In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, was beschuldigd van inbraak in een restaurant op 18 november 2024, waarbij diverse goederen zijn ontvreemd. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die de verdachte had vrijgesproken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 september 2025 werd het bewijs besproken, waaronder een bloedspoor dat het DNA-profiel van de verdachte bevatte. De verdediging stelde dat de verdachte niet in het restaurant was en dat hij iemand had geholpen met het wegtillen van goederen. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was en dat hij een van de daders was. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal door twee of meer verenigde personen, met gebruik van braak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten.