Holding c.s. behoort te blijven. Voor de EBITDA over 2023 geldt dit niet, althans dat is niet door Holding c.s. gesteld. De Ondernemingskamer stelt uiteindelijk de billijke verhoging vast, maar voor de bepaling van de hoogte daarvan zal de deskundige worden verzocht om bij de berekening van de prijs in overeenstemming met de Rekenmethode over 2024 en volgende jaren ook een hogere EBITDA in aanmerking te nemen dan over 2024 is gerealiseerd respectievelijk voor 2025 en 2026 wordt verwacht.
4.24
Die hogere EBITDA kan naar het voorlopig oordeel van de Ondernemingskamer worden bepaald op het gemiddelde van (i) de behaalde respectievelijk in de huidige situatie verwachte EBITDA over 2024 tot en met 2026 en (ii) de EBITDA die over deze jaren naar redelijke verwachting zou zijn behaald als de samenwerking tussen Holding c.s. en United Zero was geslaagd en Hooibrug de mezzaninelening niet had opgezegd. De deskundige zal daarbij naar eigen inzicht ook acht kunnen slaan op de (in 3.6 vermelde) prognoses voor 2024 en 2025 die Holding in augustus 2022 heeft laten opstellen door Dutch Dream B.V. Die prognoses zijn aanzienlijk hoger dan de EBITDA waarvan Talanton in haar berekening is uitgegaan (Talanton is uitgegaan van een EBITDA over 2024 van € 122.272 en over 2025 van € 315.000). Met de bedoelde middeling wordt ook recht gedaan aan het oordeel van de Ondernemingskamer (als hiervoor uitgewerkt) dat de neergang van de Vennootschappen vanaf het jaar 2024 niet geheel op het conto van United Zero kan worden geschreven.
4.25
Het te gelasten deskundigenonderzoek dient ook betrekking te hebben op de waardering van het (stemrechtloze) winstaandeel van Holding, dat haar recht geeft op 30% van de winst van de Vennootschappen over de jaren 2023 tot en met 2027. De Ondernemingskamer ziet aanleiding om ten behoeve van de toe te passen billijke verhoging de deskundige te vragen hier ook te berichten op basis van het voorlopig oordeel van de Ondernemingskamer dat de winst die in werkelijkheid over 2024 tot en met 2027 is gerealiseerd, respectievelijk naar verwachting in de huidige situatie zal worden gerealiseerd, gemiddeld dient te worden met de winst die over deze jaren naar redelijke verwachting zou zijn behaald als de samenwerking tussen Holding c.s. en United Zero was geslaagd en Hooibrug de mezzaninelening niet had opgezegd.
4.26
De deskundige zal verder worden verzocht zo mogelijk uit te gaan van genormaliseerde financiële gegevens van de Vennootschappen. Daarbij kunnen in het bijzonder normalisaties worden toegepast voor transacties tussen de Vennootschappen en De Wijnbergen, indien en voor zover deze op niet-marktconforme voorwaarden zouden hebben plaatsgevonden.
Nadere mondelinge behandeling en aktewisseling
4.27
De Ondernemingskamer zal niet reeds in deze beschikking een deskundigenonderzoek gelasten. Zij wil partijen in de gelegenheid stellen te onderzoeken of de vertraging en de kosten die gepaard gaan met een deskundigenonderzoek (deels) vermeden kunnen worden door het maken van een afspraak over de prijs waartegen United Zero de aandelen van Holding c.s. en het winstrecht van Holding zal overnemen dan wel een afspraak die de omvang van het deskundigenonderzoek beperkt. De Ondernemingskamer zal met dat doel een nadere mondelinge behandeling van de zaak bepalen. De mondelinge behandeling zal tevens worden gebruikt voor het inwinnen van nadere informatie. Partijen worden in de gelegenheid gesteld uiterlijk twee weken voordien ieder een akte te nemen om de Ondernemingskamer te informeren op de hierna te vermelden punten. Aan United Zero c.s. wordt verzocht bij deze akte in het geding te brengen:
- de vastgestelde jaarrekeningen over 2024, dan wel – indien niet beschikbaar – de meest recente cijfers over 2024 (voor zover niet gelijk aan de conceptjaarrekeningen die zich al in het dossier bevinden) met eventuele opmerkingen van de accountant van de Vennootschappen;
- de tussentijdse cijfers over 2025 en de meest recente resultaatverwachting over 2025 (indien deze afwijkt van de in het geding gebrachte begroting over 2025), met toelichting;
- begrotingen over 2026 en 2027 met toelichting (voor zover beschikbaar).
