Uitspraak
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 28 maart 2020 tot en met 06 juni 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk zonder registratie een (grote) hoeveelheid ketamine (in elk geval 13 kilogram en/of 30 kilogram en/of 20 kilogram en/of 5 kilogram en/of 1 kilogram en/of 5 kilogram), in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad en/of te koop aangeboden en/of afgeleverd, dan wel in voornoemde werkzame stof een groothandel heeft gedreven;
hij in op een of meer tijdstippen of omstreeks de periode van 30 maart 2020 tot en met 08 mei 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van methamfetamine en/of cocaïne en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of cocaïne en/of MDMA, zijnde methamfetamine en/of cocaïne en/of MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I , voor te bereiden en/of te bevorderen
1.Formele verweren met betrekking tot de EncroChat-data
Inleiding
equality of arms, dat een recht omvat op kennisname van materiaal dat potentieel relevant is voor de verdediging. Om die reden dient bewijsuitsluiting van alle EncroChat-berichten te volgen dan wel is strafvermindering op zijn plaats. Daarbij stelt de verdediging zich op het standpunt dat het vertrouwensbeginsel niet van toepassing is, nu Nederland (mede)verantwoordelijk was voor de verkrijging van de EncroChat-berichten en daarnaast de in het buitenland ingezette bevoegdheden op Nederlands grondgebied effect hebben geoogst, omdat is binnengedrongen in telefoons van Nederlandse gebruikers. Subsidiair is betoogd dat de verkrijging, de verwerking en de overdracht van de berichten in strijd met artikel 8 EVRM heeft plaatsgevonden. Rechtsgevolg hiervan dient eveneens bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering te zijn.
joint investigation team(JIT). Ook in een dergelijk samenwerkingsverband worden onderzoekshandelingen immers telkens verricht onder verantwoordelijkheid van de autoriteiten van de lidstaten waar de onderzoekshandelingen plaatsvinden. [4] Dat is slechts anders indien in het buitenland een opsporingsonderzoek plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten. Daarvan is in casu echter, anders dan de verdediging betoogt, geen sprake, aangezien de interceptietool is ingezet door de Franse autoriteiten met toestemming van de Franse rechter op Frans grondgebied. Er zijn geen aanwijzingen dat Nederland het gebruik van de Franse bevoegdheid heeft geïnitieerd of daarom heeft verzocht met het oog op het instellen van strafrechtelijke onderzoeken in Nederland. Dat Nederland op de hoogte was van de (voorgenomen) inzet van de interceptietool en wist dat hierbij gegevens werden verworven die voor Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken van belang konden zijn, maakt dat niet anders. Dat sprake is geweest van een nauwe samenwerking tussen de autoriteiten van beide landen – toch een kenmerk van een JIT – en er overleg is geweest over de duur van de interceptie en de verdere distributie van de resultaten van de interceptie naar derde landen, maakt dit evenmin anders. Uit de JIT-overeenkomst volgt ook dat een en ander verband houdt met het oog op het risico van ‘verbranding van het lopende GOT-onderzoek’ [5] (het hof begrijpt: het vroegtijdig klappen van het onderzoek doordat de EncroChat-hack in de openbaarheid komt). Dit leidt in de gegeven situatie niet tot een verschuiving van de verantwoordelijkheid naar Nederland, ook niet in de zin van een gedeelde verantwoordelijkheid of medeverantwoordelijkheid, die tot toetsing van elkaars beslissingen zou nopen, zoals door de verdediging is betoogd. Een dergelijke benadering doet geen recht aan het soevereiniteitsbeginsel en leidt tot uitholling van het vertrouwensbeginsel.
equality of arms. Het subsidiaire betoog, dat de gegevens in strijd zouden zijn verkregen met artikel 8 EVRM, stuit eveneens af op het vertrouwensbeginsel.
