Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 2] ,
[geïntimeerde 1],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
5 juli 2023 van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiseres in conventie tevens verweerster in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie (hierna: het bestreden vonnis).
3.Feiten
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
registers – had kunnen vaststellen dat de perceelsgrens een ander verloop heeft dan de situatie ter plaatse suggereert, staat niet eraan in de weg dat hij het stuk grond te goeder trouw kan bezitten (ECLI:NL:HR:2015:2194, rov. 3.4.3). De aanwezigheid van de houten poort in muur II maakt dit – anders dan [appellant] stelt – niet anders. Zoals hierboven onder 5.4 al is uiteengezet, geeft de poort immers vanuit het perceel van [appellant] geen rechtstreekse toegang tot de strook grond. Bovendien heeft [appellant] tijdens de zitting in hoger beroep erkend dat de poort sinds 2006 niet is gebruikt (door de familie [naam 2] ). Ook daarom valt niet in te zien waarom [geïntimeerden] er desondanks toch niet op mochten vertrouwen dat de strook grond bij hun perceel hoorde. De (enkele) e-mail van 31 januari 2019 bewijst ook niet dat [geïntimeerden] bekend waren met een onjuistheid van de visuele erfgrenzen.