Partijen zullen zich tevens in deze akte mogen uitlaten over de voorlopige oordelen die hiervoor in 4.24 en 4.25 zijn gegeven en over de punten vermeld in 4.60.
Enquêteverzoeken over en weer
4.28
Aan een beoordeling van de enquêteverzoeken van Holding c.s. en van United Zero komt de Ondernemingskamer niet toe, omdat die subsidiair zijn ingediend, te weten onder de voorwaarde dat de Ondernemingskamer United Zero niet beveelt om alle aandelen van Holding c.s. over te nemen tegen een door de Ondernemingskamer vast te stellen prijs. Die voorwaarde is blijkens het voorgaande niet vervuld.
Onmiddellijke/voorlopige voorzieningen
4.29
De Ondernemingskamer ziet na een afweging van alle betrokken belangen onvoldoende aanleiding voor de door Holding c.s. gevraagde (i) schorsing van United Zero als bestuurder van de Vennootschappen, (ii) benoeming van een derde persoon als bestuurder van de Vennootschappen en (iii) schorsing van het stemrecht op de door United Zero gehouden aandelen. Het daartoe strekkend verzoek zal derhalve worden afgewezen. Het volgende dient ter toelichting.
4.3
De door Holding c.s. aan United Zero verweten gedragingen vormen onvoldoende grond voor een schorsing van United Zero. Het is niet aannemelijk geworden dat het belang van de Vennootschappen daarmee zou zijn gediend. Partijen zijn het erover eens dat hun wegen moeten scheiden en dat United Zero de partij is die blijft en dat Holding c.s. zullen vertrekken. Zij zijn het alleen niet eens over de voor de aandelen te betalen prijs en de afwikkeling van hun vermogensrechtelijke verhoudingen. Het belang van de Vennootschappen en van partijen is nu het meest gediend met een spoedige scheiding der wegen zonder dat veel extra kosten worden gemaakt en met rust op de werkvloer, zodat de onderneming zich kan herstellen van een turbulente periode. Gelet op hetgeen in 4.26 is overwogen vormt de omstandigheid dat na de aandeelhoudersvergadering van 15 april 2025 nog transacties hebben plaatsgevonden tussen de Vennootschappen en De Wijnbergen ook onvoldoende reden voor een schorsing van United Zero of de benoeming van een bestuurder. Waarom het United Zero onmogelijk gemaakt zou moeten worden om voor de duur van deze procedure haar stemrecht uit te oefenen, hebben Holding c.s. niet toegelicht.
Samenhangende vorderingen
4.31
De Ondernemingskamer komt thans toe aan de beoordeling van de overige vorderingen die partijen over en weer hebben ingesteld en die hiervoor, in 2.1 onder 3 en in 2.2 onder 3, zijn weergegeven.
4.32
Geparafraseerd, gaat het daarbij om vorderingen van Holding c.s. tot:
a. betaling door CL aan Holding van (i) de managementvergoeding over de periode van opzegging van de managementovereenkomst tot 26 mei 2026 en (ii) een bonus over 2023, met rente;
b. vernietiging althans wijziging van het concurrentie- en relatiebeding uit de koopovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst;
c. veroordeling van United Zero c.s. tot naleving van de inspanningsverplichting om [DGA] door Rabobank te doen ontslaan uit de derdenhypotheken die hij heeft verstrekt aan Rabobank, met versterking met dwangsommen;
d. terugbetaling door United Zero aan Holding van de verkoperslening, met rente;
e. afwikkeling van de rekening-courantverhouding tussen CL en Holding;
f. betaling door één van de Vennootschappen aan Holding van € 31.097, zijnde een bedrag dat Holding voor de Vennootschappen heeft voorgeschoten, met rente.
4.33
Daarnaast gaat het om vorderingen van United Zero c.s. om Holding te veroordelen tot betaling aan één van de Vennootschappen van:
a. € 39.450, zijnde het bedrag aan contanten dat [DGA] begin november uit de kluis van de Vennootschappen heeft gehaald;
b. € 34.906,69 wegens privé-onttrekkingen door Holding/ [DGA] ;
c. € 19.040 wegens schade als gevolg van de (in 3.44 vermelde) beslagen die Holding ten laste van CL heeft doen leggen;
d en e. € 190.681 plus € 12.642 wegens te veel betaald dividend over 2022;
Ook hebben United Zero c.s. gevorderd Holding te veroordelen tot het doen opheffen van alle beslagen.
