ECLI:NL:GHAMS:2025:162

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
200.330.193/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van Stichting Voor Waarheid tegen ING Bank N.V. inzake bankrekening en opzegging van de bankrelatie

In deze zaak vordert Stichting Voor Waarheid, voorheen bekend als Stichting Viruswaarheid.nl, dat ING Bank N.V. haar een bankrekening aanbiedt. De stichting stelt dat de eerdere opzegging van de bankrelatie door ING onterecht was, omdat de bank (i) de relatie ten onrechte zou hebben verbroken en (ii) op grond van haar maatschappelijke positie verplicht zou zijn om een betaalrekening aan te bieden. Het Gerechtshof Amsterdam heeft de vordering van Voor Waarheid afgewezen. Het hof oordeelt dat ING de bankrelatie op 27 november 2020 terecht heeft opgezegd, omdat er sprake was van integriteitsrisico's en belangenverstrengeling. De stichting had donaties ontvangen voor een ander doel dan waarvoor de rekening was geopend, en de bestuurder had privéleningen afgesloten met gelden van de stichting. Het hof concludeert dat de opzegging niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was en dat ING niet verplicht is om een bankrekening aan te bieden aan Voor Waarheid. De eerdere opzegging blijft dus in stand, en de vorderingen van Voor Waarheid worden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.330.193/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/708733/HA ZA 21-930
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 januari 2025
in de zaak van
STICHTING VOOR WAARHEID,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Rotterdam,
tegen
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. S.R.F. Aarts te Amsterdam.
Partijen worden hierna Voor Waarheid en ING genoemd.

1.De zaak in het kort

In deze zaak vordert een stichting van een bank (weer) rekeninghouder bij haar te worden, op de grond dat (i) de eerdere opzegging van de relatie door de bank ongeldig is, respectievelijk (ii) de bank gehouden is de relatie te herstellen. Gelijk de rechtbank wijst het hof de vordering af. De bank heeft de relatie kunnen opzeggen vanwege het destijds constateren van een ongebruikelijke transactie en het vervolgens niet succesvol kunnen afronden van het (wettelijk verplichte) klantenonderzoek. De bank hoeft de relatie op dit moment ook niet te herstellen, vanwege het integriteitsrisico dat nog steeds aan de stichting kleeft.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Voor Waarheid is bij dagvaarding van 15 november 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 19 oktober 2022 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Voor Waarheid (toen nog geheten: Stichting Viruswaarheid.nl) als eiseres en ING als gedaagde.
2.2.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties 38-47;
- memorie van antwoord, met productie 38;
2.3.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 25 oktober 2024 laten toelichten door hun advocaten, ING mede door mr. T. Hutten, advocaat te Amsterdam, beiden aan de hand van overlegde spreekaantekeningen.

