afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002547-23
datum uitspraak: 9 oktober 2025
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-054314-23 (zaak A) en 13-063131-23 (zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
in zaak A
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (werkzaam als surveillant bij de Eenheid Amsterdam) van het leven te beroven, met dat opzet met een (personen)auto
- een door een verbalisant gegeven stopteken heeft genegeerd en/of
- (vervolgens) met hoge, althans aanzienlijke snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer] is gereden en/of is blijven rijden zonder zijn snelheid te minderen/remmen (waardoor voornoemde [slachtoffer] (snel) in zijn voertuig moest stappen om een botsing met het voertuig van verdachte te voorkomen) en/of
- (vervolgens) is gebotst tegen het voertuig waarin voornoemde [slachtoffer] net was gestapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] (werkzaam als surveillant bij de Eenheid Amsterdam) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (personen)auto
- een door een verbalisant gegeven stopteken heeft genegeerd en/of
- (vervolgens) met hoge, althans aanzienlijke snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer] is gereden en/of is blijven rijden zonder zijn snelheid te minderen/remmen (waardoor voornoemde [slachtoffer] (snel) in zijn voertuig moest stappen om een botsing met het voertuig van verdachte te voorkomen) en/of
- (vervolgens) is gebotst tegen het voertuig waarin voornoemde [slachtoffer] net was gestapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] (werkzaam als surveillant bij de Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een (personen)auto
- een door een verbalisant gegeven stopteken te negeren en/of
- (vervolgens) met hoge, althans aanzienlijke snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer] te rijden en/of blijven rijden zonder zijn snelheid te minderen/remmen (waardoor voornoemde [slachtoffer] (snel) in zijn voertuig moest stappen om een botsing met het voertuig van verdachte te voorkomen) en/of
- (vervolgens) te botsen tegen het voertuig waarin voornoemde [slachtoffer] net was gestapt;
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Norinco, type M1911 A1, kaliber .45 ACP zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet, te weten 7 kogelpatronen, althans een of meerdere kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 3,3 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 22,6 kilogram en/of 66 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 4,57 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B en/of
- ongeveer 4,11 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde cocaïne en/of MDMA en/of 2C-B en/of metamfetamine (in elk geval) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 513,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep en/of een hoeveelheid van ongeveer 54,1 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj) zijn hasjiesj, (in elk geval) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (van) een of meerdere geldbedragen (in totaal ongeveer 40.805,88 euro)
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
en/of
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere geldbedragen (in totaal ongeveer 40.805,88 euro) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die geldbedrag(en)onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
in zaak B
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 1] ), daarmee rijdende op de weg, de Eerste Keucheniusstraat en/of de Groen van Prinstererstraat, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers:
- is hij, verdachte, met een (hoge) snelheid, achteruit gereden en/of
- (vervolgens) is hij, verdachte, tegen een dienstauto van de politie (kenteken [kenteken 2] ) gereden en/of gebotst en/of
- (vervolgens) is hij, verdachte, met een (hoge) snelheid, achteruit rijdend, de Eerste Keucheniusstraat in gereden, waarbij hij verdachte zijn voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 1] ) niet, in elk geval niet voldoende, onder controle had, immers is hij, verdachte, tegen één of meerdere voertuigen, gekentekend [kenteken 3] en/of [kenteken 4] en/of [kenteken 5] en/of [kenteken 6] en/of [kenteken 7] en/of [kenteken 8] en/of [kenteken 9] en/of [kenteken 10] en/of [kenteken 11] en/of [kenteken 12] , welke aldaar geparkeerd stonden, gereden en/of gebotst en/of
- (vervolgens) is hij, verdachte, met zijn, verdachtes, voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 1] ) tot stilstand gekomen tegen een aldaar geparkeerd voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 13] ).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring, een andere kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten, een andere beslissing over de inbeslaggenomen goederen en tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 en 5 en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
in zaak A
1.
hij op 21 februari 2023 te Amsterdam [slachtoffer] (werkzaam als surveillant bij de Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met zware mishandeling door opzettelijk dreigend met een personenauto
- met aanzienlijke snelheid in de richting van [slachtoffer] te rijden en blijven rijden zonder zijn snelheid te minderen waardoor [slachtoffer] in zijn voertuig moest stappen om een botsing met het voertuig van verdachte te voorkomen en
- vervolgens te botsen tegen het voertuig waarin [slachtoffer] net was gestapt;
2.
hij op 21 februari 2023 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Norinco, type M1911 A1, kaliber .45 ACP
en
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet, te weten 7 kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 21 februari 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 3,3 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 22,6 kilogram en 66 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en
- ongeveer 4,57 gram van een materiaal bevattende 2C-B en
- ongeveer 4,11 gram van een materiaal bevattende metamfetamine;
4.
hij op 21 februari 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 513,4 gram hennep en ongeveer 54,1 gram hasjiesj;
5.
hij op 21 februari 2023 te Amsterdam een geldbedrag van in totaal ongeveer € 40.805,88 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
hij op 21 februari 2023 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 1] ), daarmee rijdende op de weg, de Eerste Keucheniusstraat en de Groen van Prinstererstraat, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die wegen werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd, immers:
- is hij met snelheid achteruit gereden en
- vervolgens is hij tegen een dienstauto van de politie (kenteken [kenteken 2] ) gereden en gebotst en
- vervolgens is hij met snelheid, achteruit rijdend, de Eerste Keucheniusstraat in gereden, waarbij hij zijn voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 1] ) niet onder controle had, immers is hij tegen meerdere voertuigen, gekentekend [kenteken 3] en [kenteken 4] en [kenteken 5] en [kenteken 6] en [kenteken 7] en [kenteken 8] en [kenteken 9] en [kenteken 10] en [kenteken 11] en [kenteken 12] , welke aldaar geparkeerd stonden, gereden en
- vervolgens is hij met zijn voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 1] ) tot stilstand gekomen tegen een aldaar geparkeerd voertuig (personenauto, kenteken [kenteken 13] ).