4.34
Eerste vraag is of al deze vorderingen samenhangende vorderingen zijn als bedoeld in artikel 2:336a lid 6 BW, dat in artikel 2:343 lid 2 BW van overeenkomstige toepassing is verklaard op verzoeken tot uittreding. Alleen dan is de Ondernemingskamer bevoegd tot kennisneming van die vorderingen.
4.35
Het gaat uitsluitend om vorderingen tussen Holding c.s. en United Zero dan wel vorderingen tussen Holding c.s. en (één van) de Vennootschappen. In zoverre is voldaan aan de definitie die in de genoemde bepalingen is gegeven. Ook hangen de vorderingen in kwestie naar het oordeel van de Ondernemingskamer voldoende samen met de gedragingen die aan het uittreed- en het uitstotingsverzoek ten grondslag zijn gelegd als bedoeld in deze bepalingen omdat zij voortvloeien uit hetzelfde conflict tussen partijen en dit conflict ten grondslag is gelegd aan de verzoeken tot uitreding en uitstoting. Dit volgt reeds uit het voorgaande. United Zero c.s. worden dus niet gevolgd in hun stelling dat de vorderingen van Holding c.s. geen samenhangende vorderingen zijn.
4.36
United Zero c.s. hebben verder betoogd dat de samenhangende vorderingen van Holding c.s. zich niet lenen voor gezamenlijke behandeling in één feitelijke instantie en de Ondernemingskamer verzocht de samenhangende vorderingen van Holding c.s. te verwijzen naar de rechtbank op de voet van artikel 2:336a lid 7 BW, dat in artikel 2:343 lid 2 BW van overeenkomstige toepassing is verklaard op het verzoek tot uittreding.
4.37
Vooralsnog ziet de Ondernemingskamer geen aanleiding om (een deel van) de samenhangende vorderingen te verwijzen naar de rechtbank. Het debat is voor een deel van de samenhangende vorderingen voldoende voldragen om daarover reeds nu te oordelen. Voor zover het debat nog onvoldoende voldragen is, kunnen partijen zich bij akte en op de nadere mondelinge behandeling nader uitlaten over de samenhangende vorderingen.
Vorderingen van Holding uit hoofde van de managementovereenkomst met CL
4.38
Holding vordert allereerst van CL uit hoofde van de managementovereenkomst tussen hen een bedrag van € 162.845 (inclusief btw), zijnde de management fee over de periode tussen de opzegging van de managementovereenkomst en 26 mei 2026. Volgens Holding heeft CL in artikel 1.3 van de managementovereenkomst de verplichting op zich genomen aan Holding gedurende drie jaren (dus tot en met 26 mei 2026) de overeengekomen management fee te betalen en kan aan die verplichting niet afdoen dat CL bij brief van 11 november 2024 de managementovereenkomst met onmiddellijke ingang heeft opgezegd.
4.39
CL meent daarentegen dat zij over de periode na de opzegging met onmiddellijke ingang geen management fee meer hoeft te voldoen, omdat zij de managementovereenkomst heeft opgezegd op grond van artikel 1.4 van de managementovereenkomst, wegens handelingen van Holding die – als Holding krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaam zou zijn geweest – verwijtbaar handelen van Holding in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder e BW hadden opgeleverd.
4.4
Voor de tekst van de artikelen 1.3 en 1.4 van de managementovereenkomst wordt verwezen naar 3.14, hiervoor. Partijen verschillen van mening over de uitleg van deze artikelen en meer in het bijzonder over de verhouding tussen artikel 1.4 en de laatste zin van artikel 1.3. CL verdedigt, kort gezegd, dat artikel 1.4 een uitzondering vormt op de laatste zin van artikel 1.3, in die zin dat CL niet verplicht is tot doorbetaling van management fee na een opzegging met onmiddellijke ingang op een van de gronden die in artikel 1.4 worden vermeld. Holding stelt in deze procedure dat zij een “
golden parachute” heeft bedongen: CL kon haar altijd ontslaan, maar Holding zou altijd “
een serieus bedrag meekrijgen, ongeacht de omstandigheden”.
4.41
De Ondernemingskamer stelt voorop dat het bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst niet alleen aankomt op de tekst daarvan maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van die overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij, mede gelet op de maatschappelijke kring waartoe zij behoren en de rechtskennis die van hen kan worden gevergd, te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981/635, Haviltex).
