ECLI:NL:GHAMS:2025:1756

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
23-000565-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake jeugdige verdachte voorhanden hebben van vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een jeugdige, was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De zaak betreft het voorhanden hebben van een pistool en munitie. De advocaat-generaal heeft een jeugddetentie van 145 dagen geëist, waarvan 44 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de kwalificatie van het bewezen verklaarde en de beslissingen over in beslag genomen voorwerpen, die zijn vernietigd. Het hof heeft overwogen dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, en dat er voldoende bewijs was voor de verdenking van het aanwezig hebben van een vuurwapen en munitie. De raadsman voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof heeft ook beslissingen genomen over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij het de teruggave van bepaalde geldbedragen gelastte en de onttrekking aan het verkeer van andere voorwerpen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000565-25
datum uitspraak: 3 juli 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2025 in de strafzaak onder de parketnummers 13-160225-24 en 13-153280-22 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
adres: [adres 1] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 145 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte volgens rooster naar school en stage gaat, meewerkt aan het vinden en behouden van een dagbesteding en een meldplicht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de kwalificatie van het bewezen verklaarde en de beslissingen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof:
  • de bewijsoverweging van de rechtbank vervangt door de navolgende bewijsoverweging;
  • de gebruikte bewijsmiddelen zal vervangen door de bewijsmiddelen die, na het eventueel instellen van beroep in cassatie, zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest, en
  • de artikelen 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) toevoegt aan de toepasselijke wettelijke voorschriften.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft aangevoerd dat de doorzoeking van de woning en met name de slaapkamer van de verdachte, waarbij onder meer een vuurwapen en munitie is aangetroffen, onrechtmatig was en een vormverzuim in de zin van artikel 359a, eerste lid, Sv oplevert. Er was immers geen sprake van een redelijk vermoeden dat de verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan een gewelddadige beroving. De verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] zijn niet betrouwbaar. De medeverdachte noemt een Snapchataccount van een jongen, ene ‘ [naam 1] ’, en wijst een adres aan waar de jongen zou wonen, maar onduidelijk is gebleven wat deze jongen zou hebben gedaan. Het signalement dat de medeverdachte geeft, komt niet overeen met de verdachte. Ook de verklaringen van aangever [aangever] en getuige [getuige] wijzen niet op de betrokkenheid van de verdachte. Het binnentreden in de woning van de verdachte levert daarom een vormverzuim op. Het nadeel dat de verdachte heeft ondervonden is gelegen in de schending van zijn ongestoord woongenot en privacy. Dit dient volgens de raadsman te leiden tot uitsluiting van het bewijs dat is verkregen door de onrechtmatige doorzoeking. Hierna blijft onvoldoende bewijs over om tot een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van het vuurwapen en de munitie te komen. Daarom dient te verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van artikel 110, eerste lid, Sv kan de rechter-commissaris, op vordering van de officier van justitie en onder omstandigheden ambtshalve, ter inbeslagneming elke plaats doorzoeken. De vordering vermeldt het strafbare feit en indien bekend de naam of omschrijving van de verdachte, alsmede de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de wettelijke voorwaarden voor uitoefening van de bevoegdheid zijn vervuld. Het doorzoeken van plaatsen geschiedt onder leiding van de rechter-commissaris in tegenwoordigheid van de (hulp)officier van justitie.
Op 15 mei 2024 heeft de officier van justitie, met toepassing van artikel 110 Sv, gevorderd dat de rechter-commissaris de woning van de verdachte aan de [adres 2] te Amsterdam doorzoekt. In de vordering staat vermeld dat de verdenking betrekking heeft op artikel 312, eerste lid, Sr.
De rechter-commissaris heeft de vordering doorzoeking bij beschikking van 15 mei 2024 toegewezen. Op 16 mei 2024 heeft onder leiding van de rechter-commissaris de doorzoeking plaatsgevonden.