fishing expeditionste voorkomen. Pas na een aanvullende toets van de rechter-commissaris mochten de onderzoeksgegevens worden verstrekt aan een onderzoeksteam ten behoeve van gebruik in een ander onderzoek. Dat die toets ook daadwerkelijk is verricht, volgt uit het zich bij de stukken bevindende proces-verbaal van de rechter-commissaris van 20 september 2020: “
Sinds 1 april 2020 heeft de officier van justitie telkens slechts informatie, die was vergaard met toepassing van de verleende machtiging, gebruikt na mijn toestemming daartoe. Afgezien van de reeds op 1 april 2020 op de lijst van onderzoeken geplaatste onderzoeken, zijn onderzoeken toegevoegd aan de lijst nadat die onderzoeken schriftelijk (per e-mail) aan mij zijn gepresenteerd of beschreven, waarna ik telkens schriftelijk (per e-mail) toestemming heb verleend.” [10] Het volgt ook uit de inhoud van de aan de vorderingen tot verlenging van de machtiging ten grondslag gelegde processen-verbaal van 24 april 2020 en 19 mei 2020, nu daarin is vermeld dat de gegevens eerst na overleg met de rechter-commissaris ten behoeve van gebruik in andere onderzoeken zijn verstrekt:
“Voorts is, in overeenstemming met de voorwaarde gesteld door de rechter-commissaris, na overleg met deze rechter-commissaris, een grote hoeveelheid informatie/communicatie ter beschikking gesteld aan onderzoeken naar strafbare feiten die naar hun aard, in georganiseerd verband gepleegd of beraamd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken, dan wel misdrijven met een terroristisch oogmerk, een en ander voor zover die onderzoeken niet behoren tot die welke op de reeds voor aanvang van de inzet van het middel aan de rechter-commissaris overgelegde lijst zijn vermeld.” [11] De EncroChat-informatie die betrekking heeft op onderzoek Messina voldoet naar het oordeel van het hof ook zonder meer, gelet op de inhoud van de berichten en het feitencomplex waarop de berichten betrekking hebben – onder andere de grootschalige invoer van cocaïne, de productie van MDMA, de handel in ketamine en het bestaan van een criminele organisatie – aan bedoelde criteria.
equality of armsook voor wat betreft het gebruik niet is geschonden door het niet verstrekken van inzage in
alleFranse stukken en
allestukken uit het onderzoek 26Lemont. Zonder nadere motivering, bestaande uit meer dan de algemene mogelijkheid dat ergens een fout
kanzijn gemaakt, valt ook niet in te zien dat voeging van al deze stukken, onder meer bestaande uit berichten van duizenden EncroChat-gebruikers, redelijkerwijs van belang kan zijn voor de verdediging en kan bijdragen aan de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv in onderhavige zaak, nog daargelaten dat voeging daarvan in onderhavige zaak een ontoelaatbare inbreuk op artikel 8 EVRM zou betekenen ten opzichte van de andere gebruikers. [15]
die het EHRM stelt aan een bepaling op grond waarvan grootschalige interceptie van communicatiegegevens plaatsvindt’ zien op de interceptie door de Franse autoriteiten en de wijze waarop de Franse autoriteiten met de gegevens zijn omgegaan, niet op het daarop volgende gebruik daarvan (na verstrekking door Frankrijk) in Nederland.
de verdachtehierdoor enig nadeel heeft ondervonden.
fishing expeditiongestelde voorwaarden betreffende verdere verstrekking in andere onderzoeken.
nietoverwogen dat ten aanzien van individuele gebruikers van Sky geen verdenking bestond dat zij betrokken waren bij het in georganiseerd verband plegen van misdrijven, maar dat het
enkele gebruikvan een Sky telefoon onvoldoende was voor een redelijk vermoeden van concrete betrokkenheid van de individuele gebruiker bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven in de zin van artikel 126t, eerste lid, Sv; het onderzoek naar en in de Sky communicatie mocht volgens de rechter-commissaris niet leiden tot een
fishing expeditionwaarbij meer of andere informatie werd verkregen dan op grond van de voorwaarden van artikel 126t Sv gerechtvaardigd zou zijn. Om die reden zijn ook in die zaak, evenals in casu, voorwaarden gesteld aan de machtiging. [18]
2.Bewijsoverwegingen
- de koppeling van de verdachte aan het account
- het woordgebruik “mano” in de EncroChat-gesprekken een contra-indicatie vormt voor deze koppeling, nu geen verband bestaat tussen de verdachte en de Spaanse taal; en
- de redenering van de rechtbank dat de telefoonregistraties van de telefoon met daarop het EncroChat-account
i)geen ketamine dan wel daaraan gelieerde goederen onder de verdachte zijn aangetroffen en uit de EncroChat-gesprekken niet kan worden afgeleid dat de verdachte op enig moment daadwerkelijk ketamine in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden, heeft afgeleverd dan wel daarin een groothandel heeft gedreven,
ii)de te bewijzen periode hooguit 8 mei 2020 tot en met 29 mei 2020 beslaat en
iii)niet kan worden bewezen dat de hoeveelheden van 13 kilogram (3 mei 2020), 30 kilogram (8 mei 2020) en 20 kilogram (12 mei 2020) zijn overgedragen, verkocht, afgeleverd of in voorraad waren.
[EncroChat-account 1]en
[EncroChat-account 2]van 28 mei 2020 blijkt dat de gebruikers van deze accounts op 29 mei 2020 te 10.00 uur hebben afgesproken bij een Libanees restaurant in Amsterdam.
[EncroChat-account 2]heeft in het gesprek van 29 mei 2020 aan
[EncroChat-account 1]laten weten dat hij rond 10.15 uur zal arriveren. Het EncroChat-account
[EncroChat-account 2]wordt toegeschreven aan [medeverdachte 1] . Uit een observatie blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 1] elkaar op 29 mei 2020 te 10.16 uur hebben ontmoet op de Heemstedestraat te Amsterdam, alwaar zich een Libanees restaurant bevindt.
