In deze zaak heeft klager, de zoon van een overleden vader, een klacht ingediend tegen een oud-notaris. De vader had in 2016 een besloten vennootschap opgericht en in 2017 een geldlening verstrekt aan een nicht voor de aankoop van een woning, waarbij een hypotheekrecht werd gevestigd. Klager, die geen erfgenaam is maar wel executeur van de nalatenschap, stelt dat de oud-notaris onvoldoende zorg heeft betracht ten opzichte van zijn vader en de vennootschap. Het hof oordeelt dat klager geen redelijk belang heeft bij zijn klacht, omdat de klacht te laat is ingediend en de vader als bestuurder van de vennootschap op de hoogte was van de akte van geldlening. De kamer had eerder de klacht niet-ontvankelijk verklaard, en het hof sluit zich hierbij aan. Klager kan niet als belanghebbende worden aangemerkt, omdat hij geen partij was bij de akte en de klacht niet betrekking heeft op het testament van zijn vader. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht niet-ontvankelijk.