4.42
In de uitleg die Holding thans voorstaat mist artikel 1.4 managementovereenkomst iedere zin. De vraag rijst dan waarom die bepaling – in de optiek van Holding kennelijk: per abuis – in de managementovereenkomst is opgenomen. Daarop geeft Holding geen antwoord. Holding heeft bovendien aanvankelijk, in haar brief aan United Zero van 14 november 2024, een andere uitleg verdedigd. Zij verdedigde toen dat artikel 1.4 een uitwerking is van artikel 1.3 van de managementovereenkomst, in die zin dat in artikel 1.4 wordt bepaald wanneer met onmiddellijke ingang kan worden opgezegd. Dat standpunt is toen ook niet aan de hand van de totstandkomingsgeschiedenis van de genoemde bepalingen gemotiveerd. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer leidt artikel 1.4 in samenhang met artikel 1.3 alleen tot aannemelijke rechtsgevolgen in de uitleg die CL voorstaat – te weten dat artikel 1.4 een uitzondering vormt op de in beginsel bestaande plicht tot doorbetaling van de management fee tot mei 2026 bij onmiddellijke opzegging. Artikel 1.4 noemt gevallen waarin een verplichting door doorbetaling van management fee uiterst onaannemelijk is, zoals de situatie waarin Holding failliet is verklaard, de situatie waarin op [DGA] de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard en de situatie waarin [DGA] niet langer enig bestuurder en/of enig aandeelhouder is van Holding. Ook in de andere gevallen die artikel 1.4 noemt is een verplichting tot doorbetaling van management fee na beëindiging van de managementovereenkomst onaannemelijk omdat dan aan Holding een beloning zou worden toegekend voor – mogelijk ernstig – wanpresteren. Artikel 1.4 noemt immers (onder a) handelingen van Holding die in geval van een arbeidsovereenkomst een ontslag wegens dringende reden zouden rechtvaardigen dan wel een zodanig verwijtbaar handelen opleveren dat van de werkgever niet in redelijkheid kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en (onder b) het niet nakomen door Holding van een verplichting onder de managementovereenkomst ingeval de niet-nakoming voortduurt nadat 30 dagen zijn verstreken na ingebrekestelling. Het is onaannemelijk dat United Zero of CL akkoord zou gaan met een verplichting tot doorbetaling van management fee tot mei 2026 bij beëindiging van de managementovereenkomst wegens een dergelijk – mogelijk ernstig – wanpresteren van Holding jegens CL. Holding had dat redelijkerwijs ook moeten begrijpen, zeker nu zij zich, naar ter zitting is gebleken, uiteindelijk (ook) door een advocaat over de te sluiten overeenkomsten heeft laten adviseren.
4.43
Het is aan Holding, als de partij die zich op de rechtsgevolgen beroept van haar uitleg van de managementovereenkomst, om feiten en omstandigheden te stellen die – indien bewezen – tot haar uitleg leiden. Dat heeft zij niet, althans onvoldoende gedaan. Met CL moet daarom worden aangenomen dat artikel 1.4 een uitzondering vormt op de laatste zin van artikel 1.3 en dat Holding geen recht heeft op doorbetaling van management fee in de gevallen als genoemd in artikel 1.4.
4.44
Vervolgens rijst de vraag of grond a van artikel 1.4 zich in dit geval heeft voorgedaan. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer is dat het geval. [DGA] heeft, zoals hiervoor in 3.37 en 4.11 al is vermeld, begin november 2024 onbevoegd beschikt over een bedrag van € 39.451 in contanten, dat aan CL toekwam. Hij heeft dat bedrag uit de kluis van CL gehaald en deels onder het personeel verdeeld en deels zelf meegenomen, zonder dat hij daartoe bevoegd was en zonder dat hij voor CL controleerbaar maakte wie welk bedrag ontving. Dit levert, naar analogie van artikel 7:669 lid 3 onder e BW, zodanig verwijtbaar handelen van Holding op dat van CL in redelijkheid niet kon worden gevergd de managementovereenkomst te laten voortduren als bedoeld in artikel 1.4 onder a sub b. Daaraan kan niet afdoen dat in het verleden het contante geld uit de kluis ook onder het personeel werd verdeeld. Niet alleen ging het in het verleden om kleinere bedragen – naar United Zero heeft gesteld en Holding niet heeft betwist – ook mocht Holding er niet van uitgaan dat United Zero die praktijk uit het verleden wilde voortzetten.