[EncroChat-account 1]en
[EncroChat-account 2]in de chat met elkaar af bij de bankjes op het [adres 2] te Amsterdam.
[EncroChat-account 1]laat om 14.03 uur via EncroChat weten dat hij in tram 7 zit. De verdachte bevindt zich blijkens een observatie op dat moment in tram 7. Hij arriveert om 14.41 uur op het [adres 2] en wordt aldaar om 14.46 uur met [medeverdachte 1] op een bank gezien.
[EncroChat-account 1]is gekoppeld. De meeste telefoonregistraties gaven dekking aan het woonadres van de verdachte.
[EncroChat-account 1]en
[EncroChat-account 2], waarin laatstgenoemde aan
[EncroChat-account 1]bericht “
Maar ze zijn bang van jou dat weet ik hahaha (…) Hun zien grote jugoslaaf hun weet geen grapjes” kan vervolgens worden afgeleid dat de gebruiker van het account
[EncroChat-account 1]een Joegoslaaf is. Blijkens de door de verdachte opgegeven personalia is hij geboren in [geboorteplaats] in het voormalige Joegoslavië.
[EncroChat-account 1]in de EncroChat-gesprekken niet als een contra-indicatie voor de identificatie van de verdachte als zijnde de gebruiker van dat account. Het gebruik van de term “mano” in diverse chatgesprekken wijst er op dat het account
[EncroChat-account 1]telkens door een en dezelfde persoon wordt gebruikt. Of de verdachte de Spaanse taal al dan niet beheerst, is in dit kader niet relevant.
[EncroChat-account 1]. Het hof zal hier in het navolgende van uit gaan.
[EncroChat-account 1]en andere gebruikers wordt gesproken over “keta” en “ketamine”.
samplesvan ketamine. Uit het dossier volgt dat vanaf 28 maart 2020 door
[EncroChat-account 1]intensief wordt gesproken over (de in- en verkoop, levering, prijs en afname van) ketamine, waarna de handel daarin daadwerkelijk plaatsvindt.
[EncroChat-account 2]worden gemaakt voor het overdragen van ketamine, er wordt steeds gesproken over de hoeveelheid, een tijdstip en de plaats waar ze elkaar ontmoeten. Het hof leidt uit de volgende feiten en omstandigheden af dat de hoeveelheden van 13 kilogram, 30 kilogram, 20 kilogram, 5 kilogram en 1 kilogram kunnen worden bewezen.
- 3 mei 2020:
- 6, 7 en 8 mei 2020: de verdachte stuurt op 6 mei 2020 aan
- 12 mei 2020: de verdachte laat
- 13 mei 2020: de verdachte stuurt
- 28 en 29 mei 2020:
[EncroChat-account 1]en
[EncroChat-account 2]gesproken over de mogelijke verkoop van “
Fijne suiker” en wordt door
[EncroChat-account 1]op 1 april 2020 aangegeven dat hij twee klanten heeft “
Eene will 130 kgg en andere 100 kg” en “
Gelijk morgen ophaalen aub”. Het hof acht op grond van deze en andere berichten, bezien in het licht van de latere leveringen van ketamine, en anders dan de verdediging heeft betoogd, ook de periode vanaf 28 maart 2020 bewezen.
[EncroChat-account 2]gevraagd of hij “hier” handel heeft en heeft hij op 7 april 2020 zelf aangegeven dat hij “Boli-handel” heeft. Ook geeft hij op 23 april 2020 desgevraagd richting
[EncroChat-account 2]aan dat hij aan
icekan komen en dat hem dat 7000 kost. Op 30 april geeft hij aan foto’s door te sturen “
want werking is same same of je pegels heb of zo brokjes is same same. Je moet zo wie zo klein maaken om te rooken via pijp”. Het dossier biedt geen aanknopingspunten dat de verdachte, die over de inhoud van de berichten niet heeft willen verklaren, met de door hem gestuurde en door hem ontvangen berichten andere bedoelingen had dan het voorbereiden dan wel bevorderen van het handelen in verdovende middelen. Dat - zo begrijpt het hof het standpunt van de verdediging - voor voorbereidings- en bevorderingshandelingen in de zin van artikel 10a Opiumwet een fysieke bijdrage aan de daadwerkelijke uitvoering vereist zou zijn, is onjuist. Het hof zal de tenlastegelegde voorbereidings- dan wel bevorderingshandelingen bewezen verklaren.
hij in de periode van 28 maart 2020 tot en met 29 mei 2020 in Nederland (telkens) opzettelijk zonder registratie in ketamine een groothandel heeft gedreven;
hij in de periode van 30 maart 2020 tot en met 8 mei 2020 in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van methamfetamine en/of cocaïne en/of MDMA, voor te bereiden en/of te bevorderen
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden.
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: