ECLI:NL:GHAMS:2025:248

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
23-001676-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met bewijsoverweging en wijziging van strafoplegging in hoger beroep

Op 30 januari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2023. De verdachte, geboren in 1969, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor winkeldiefstal met geweld. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar voegde een bewijsoverweging toe en wijzigde de strafoplegging. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van tachtig uren, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een winkeldiefstal die gevolgd werd door bedreiging met geweld, wat de ernst van het feit vergrootte. De verdachte had echter positieve ontwikkelingen doorgemaakt in zijn leven, waaronder stabilisatie van zijn leefsituatie en vermindering van zijn gebruik van drugs en alcohol. Het hof vond het in het belang van zowel de verdachte als de samenleving dat hij niet opnieuw gedetineerd zou raken, en legde daarom een voorwaardelijke straf op. Het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001676-23
datum uitspraak: 30 januari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2023 in de strafzaak onder parketnummer
13-125011-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de rechtbank, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met dien verstande dat het hof:
  • het vonnis aanvult met de hierna volgende bewijsoverweging;
  • het navolgende bewijsmiddel toevoegt;
  • tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank;
  • artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toevoegt aan de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel ‘geweld’ bij de diefstal omdat het dossier geen steun bevat voor de verklaring van de aangever dat de verdachte een slaande en/of stekende beweging heeft gemaakt.
Het hof verwerpt dit verweer. Hetgeen door de raadsman is gesteld wordt weerlegd door de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen.

Toevoeging van een bewijsmiddel

-
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022254821 van 18 mei 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar
[verbalisant], doorgenummerde pagina’s 51-55.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
Op 27 november 2022 heeft een winkeldiefstal met geweld plaatsgevonden in Amsterdam.
Van de winkeldiefstal met geweld zijn de beschikbare camerabeelden gevorderd.
Daarna is te zien dat Gambier met zijn rechterarm een slaande beweging maakt in de richting van de aangever zijn gezicht.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken waarvan zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft het hof in het kader van de strafmaat verzocht om rekening te houden met de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de omstandigheid dat hij recent niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal die werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen een winkelmedewerker. De diefstal is op zichzelf al een hinderlijk en vervelend feit, maar de bedreiging die daarop volgde maakt dit vergrijp ernstiger. Aangenomen mag worden dat de verdachte met zijn gedragingen schrik en angstgevoelens bij de winkelmedewerker heeft veroorzaakt.
Mede gelet op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en gelet op de ernst van het feit zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden zonder meer passend zijn. Toch zal het hof daar in dit geval niet voor kiezen. Daartoe is het volgende van belang.
Uit hetgeen de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren hebben gebracht blijkt dat de leefsituatie van de verdachte zich in toenemende mate lijkt te stabiliseren. De verdachte heeft via de gemeente en het Leger des Heils een ‘omslagwoning’ toegewezen gekregen, die recent op zijn naam is komen te staan omdat hij een jarenlang ambulant kader positief heeft doorlopen. Daarnaast is de verdachte naar eigen zeggen gestopt met het gebruiken van cocaïne en heeft hij zijn alcoholgebruik kunnen verminderen. Allesomvattend lijkt er meer rust, ritme en regelmaat in het leven van de verdachte te zijn gekomen.
Deze positieve ontwikkelingen vinden weerklank in het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 31 december 2024, in die zin dat daaruit een voorzichtig positief stijgende lijn naar een delictvrij bestaan lijkt te volgen. Daarmee lijkt een hardnekkig recidivepatroon vooralsnog tot een halt te zijn gekomen. Het hof acht het in het belang van de verdachte, maar (met het oog op het voorkomen van recidive) zeker ook in dat van de samenleving, dat deze ingezette positieve ontwikkelingen niet worden doorkruist door een straf die zou meebrengen dat de verdachte op dit moment opnieuw gedetineerd zou raken. Daarom zal het hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, gecombineerd met een taakstraf. Hiermee wil het hof enerzijds de ernst van het feit benadrukken en beoogt het anderzijds de verdachte te doordringen van de noodzaak zich in de toekomst verre te houden van het plegen van strafbare feiten en hem te stimuleren om op het rechte pad te blijven.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigthet vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft ophet reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. D.A.C. Koster en mr. V.J.M. Goldschmeding, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 januari 2025.
mr. D.A.C. Koster en mr. V.J.M. Goldschmeding zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.