4.45
Holding vordert daarnaast van CL betaling van een bonus van € 15.000 over 2023 op grond van artikel 2.1 van de managementovereenkomst. Ter toelichting stelt zij dat in het boekjaar 2023 een beter resultaat is gerealiseerd dan in het budget was opgenomen. CL betwist de vordering en stelt in dat verband dat de prognose die Dutch Dream B.V. in opdracht van Holding voor het boekjaar 2023 had opgesteld niet is gehaald. Op dit verweer heeft Holding niet meer gereageerd, wat betekent dat zij haar vordering op dit punt onvoldoende heeft toegelicht. De vordering van Holding tot betaling van een bonus van € 15.000 over 2023 is dus niet toewijsbaar.
4.46
Het voorgaande betekent ook dat bij de toepassing van de Rekenmethode in de EBITDA over 2024 en volgende jaren geen rekening gehouden dient te worden met een verplichting van de Vennootschappen tot betaling van aanvullende management fee of een bonus aan Holding.
Vorderingen van Holding c.s. tot vernietiging of wijziging van het concurrentie- en relatiebeding uit de aandeelhoudersovereenkomst
4.47
Zowel Holding als [minderheidsaandeelhouder] vordert dat de Ondernemingskamer het concurrentie- en het relatiebeding vernietigt, althans zodanig wijzigt dat het beding niet meer voor hen geldt, althans de gevolgen ervan matigt. Onderscheiden moet worden tussen de vordering van Holding en die van [minderheidsaandeelhouder] .
4.48
[minderheidsaandeelhouder] heeft een beroep gedaan op dwaling ten aanzien van artikel 7 van de aandeelhoudersovereenkomst, waarin (niet alleen voor Holding en [DGA] , maar ook) voor hem een concurrentie- en relatiebeding is opgenomen. Ook heeft hij een beroep gedaan op vernietiging op de voet van artikel 7:653 lid 3 BW. Hij heeft daartoe het volgende gesteld. Hij heeft in de haast van mei 2023 en in de veronderstelling dat hij geen concurrentie- en relatiebeding zou hebben, de aandeelhoudersovereenkomst ondertekend. Hij was niet betrokken bij de onderhandelingen over de diverse overeenkomsten. Hij werkt al lang op basis van een arbeidsovereenkomst voor de Vennootschappen en daarin staat geen concurrentie- of relatiebeding.
4.49
United Zero c.s. hebben verdedigd dat bij [minderheidsaandeelhouder] van dwaling geen sprake kan zijn. Zij wijzen op de tekst van de achtereenvolgende versies van de concepten voor een aandeelhoudersovereenkomst. In de versie van 2 maart 2023 stond [minderheidsaandeelhouder] in deze bepaling nog tussen haken vermeld; in de latere versies, vanaf 14 april 2023, stonden die haken er niet meer. [minderheidsaandeelhouder] heeft aldus ruim de tijd gehad om notie te nemen van het concurrentie- en relatiebeding, maar heeft geen vragen daarover gesteld en getekend. De inhoud van het concurrentiebeding valt bovendien te billijken omdat [minderheidsaandeelhouder] voor de Vennootschappen (zeer) belangrijk is geweest, aldus – steeds – United Zero c.s.
4.5
Ter zitting heeft [minderheidsaandeelhouder] desgevraagd toegelicht dat hij nooit een conceptversie van de aandeelhoudersovereenkomst heeft gezien. Hij heeft – behalve de
non binding offeren de intentieovereenkomst, waarin geen verplichtingen voor hem waren opgenomen – alleen één dag van tevoren de tekenstukken ontvangen. Voordien had hij éénmaal met Hendrix van United Zero gesproken, maar toen is een concurrentie- of relatiebeding ook niet ter sprake gekomen. Hij heeft toen wel met Hendrix gesproken over zijn spierziekte. Deze verklaringen van [minderheidsaandeelhouder] ter zitting zijn niet weersproken door United Zero c.s. of door Hendrix. United Zero c.s. hebben ook niet gesteld dat zij ervan mochten uitgaan dat [minderheidsaandeelhouder] de diverse conceptversies zou ontvangen, laat staan op welke gronden zij daarvan mochten uitgaan. [DGA] heeft ter zitting – eveneens onweersproken – gesteld dat hij (anders dan [minderheidsaandeelhouder] ) wel bij de besprekingen met United Zero was betrokken en zich daarbij liet bijstaan door Dutch Dream B.V. en zich, op het laatst, ook door een advocaat heeft laten adviseren, maar dat hij het met [minderheidsaandeelhouder] ook nooit heeft gehad over een concurrentie- of relatiebeding.
