ECLI:NL:GHAMS:2025:241

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
23-001773-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal met vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 12 juni 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1970, had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor meerdere diefstallen, waaronder de diefstal van een fiets en winkeldiefstallen van scheermesjes en parfum. Tijdens de zitting op 16 januari 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft ook rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder positieve ontwikkelingen in zijn leven. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, maar het hof heeft besloten om in plaats daarvan een taakstraf op te leggen van 45 uur, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade had geleden ter hoogte van € 300,00, toegewezen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing is genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001773-23
datum uitspraak: 30 januari 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 juni 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-201274-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 januari 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juni 2022 te Alkmaar een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2022 te Alkmaar scheermesjes en/of flesjes parfum, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij in of omstreeks 21 juni 2022 t/m 25 juni 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (digitale) camera's, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 juni 2022 te Alkmaar een fiets die aan [benadeelde], in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op 16 april 2022 te Alkmaar scheermesjes en flesjes parfum die aan [winkel 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
3.
hij op 23 juni 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, een camera die aan [winkel 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman heeft het hof in het kader van de strafmaat verzocht om aan de verdachte – gelet op de positieve ontwikkelingen in zijn persoonlijke omstandigheden – geen gevangenisstraf maar een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich (in vereniging) schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen en de diefstal van een fiets. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht en schade en hinder aan anderen toegebracht.
In het nadeel van de verdachte houdt het hof er rekening mee dat hij, zoals blijkt uit een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 december 2024, eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van hoofdzakelijk winkeldiefstallen. Gelet daarop zou in deze zaak in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van enige duur – zoals door de politierechter in eerste aanleg ook is opgelegd – gerechtvaardigd zijn.
In strafmatigende zin houdt het hof echter rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die door zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. De verdachte heeft zich onttrokken aan de
‘gebruikersscène’in Alkmaar, verblijft nu met zijn vriendin in [adres 2] en is op dit moment clean. Dat de verdachte zich in rustiger vaarwater bevindt, vindt bevestiging in voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie, waaruit volgt dat de verdachte recent niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het hof is, met de verdediging, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de prille positieve ontwikkelingen zal doorkruisen, hetgeen het hof onwenselijk acht. Het is mede in het belang van de maatschappij dat de verdachte daadwerkelijk een positieve wending aan zijn leven weet te geven, omdat daarmee het gevaar op herhaling van het plegen van soortgelijke misdrijven wordt beperkt. Het hof ziet daarom aanleiding om ten voordele van de verdachte af te wijken van de door de rechtbank opgelegde straf en acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 300,00 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering.
De verdediging heeft zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde tot een bedrag van € 300,00 rechtstreeks materiële schade heeft geleden, mede in aanmerking genomen dat de onderbouwde stellingen van de benadeelde partij dienaangaande van de zijde van de verdachte niet zijn betwist. De vordering, die het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt dan ook voor toewijzing gereed.
De verdachte is tot vergoeding van de hierboven weergegeven materiële schade gehouden, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
45 (vijfenveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 juni 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. N. van der Wijngaart en mr. V.J.M. Goldschmeding, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 januari 2025.
mr. D.A.C. Koster en mr. V.J.M. Goldschmeding zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.