ECLI:NL:GHAMS:2025:2810

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
23-001029-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van straf en maatregel in hoger beroep tegen belaging en bedreiging van ex-partner

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 april 2024. De verdachte, geboren in 1993, was eerder veroordeeld voor belaging en bedreiging van zijn ex-partner en ex-schoonmoeder. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in grote lijnen bevestigd, maar heeft de strafoplegging aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder een behandelverplichting en een contactverbod met de slachtoffers. Het hof heeft de straf en maatregel bevestigd, maar heeft de details van de bewijsoverwegingen en bewijsmiddelen aangepast. De verdachte had zich gedurende meerdere maanden schuldig gemaakt aan ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner, ondanks eerdere waarschuwingen van de politie. Het hof heeft ook rekening gehouden met psychologisch onderzoek waaruit bleek dat de verdachte mogelijk lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis, en dat er een hoog risico op recidive bestaat. De verdachte heeft herhaaldelijk de wensen van de slachtoffers genegeerd en heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Het hof heeft besloten om de bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting, dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De beslissing van het hof benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001029-24
datum uitspraak: 16 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 april 2024 in de strafzaak onder de parketnummers 13-166665-23 en 16-112575-21 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 1993,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 oktober 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof de navolgende aanpassingen doet ten aanzien van de bewijsoverweging en de bewijsmiddelen.
Bewijsoverweging
Op pagina 3 van het vonnis schrapt het hof de navolgende zin:
De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan mede op de omstandigheid dat verdachte zich blijkens het dossier op andere momenten ook dreigend heeft uitgelaten richting aangeefster [slachtoffer] .
Bewijsmiddelen
Op pagina 16 (bijlage 2 bij het vonnis) schrapt het hof in het proces-verbaal met nummer PL1300-2023149229-3 van 4 juli 2023, de zin:
Geen probleem ik ben nog steeds respectvol gebleven.
Op pagina 17 (bijlage 2 van het vonnis) vervangt het hof vanwege een kennelijke verschrijving in proces-verbaal met nummer PL1300-2023149229-2) de datum “3 juni 2023” door “3 juli 2023”.
Op pagina 17 (bijlage 2 van het vonnis) vervangt het hof vanwege een kennelijke verschrijving in de kop van het proces-verbaal met nummer PL1300-2023149229-34 de datum “11 februari 2023” door “11 februari 2024”.
Op pagina 18 (bijlage 2 van het vonnis) voegt het hof in het proces-verbaal met nummer PL1300-2023149229-34) toe:
Opname 5
Ontvangen op 25 juni 2023 21:35 uur:
Vertaling: "Ik hou heel erg van jou, daarom geef ik je nog een kans, dwing mij niet om naar je moeder te gaan, alsjeblieft, neem op je telefoon, laten we praten, bel voortdurend niet de politie, gaat je niks opleveren. Er gaat een dag komen, dat ik jou in mee eentje ga pakken op straat, dan kan je op dat moment een keuze maken, want dat gaat je ook niet lukken."