4.51
De Ondernemingskamer stelt vast dat [minderheidsaandeelhouder] voor de toetreding van United Zero al aandeelhouder in de Vennootschappen was. Anders dan Holding, verkocht hij in mei 2023 niet (een deel van) zijn aandelen aan United Zero en kreeg toen ook niet het recht om zijn aandelen in de Vennootschappen aan United Zero te verkopen. Uitsluitend het omgekeerde gold: United Zero verkreeg een call-optie op de aandelen van [minderheidsaandeelhouder] en [minderheidsaandeelhouder] verbond zich zijn aandelen gedurende vijf jaar niet te vervreemden zonder toestemming van United Zero. Verder staat vast dat voor [minderheidsaandeelhouder] als werknemer niet een concurrentie- of relatiebeding gold en dat werk voor hem heel belangrijk is, omdat het (de progressie van) zijn ziekte remt. Het is onaannemelijk dat [minderheidsaandeelhouder] onder die omstandigheden akkoord zou gaan met een concurrentie- en relatiebeding, dat hem onder meer verbood tot vijf jaar na het eindigen van zijn aandeelhouderschap werkzaam te zijn voor of in een onderneming die met de Vennootschappen concurrerende activiteiten ontplooit.
4.52
Op grond van een en ander is – als onvoldoende gemotiveerd betwist door United Zero c.s. – voldoende komen vast te staan dat [minderheidsaandeelhouder] de aandeelhoudersovereenkomst heeft ondertekend onder invloed van dwaling ten aanzien van het daarin voor hem opgenomen concurrentie- en relatiebeding en dat hij de aandeelhoudersovereenkomst niet had getekend als hij zich van deze bedingen bewust was geweest.
4.53
Bovendien hadden United Zero c.s. naar het oordeel van de Ondernemingskamer in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling van [minderheidsaandeelhouder] behoorden te weten, [minderheidsaandeelhouder] uitdrukkelijk moeten wijzen op de bedingen uit artikel 7 van de aandeelhoudersovereenkomst. Zij wisten of hadden moeten begrijpen dat die bedingen voor [minderheidsaandeelhouder] erg bezwarend waren gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de omstandigheid dat werk (de progressie van) zijn ziekte remt, dat daar in de aandeelhoudersovereenkomst geen noemenswaardige voordelen voor [minderheidsaandeelhouder] tegenover stonden en dat hij niet bij de onderhandelingen betrokken was geweest. Zij hadden ook geen reden om aan te nemen dat [minderheidsaandeelhouder] door [DGA] of diens adviseur geïnformeerd zou worden. De Vennootschappen waren bovendien de werkgever van [minderheidsaandeelhouder] , naar ook United Zero wist. Een en ander voert tot de conclusie dat het beroep van [minderheidsaandeelhouder] op dwaling toewijsbaar is op grond van artikel 6:228 lid 1, aanhef en sub b, BW.
4.54
[minderheidsaandeelhouder] vordert niet vernietiging van de gehele aandeelhoudersovereenkomst, maar slechts van artikel 7 daarvan, waarmee hij kennelijk vordert dat de Ondernemingskamer de gevolgen van de aandeelhoudersovereenkomst op de voet van artikel 6:230 lid 2 BW wijzigt ter opheffing van het nadeel dat hij lijdt doordat de overeenkomst vernietigbaar is wegens dwaling maar niettemin in stand blijft. De Ondernemingskamer zal de gevolgen van de aandeelhoudersovereenkomst aldus wijzigen dat artikel 7 niet geldt in de verhouding tussen United Zero c.s. en [minderheidsaandeelhouder] . Aldus wordt [minderheidsaandeelhouder] zoveel mogelijk gebracht in de positie waarin hij zou hebben verkeerd als hij niet had gedwaald bij het aangaan van de aandeelhoudersovereenkomst. De vordering van [minderheidsaandeelhouder] als vermeld in 2.1 onder 3.b zal hierna in zoverre worden toegewezen. Vanwege het grote belang van [minderheidsaandeelhouder] bij een spoedige en definitieve beslissing op dit punt, zal de beslissing op dit punt niet worden aangehouden.
