Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Indien door partijen een door hen gezamenlijk te bewonen woning en/of een door hen gezamenlijk te gebruiken tweede woning gezamenlijk wordt verkregen, zal de partij die uit eigen middelen meer dan haar aandeel van de koopsom en de kosten heeft betaald voor het meerdere een vordering hebben op de andere partij. Deze vordering is opeisbaar bij vervreemding van de woning en bij ontbinding van deze overeenkomst. De vordering zal geen rente dragen.”
een korte uitleg van de belangrijkste artikelen” gestuurd. Ook heeft de notaris in deze brief gevraagd een kopie van de samenlevingsovereenkomst aan hem toe te sturen.
Wij hebben op 8 juli een afspraak met u voor ons testament, ik heb een paar wensen als volgt:
- Ik wil bij nader inzien toch terug naar het punt dat ik mijn dochter onterf t.g.v. mijn kleinkinderen en dat ik dit liever niet heb en toch mijn dochter genoemd wordt en niet mijn kleinkinderen;
- Tevens mis ik dat mijn partner het recht heeft als langstlevende en de beschikking houdt over het kapitaal.
- aanpassing slc → zie kaft slc
art 6 lid 4 herroepen !!
(…)
(…)
(…)
- dat zij sinds oktober negentienhonderd achtennegentig samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren;
- dat zij hun onderlinge rechtsverhouding schriftelijk hebben vastgelegd in een samenlevingsovereenkomst, zulks blijkende een akte op vijf december tweeduizend één voor [naam 3] , destijds notaris gevestigd te [plaats 5] , verleden;
- dat zij het in genoemde samenlevingsovereenkomst vermelde artikel 6 “Gemeenschappelijk bewoonde woning” lid 4 alsmede artikel 8, wensen op te heffen.
4.De klacht
5.Beoordeling
Belehrungspflicht”). Er geldt in het algemeen geen verplichting om deze
belehrungschriftelijk vast te leggen (zie ook ECLI:NL:GHAMS:2021:2539). Nu de wijziging van de samenlevingsovereenkomst slechts één inhoudelijk artikel betrof, aan de akte twee concepten vooraf zijn gegaan, welk laatste concept is uitgebreid met een extra te schrappen artikel en partijen bij het passeren van de akte aanwezig zijn geweest, moet worden aangenomen dat partijen op de hoogte zijn geweest van de inhoud van de wijziging van de samenlevingsovereenkomst, alsmede van de strekking daarvan. Het hof merkt daarbij op dat klager niet duidelijk heeft gemaakt wat dan wel zijn bedoeling was bij de voorgenomen wijziging van de samenlevingsovereenkomst. Gezien het vorenstaande is het hof, net als de kamer, van oordeel dat het eerste klachtonderdeel ongegrond is.
Zijn we dan nu bezig een Alzheimer patiënt uit te leggen hoe de wereld in elkaar zit. (...)” en “
Als de liefde sterk genoeg is zit ze morgen weer bij u in huis.” Volgens de kamer past een dergelijke manier van communiceren niet bij een professionele beroepsbeoefenaar zoals, in dit geval, een notaris. Het hof sluit zich aan bij dit oordeel van de kamer. Het beroepschrift van klager, het verweerschrift van de notaris en de behandeling van de zaak ter zitting in hoger beroep hebben geen ander licht op de zaak geworpen en geven het hof geen aanleiding tot een andere beoordeling dan die van de kamer of tot een nadere motivering. Net als de kamer acht het hof het tweede klachtonderdeel dus gegrond.