Hetgeen in zaak A onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 en 5 en in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van in zaak A onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 en 5 en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in zaak A onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in zaak A onder 5 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 en 5 en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4, 5 en in zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de officier van justitie in eerste aanleg is gevorderd, namelijk een gevangenisstraf van 52 maanden met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden.
De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte ‘te belonen’ voor de positieve ontwikkeling in zijn persoonlijke omstandigheden sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis en hem gemotiveerd te houden het juiste pad te blijven bewandelen, door geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan het reeds ondergane voorarrest. De raadsvrouw heeft daarbij ook gewezen op de ouderdom van de bewezenverklaarde feiten en op de omstandigheid dat het ook niet in het belang van de maatschappij zou zijn als de verdachte opnieuw naar de gevangenis moet. Indien het hof een ontzegging van de rijbevoegdheid overweegt, heeft de raadsvrouw verzocht deze geheel voorwaardelijk op te leggen, nu de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. Ten eerste heeft hij een politieagent bedreigd met zware mishandeling door op hem af te rijden met een auto. Dit gedrag ondermijnt niet enkel het gezag voor de autoriteiten, het levert ook angst op voor de politieagent die gewoon zijn werk deed en een vluchtpoging van verdachte probeerde te voorkomen. Bovendien heeft verdachte met zijn gedrag schade berokkend aan het dienstvoertuig van de politie. Vervolgens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de weg en mogelijke hinder van het verkeer door met snelheid achteruit te rijden, waarbij tevens aan een groot aantal particuliere voertuigen schade is berokkend. Het hof acht het bijzonder verwerpelijk dat de verdachte zich op deze roekeloze manier wilde onttrekken aan een staandehouding door de politie.
Door het vertonen van dit zeer gevaarlijke rijgedrag heeft de verdachte de veiligheid van zichzelf en van andere verkeersdeelnemers ernstig in gevaar gebracht. Het feit dat hij in zijn vluchtpoging geen personen heeft geraakt en letsel heeft veroorzaakt, is een gelukkige omstandigheid die niet aan de verdachte te danken is.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie en het witwassen van ruim
€ 40.000,00. Drugs leveren een gevaar op voor de volksgezondheid en van wapenbezit gaat een dreigend en gevaarlijk karakter uit waardoor levens kunnen worden verwoest. Vanuit de gedachte dat misdaad niet mag lonen, is het witwassen van criminele gelden laakbaar. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte in belangrijke mate bijgedragen aan het in stand houden van de drugshandel en de ondermijnende invloed daarvan op de samenleving. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten is in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur gerechtvaardigd. Bij het bepalen van de hoogte daarvan heeft het hof gelet op de straffen die rechters in soortgelijke gevallen opleggen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten bekend en daarmee verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn handelen. Echter was hij niet bereid verdere openheid van zaken te geven en bleven voor de hand liggende vragen feitelijk onbeantwoord. Daardoor is onduidelijk gebleven in hoeverre de verdachte daadwerkelijk verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Deze omstandigheid zal daarom niet in het voordeel van de verdachte worden meegewogen in het bepalen van de hoogte van de straf.
Ook in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof onvoldoende reden om de gevangenisstraf te matigen. Weliswaar heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep enkele plannen voor de toekomst genoemd en een arbeids-/uitzendovereenkomst overgelegd die veel vragen opriep, maar voor het overige heeft hij zijn toekomstplannen niet concreet gemaakt of onderbouwd.
Gelet op de ernst van de gepleegde feiten, het gevaar dat de verdachte hiermee heeft veroorzaakt en de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, ziet het hof aanleiding een hogere straf op te leggen dan door de rechtbank is opgelegd. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren passend en geboden.
Het hof stelt vast dat er in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van ongeveer één maand. Het openbaar ministerie heeft namelijk op 5 september 2023 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 9 oktober 2025 arrest wijst. Het hof zal aan die overschrijding van de redelijke termijn geen gevolgen verbinden, nu het een zeer beperkte termijnoverschrijding betreft.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voor het in zaak B bewezenverklaarde legt het hof aan verdachte tevens een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op voor de duur van 6 maanden. Hiermee wordt beoogd aan de verdachte het signaal af te geven dat zijn rijgedrag ontoelaatbaar is en consequenties dient te hebben. Gelet echter op de langdurige gevangenisstraf die het hof passend en geboden acht, zal het hof de rijontzegging volledig voorwaardelijk opleggen, teneinde de verdachte te waarschuwen om zich ervan te weerhouden in de toekomst – na zijn vrijlating – wederom soortgelijk rijgedrag te vertonen.