4.55
Holding heeft aan haar in 4.47 vermelde vordering slechts ten grondslag gelegd dat zij, naar het zich laat aanzien, veel minder geld, namelijk € 279.099, ontvangt voor haar aandelen dan waar zij recht op heeft. Zij stelt verder dat het concurrentiebeding is aangegaan in de veronderstelling dat [DGA] met pensioen zou gaan.
4.56
Deze stellingen kunnen – bij gebreke van een nadere toelichting, die ontbreekt – niet leiden tot vernietiging of wijziging van het concurrentiebeding ten aanzien van Holding. Als grondslag van haar vordering heeft Holding artikel 6:248 lid 2 BW genoemd. Indien United Zero niet voldoet aan de veroordeling tot overname van de aandelen van Holding, kan een beroep op het concurrentiebeding van United Zero c.s. jegens Holding/ [DGA] mogelijk afstuiten op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. De Ondernemingskamer kan daarop echter nu niet vooruitlopen. Vereist is immers een weging van alle omstandigheden van het geval die zich voordoen op het moment dat het beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid wordt gedaan. De vordering van Holding als vermeld in 2.1 onder 3.b is nu dus niet toewijsbaar.
Nakoming artikel 6.1 van de aandeelhoudersovereenkomst
4.57
Holding heeft onvoldoende belang hij haar vordering om United Zero te veroordelen tot nakoming van haar inspanningsverplichting (als neergelegd in artikel 6.1 van de aandeelhoudersovereenkomst) om het ertoe te leiden dat Rabobank de hypotheken zal vrijgeven die [DGA] ten behoeve van de schulden van de Vennootschappen aan Rabobank heeft verstrekt. Deze inspanningsverplichting geldt al voor United Zero, naar tussen partijen ook niet ter discussie staat. Zoals hiervoor (in 4.8) al is overwogen, is United Zero tekortgeschoten in nakoming van deze verplichting. Toch zal de vordering van Holding om die inspanningsverplichting met dwangsommen te versterken, ook niet worden toegewezen. De inspanningsverplichting is onvoldoende duidelijk en scherp begrensd om de afdwingbaarheid daarvan effectief te kunnen verhogen door het opleggen van dwangsommen bij overtreding daarvan. De door Holding verzochte veroordeling van United Zero vervangende zekerheid te stellen, kan evenmin worden toegewezen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad bestaat geen grondslag voor toewijzing van een dergelijk verzoek. Zie: Hoge Raad 13 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2581.
Vorderingen van Holding uit hoofde van de verkoperslening
4.58
De vordering van Holding uit hoofde van de verkoperslening is nog niet opeisbaar. United Zero heeft dat onweersproken gesteld. De Ondernemingskamer vindt in de overeenkomst betreffende de verkoperslening ook geen aanwijzing voor het tegendeel (zie ook 3.16, hiervoor).
Vordering tot opheffing van beslagen ten laste van United Zero
4.59
De vordering van United Zero tot opheffing van de beslagen die Holding ten laste van haar heeft doen leggen, is evenmin toewijsbaar. United Zero heeft nagelaten toe te lichten waarom dit beslag opgeheven moet worden.
Overige samenhangende vorderingen
4.6
Alle overige samenhangende vorderingen van partijen over en weer betreffen de afwikkeling van de vermogensrechtelijke verhouding tussen Holding en de Vennootschappen. Het debat op dit punt is onvoldoende voldragen om daarover nu reeds te oordelen. Partijen zullen zich daarover nader mogen uitlaten op de te gelasten mondelinge behandeling en in de genoemde akte. Het betreft de vorderingen als vermeld:
- in 2.1 onder 3, sub e en f en
- in 2.2 onder 3, sub a tot met e en,
- voor zover het betreft de ten laste van CL gelegde beslagen, in 2.2 onder 3 sub f.
De Ondernemingskamer acht zich in ieder geval nog onvoldoende voorgelicht op de volgende punten.