Het hof concludeert op grond van het dossier dat de verdenking van het in vereniging plegen van een diefstal met geweld, die de aanleiding vormde voor de doorzoeking door de rechter-commissaris, was gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden. Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij naar aanleiding van een op Marktplaats gemaakte afspraak voor het kopen van een horloge met geweld en onder bedreiging van een vuurwapen door twee jongens is beroofd. Ook getuige [getuige] heeft verklaard dat dit feit door twee jongens zou zijn gepleegd. Het Marktplaats-account waarmee de aangever de afspraak had gemaakt, bleek te kunnen worden gekoppeld aan de medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft verklaard dat hij niet betrokken was bij de diefstal, maar dat hij voor de verkoop van het horloge contact had gehad met een tussenpersoon. Hij kon het Snapchataccount geven en het huisadres van deze persoon aanwijzen. [medeverdachte] wees de woning van de verdachte aan. De schermnaam van de tussenpersoon op Snapchat was ‘ [naam 1] ’ met een emoticon van een geldzakje erachter. De politie heeft onderzoek gedaan naar de verklaring van [medeverdachte] . Daaruit bleek dat het Snapchataccount met de schermnaam ‘ [naam 1] ’ met een emoticon van een geldzakje erachter was gekoppeld aan de Snapchataccountnaam ‘ [naam 1] ’. Verder onderzoek wees uit dat het telefoonnummer + [telefoonnummer] gekoppeld was aan het account ‘ [naam 1] ’. Uit het proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, gedateerd 14 mei 2024, volgt dat uit de gevorderde Logius account-gegevens is gebleken dat de verdachte opgegeven heeft gebruik te maken van het voornoemde telefoonnummer. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2024 (pagina 327 e.v.) dat op een telefoon van [medeverdachte] in de fotogalerij een foto is aangetroffen, waarop een ander mobiel toestel is te zien met op het scherm een Snapchatgesprek met ‘ [naam 1] ’. In dit gesprek stuurt de afzender aan ‘ [naam 1] ’ een video en een bericht met de tekst:
“In ieder geval wil vanavond na taraweeh me doekoe 3650.”De video lijkt volgens de verbalisant op de video die [medeverdachte] heeft gemaakt van het gesprek tussen hem en het slachtoffer. De foto van dit gesprek blijkt te zijn gemaakt op 1 april 2024, zijnde één dag na de diefstal met geweld waarvan aangever [aangever] aangifte heeft gedaan.
Al deze feiten en omstandigheden maken dat naar het oordeel van het hof ten aanzien van de verdachte sprake was van een redelijk vermoeden van schuld.
Nu de doorzoeking van de woning van de verdachte heeft plaatsgevonden overeenkomstig de hiervoor geldende wettelijke bepaling, op een moment waarop sprake was van een voldoende verdenking, is enig vormverzuim ex artikel 359a Sv niet aan de orde.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Beslag

De advocaat-generaal heeft gevorderd ten aanzien van het beslag dezelfde beslissingen als de rechtbank te nemen. De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
Volgens de beslaglijst zijn onder de verdachte de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. EUR ( G6502268)
2. 235,- EUR ( G6502274 )
3. 150,- EUR ( G6502280 )
4. 1 STK Patroonhouder ( glock ) ( G4666715 )
5. 1 DV Patroon (G6502245)
6. 1 STK Pistool ( glock ) ( G6502225 )
7. 1 STK Verdovende Middelen ( 2gr. hashish) ( G6502258 ).
8. 1 STK Mes ( G6502250 ).
Het hof zal de teruggave aan de verdachte van de onder 1, 2 en 3 genoemde geldbedragen gelasten.
Nu het bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de onder 4, 5 en 6 genoemde voorwerpen en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, zal het hof de onttrekking aan het verkeer van deze voorwerpen bevelen. Het hof zal ook de onttrekking aan het verkeer van het onder 8 genoemde mes bevelen. Dit voorwerp is eveneens van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en is bij gelegenheid van het onderzoek naar het bewezen verklaarde aangetroffen. Bovendien kan dit voorwerp dienen tot begaan van soortgelijke feiten.
De bij verdachte inbeslaggenomen verdovende middelen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten aangetroffen. Zij behoren aan de verdachte toe. Nu het hof niet kan vaststellen dat de aangetroffen verdovende middelen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan, kunnen deze echter niet worden onttrokken aan het verkeer, gelet op het bepaalde in artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Onder ‘soortgelijke feiten’ in de zin van dit artikel dienen immers te worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht (vgl. Hoge Raad 16 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:216). De verdovende middelen dienen daarom terug te worden gegeven aan verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie van het bewezen verklaarde en de beslissingen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
4. 1 STK Patroonhouder ( glock ) ( G4666715 )
5. 1 DV Patroon (G6502245)
6. 1 STK Pistool ( glock ) ( G6502225 )
8. 1 STK Mes ( G6502250 ).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. EUR ( G6502268)
2. 235,- EUR ( G6502274 )
3. 150,- EUR ( G6502280 )
7. 1 STK Verdovende Middelen ( 2gr. hashish) ( G6502258 ).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2025.
De oudste raadsheer en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
[…]