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met algemene en bijzondere voorwaarden (waaronder een behandelverplichting), met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft de rechtbank aan de verdachte voor de duur van vijf jaren een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, bestaande uit een locatie- en een contactverbod, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar is verklaard.
De advocaat-generaal heeft terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met algemene en bijzondere voorwaarden (reclasseringstoezicht en een contactverbod met [slachtoffer] ) met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte voor de duur van vijf jaren een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd, bestaande uit een contactverbod met [slachtoffer] . De advocaat-generaal heeft tot slot gevorderd dat zowel de bijzondere voorwaarden als de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit dat het hof gezien de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte volstaat met het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de bijzondere voorwaarden worden beperkt tot een contactverbod. Tegen het eveneens opleggen van een contactverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel heeft de raadsvrouw geen bezwaar. De raadsvrouw verzoekt het hof af te zien van het bevelen van dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden nu daar geen grondslag voor is gelet op het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:1652).
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door hen te behandelen als bewezen verklaard heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner en bedreiging van zijn ex-partner en ex-schoonmoeder. De verdachte heeft gedurende meerdere maanden veelvuldig ernstig inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner gemaakt. Zelfs nadat een zogenoemd stopgesprek bij de politie had plaats gevonden heeft de verdachte geen respect getoond voor de wens van zijn ex-partner het contact met hem te verbreken, integendeel, hij bleef bij voortduring pogen met haar in contact te komen, welke pogingen zelfs gepaard gingen met bedreigingen.
Ook heeft de verdachte zijn ex-schoonmoeder thuis opgezocht en gedreigd haar en haar dochter te zullen doden. Dit heeft haar veel angst aangejaagd.
Het hof stelt ook vast dat de verdachte tijdens de schorsing van zijn voorarrest ondanks een verbod daartoe contact is blijven zoeken met zijn ex-partner.
Het hof heeft kennisgenomen van het psychologisch onderzoek Pro Justitia opgesteld door J.E.P. Kruikemeier, GZ psycholoog, van 12 maart 2024. De psycholoog rapporteert dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsproblematiek waarbij vooral sprake lijkt te zijn geweest van agressieproblematiek en mishandeling in intieme relaties. Door het ontbreken van solide, geverifieerde informatie over zijn voorgeschiedenis kan de diagnose van een narcistische persoonlijkheidsstoornis echter niet gesteld worden. In hoeverre de persoonlijkheidsproblematiek ook antisociaal is kan evenmin goed worden beoordeeld. In dit onderzoek heeft hij sterk de neiging gehad om in het spreken over de strafbare feiten te bagatelliseren, te minimaliseren en te externaliseren. Er lijkt sprake te zijn van hardnekkige problematiek.
Verder heeft het hof kennis genomen van het advies van [deskundige] , als reclasseringswerker verbonden aan de Reclassering Nederland van 9 april 2024. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat, waarbij de reclassering van belang acht dat de verdachte een delictverleden heeft rondom relationeel geweld. De verdachte uit zich bagatelliserend, externaliserend en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn grensoverschrijdende gedrag. Het ontbreekt hem aan zelfinzicht. Geadviseerd wordt aan de verdachte in geval van een bewezenverklaring een deels voorwaardelijke straf op te leggen met algemene en bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, dagbesteding, een contact- en locatieverbod (met elektronische monitoring) en deze voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast wordt geadviseerd aan de verdachte een contact- en locatieverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen en deze ook dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Tot slot heef het hof kennisgenomen van een op naam van de verdachte staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 september 2025. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte meermaals onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling van een (ex) partner. Het is het hof opgevallen dat de verdachte ondanks dit verleden, de huidige verwijten en het ondergane reclasseringstoezicht ter terechtzitting in hoger beroep toch weer terugvalt in het bagatelliseren en externaliseren van zijn gedrag en in het ontkennen van het belang om aan zichzelf te werken om herhaling te voorkomen.
Gelet op de ernst van de feiten is het hof met de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend is. Het hof ziet in de persoon van de verdachte aanleiding een deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke zin op te leggen en aan dit voorwaardelijk deel de navolgende bijzondere voorwaarden te verbinden: een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting. De verdachte is eerder behandeld door Inforsa. Destijds bleek niet van intrinsieke motivatie en ook ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard niet de toegevoegde waarde van een behandeling te zien. Desondanks ziet het hof wel de noodzaak behandeling als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke straf te verbinden, mede gelet op het feit dat de reclassering nog aanknopingspunten ziet voor verdere behandeling. Het enkele feit dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard zich niet opnieuw schuldig te zullen maken aan soortgelijke strafbare feiten overtuigt het hof er niet van dat de verdachte het laakbare van zijn handelen volledig inziet dan wel dat dat hij in voldoende mate zelfstandig bereid en in staat is tot blijvende gedragsverandering. Het hof vreest met andere woorden voor herhaling.
Met deze strafoplegging en bijzondere voorwaarden wordt enerzijds de ernst van de feiten benadrukt en anderzijds wordt daarmee beoogd de verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Tegelijkertijd wordt, zoals de raadsvrouw heeft bepleit, voorkomen dat de verdachte zijn baan zou verliezen als gevolg van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met algemene en bijzondere voorwaarden van na te melden duur passend en geboden.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
Het hof houdt er als gezegd ernstig rekening mee dat de verdachte (zonder gerichte behandeling) wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Het hof baseert dit op de duur en intensiteit van de belaging van zijn ex-partner (waarbij ook sprake is geweest van een voet tussen de deur zetten, vastpakken bij en trekken aan de armen en op de bank duwen), de bedreiging van zijn ex-partner en ex-schoonmoeder, het feit dat eerder ingrijpen door politie er niet toe heeft geleid dat de verdachte met zijn gedrag is gestopt, het feit dat de reclassering het risico op recidive en letsel hoog inschat en het feit dat de verdachte reeds meermaals onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling van een (ex) partner. Daarbij betrekt het hof ook dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangegeven een nieuwe relatie te hebben.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Het hof ziet daarnaast – ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten – aanleiding aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, bestaande uit een contactverbod met de aangeefster [slachtoffer] voor de duur van vijf jaren, waarbij de verdachte zich dient te onthouden van ieder contact met haar. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, de door de reclassering als hoog ingeschatte kans op toekomstige recidive, en voorts het gegeven dat de verdachte herhaaldelijk de wensen van aangeefster en een waarschuwing van de politie heeft genegeerd. Verdachte volhardde in zijn ongewenste gedrag, zelfs nadat hem duidelijk was gemaakt dat hij daarmee de grenzen van aangeefster en de wet overschreed.
Dadelijke uitvoerbaarheid vrijheidsbeperkende maatregel
Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel bevelen omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens de slachtoffers, om de redenen die hierboven reeds zijn uiteengezet.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 september 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof de vordering toewijst maar de voorwaardelijke gevangenisstraf omzet in een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting het hof verzocht de vordering niet toe te wijzen in die zin dat de verdachte weer vast komt te zitten.
Het hof oordeelt als volgt. Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof aanleiding in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van hierna te melden duur te gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
100 (honderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering gedurende de volledige proeftijd, zo vaak en zolang als de reclassering dat nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich laat behandelen door Inforsa Hilversum of een soortgelijke hulpverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren [geboortedag 2] 1985 te [geboorteplaats 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Beveelt dat de tijd die de verdachte sinds het vonnis al onderworpen is geweest aan de door de rechtbank opgelegde en dadelijk uitvoerbaar verklaarde vrijheidsbeperkende maatregel bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt daarnaast dat de vervangende hechtenis die eventueel al is tenuitvoergelegd, eveneens bij een eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis in mindering wordt gebracht.
Gelast in plaats van het bevelen van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 september 2021 met parketnummer 16-112575-21, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 weken:
een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 oktober 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]