4.61
De Vennootschappen hebben in hun verweerschrift niet bestreden dat de rekening-courantverhouding tussen CL en Holding per 31 december 2023 een vordering van Holding liet zien van € 136.208 en zij hebben ook de vordering van € 31.097 (vermeld in 4.32 onder f) niet betwist. Zij hebben zich in hun verweerschrift echter beroepen op verrekening met (grotere) tegenvorderingen van de Vennootschappen (als hiervoor in 4.33 onder d en e vermeld). Eerst ter zitting hebben United Zero c.s. toegelicht waarom volgens hen het dividend over 2022 tweemaal is uitbetaald aan Holding. Die toelichting komt erop neer – voor zover hier van belang – dat het over 2022 betaalbaar gestelde dividend al in de rekening-courant per eind 2022 is verwerkt. Als dat juist is, was geen van partijen daarvan kennelijk op de hoogte in mei 2024, toen het dividend nogmaals, door overboeking, is betaald. Holding zal in de gelegenheid worden gesteld op deze nieuwe stellingen van United Zero c.s. te reageren.
4.62
Wat betreft de vorderingen van de Vennootschappen op Holding als vermeld in 2.2 onder 3 sub a is onder meer onduidelijk in hoeverre de contante bedragen die [DGA] begin november 2024 uit de kluis heeft gehaald, zijn aangewend ter voldoening van schulden van de Vennootschappen aan werknemers. Dat lijkt vooralsnog wel relevant omdat de Vennootschappen in zoverre mogelijk geen schade hebben geleden als gevolg van het aan Holding verweten handelen. Nu de betalingen aan werknemers niet schriftelijk zijn vastgelegd, zal hier mogelijk bewijsvoering moeten plaatsvinden, wat in een later stadium tot verwijzing naar de rechtbank aanleiding zou kunnen geven.
4.63
Zolang niet duidelijk is of Holding per saldo een vordering op dan wel een schuld aan CL heeft, is ook niet duidelijk of er aanleiding is tot opheffing van de beslagen die Holding ten laste van CL heeft doen leggen. Met een opheffing van die beslagen zou de Ondernemingskamer vooruitlopen op het van rechtswege vervallen daarvan bij het in kracht van gewijsde gaan van de (nog te wijzen) einduitspraak van de Ondernemingskamer waarin de vordering tot zekerheid waarvan het beslag is gelegd wordt afgewezen. Een afweging van de betrokken belangen over en weer geeft daartoe geen aanleiding. Of de vordering tot schadevergoeding wegens die beslagen toewijsbaar is, is ook nog onduidelijk. Holding heeft de gestelde schade betwist en CL heeft daarvan vooralsnog niet een onderbouwing gegeven.
Conclusie
4.64
Het voorgaande mondt uit in de conclusie:
- dat de samenhangende vordering van [minderheidsaandeelhouder] wegens dwaling ter zake van het concurrentie- en relatiebeding zal worden toegewezen als hierna vermeld;
- dat iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De Ondernemingskamer gelast een nadere mondelinge behandeling van de zaak op de hierna te vermelden datum en tijd met de doelen als hiervoor vermeld in 4.27 en 4.60. Partijen mogen twee weken voorafgaand aan de mondelinge behandeling ieder een akte nemen.

5.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijzigt de gevolgen van de aandeelhoudersovereenkomsten als vermeld in 3.9 op de voet van artikel 6:230 lid 2 BW aldus, dat artikel 7 van die overeenkomsten niet geldt in de verhouding tussen [minderheidsaandeelhouder] enerzijds en United Zero B.V., [Comfort & Warmte X B.V.] en ClimaLevel Nederland B.V. anderzijds;
bepaalt een mondelinge behandeling op
dinsdag 16 december 2025 om 9:30 uurter terechtzitting van de Ondernemingskamer in het Paleis van Justitie aan het IJdok 20 te Amsterdam, met de doelen als vermeld in 4.27 en 4.60 van deze beschikking;
stelt partijen in de gelegenheid tot uiterlijk twee weken voorafgaand aan de mondelinge behandeling ieder een akte te nemen (op de wijze als in eerdere oproepingsbrieven is bepaald voor het indienen van stukken bij de Ondernemingskamer) over de punten als vermeld in 4.27 van deze beschikking;
verklaart deze uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat partijen, als zij op het genoemde tijdstip verhinderd zijn, dat binnen twee weken na de datum van deze beschikking aan de Ondernemingskamer moeten laten weten, onder opgave van alle verhinderdata van alle partijen en hun advocaten tot eind maart 2026, waarna de Ondernemingskamer een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling zal bepalen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P. Wessels, voorzitter, mr. W.A.H. Melissen en mr. E. Loesberg, raadsheren, en drs. V.G. Moolenaar en mr. drs. F. Marring RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.C.W. Wijffels, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.P. Wessels op 23 oktober 2025.