3.Feiten

3.1.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.
3.2.
Voor Waarheid heeft eerder andere statutaire namen (en doelstellingen) gehad:
  • 9 januari 2020-22 september 2020: Stichting DancaMundo (hierna ook:
  • 22 september 2020-6 oktober 2022 Stichting Viruswaarheid.nl (hierna ook
  • 6 oktober 2022-heden: Stichting Voor Waarheid (
In het navolgende zal bij gelegenheid, voor het leesgemak, ook wel over Voor Waarheid worden gesproken wanneer periodes aan de orde zijn waarin zij nog DancaMundo of Viruswaarheid.nl heette.
Stichting Viruswaarheid (hierna ook:
Viruswaarheid) is een andere rechtspersoon, die is opgericht op 11 juni 2020 en ontbonden per 1 oktober 2020.
3.3.
[naam 1] (hierna: [naam 1] ) dreef in de vorm van een eenmanszaak een dansschool. In 2019 heeft hij privé voor € 170.000,00 een stuk grond gekocht op [plaats] , Spanje. De koopprijs moest in tranches betaald worden aan de verkoper, [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Op 9 januari 2020 heeft [naam 1] DancaMundo opgericht. DancaMundo wilde blijkens haar statuten in het algemeen het dansonderwijs ondersteunen en stimuleren en meer in het bijzonder de Latijnse partnerdans. Zij wilde dit bereiken door onder meer het organiseren van dansreizen, symposia en festivals.
3.4.
[naam 1] , die sinds 2013 bij ING bankierde via een particuliere betaalrekening en een zakelijke rekening voor zijn eenmanszaak, heeft op 9 januari 2020 bij ING een zakelijke rekening aangevraagd voor DancaMundo, die op 10 januari 2020 is geopend. Op de bankrelatie tussen DancaMundo en ING waren de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) en de Voorwaarden Zakelijke Rekening van ING (VZR) van toepassing. Artikel 5.1 VZR bepaalde aldus:
“De Zakelijke Rekening is uitsluitend bestemd voor het overboeken, storten, ontvangen en opnemen van geldmiddelen aangaande het beroep of bedrijf van de Rekeninghouder.”
3.5.
Eind februari/begin maart 2020 kwamen in Nederland de eerste coronabesmettingen aan het licht, die leidden tot verschillende contactbeperkende maatregelen, waaronder de door de Nederlandse overheid eind maart 2020 afgekondigde “intelligente lockdown”. [naam 1] heeft vanaf mei 2020 verkondigd dat de door de Nederlandse overheid getroffen maatregelen tegen corona overtrokken waren en hun doel voorbij schoten. In een interview op 29 mei 2020 heeft [naam 1] gezegd dat hij een rechtszaak aan het voorbereiden is tegen de Nederlandse Staat. Vanaf die datum zijn op de bankrekening van DancaMundo donaties gestort om de aangekondigde rechtszaak te bekostigen. Tot dat moment hadden er op de rekening van DancaMundo geen transacties plaatsgevonden.
3.6.
[naam 1] heeft op 11 juni 2020 Viruswaarheid als stichting opgericht. Bij de akte van oprichting is [naam 1] als enig bestuurder benoemd. Viruswaarheid wilde blijkens haar statuten strijden voor het behoud van een democratische rechtsstaat, wat zij onder meer wilde bereiken door het voeren van juridische procedures.
3.7.
[naam 1] heeft op 26 juni 2020 bij ING een zakelijke rekening aangevraagd voor Viruswaarheid. In reactie op deze aanvraag heeft ING bij e-mail van 13 juli 2020 [naam 1] verzocht om, in het kader van de op ING rustende verplichtingen uit hoofde van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Wet op het financieel toezicht (Wft), een vragenlijst in te vullen, ten behoeve van een door ING op te stellen klantprofiel van Viruswaarheid.
3.8.
In juli 2020 moest [naam 1] een deelbetaling van € 50.000,00 doen aan [naam 2] in verband met de onder 3.3 bedoelde grondaankoop op [plaats] . Het plan was dat dit geld door een vennootschap van zijn familie, Divine Investments Ltd (hierna: Divine), gevestigd in de Verenigde Arabische Emiraten, beschikbaar zou worden gesteld. Divine kon het geld echter niet liquide maken op dat moment. Volgens een schriftelijk contract, gedateerd 29 juli 2020 en getekend door [naam 1] voor zich en in zijn hoedanigheid van enig bestuurder van Viruswaarheid, heeft [naam 1] € 50.000,00 geleend van Viruswaarheid. In het contract staat dat Divine, vertegenwoordigd door [naam 3] , zich garant heeft gesteld voor de terugbetaling van de lening. Op 30 juli 2020 is een bedrag van € 50.000,00 van de rekening van DancaMundo overgeboekt naar [naam 2] in Spanje.
3.9.
Eind augustus 2020 hebben [naam 1] en ING over en weer ge-e-maild over de ontvangst en het openen van de klantprofielvragenlijst, waarna [naam 1] bij e-mail van 31 augustus 2020 de door hem ingevulde klantprofielvragenlijst aan ING heeft gestuurd.
3.10.
Bij e-mail van 10 september 2020 heeft ING aan [naam 1] vragen gesteld over de rekening van DancaMundo en over de aanvraag voor een rekening voor Viruswaarheid. ING heeft onder meer gevraagd wat de reden is dat de rekening van DancaMundo wordt gebruikt voor het ontvangen van donaties ten behoeve van Viruswaarheid. Ook heeft ING gevraagd wat de reden is van een overboeking op 30 juli 2020 van € 50.000,00 naar [naam 2] in Spanje, dit te onderbouwen met documentatie en tevens toe te lichten hoe die transactie verband houdt met de ontvangen donaties van derden en het doel van Viruswaarheid. Verder heeft ING in deze e-mail aan [naam 1] meegedeeld dat de rekening van DancaMundo niet [
, zoals verzocht door Viruswaarheid,] zal worden overgezet naar Viruswaarheid (anders dan door [naam 1] gewenst).
3.11.
Bij e-mail van dezelfde dag heeft [naam 1] ING onder meer het volgende geantwoord:
“(…) Dit is de hele reden dat we het willen over zetten, hier zijn we dus al maanden mee bezig. De stichting dancamundo is voor een ander doel opgezet, overigens is de stichting op een lening na nog steeds niet bezig met dat doel, de zaken in Spanje liggen stil en de verwachting is dat deze stichting dan ook dit jaar niet actief zal zijn. De reden dat we deze stichting uberhaupt hebben gebruikt is om de zaken strikt gescheiden te houden van de prive en zakelijke rekening die ik ook bij de ING heb. Fijn dat nu ook door jullie de noodzaak wordt ingezien om dit zo snel mogelijk over te zetten. (…) het doel was om tijdelijk de rekening te gebruiken, half juni hebben wij de stichting virus waarheid opgericht, deze stichting is de stichting die bij de huidige rekening hoort. De rekening had direct moeten worden overgezet, dit is helaas nog steeds niet gebeurd. (…) 29 mei was de uitzending van mijn eerste Weltschmerz optreden, we werden toen overdonderd door de vraag hoe mensen konden doneren, we hebben toen gekozen voor deze rekening omdat deze niet werd gebruikt en een eigen rechtspersoon is. Op deze manier is er zo min mogelijk verstrengeling. Er was haast geboden, we hebben geprobeerd zo snel mogelijk de zaken te regelen. (…)
Dit is een lening tbv het project in [plaats] er moest een stuk grond aankoop worden afgerond en anders een boete worden betaald. Hier is al eerder een aanvraag voor gedaan bij verschillende banken waaronder ook de uwe. Dit verliep zeer stroperig, vergelijkbaar met de aanvraag van een rekening. (…) Dit houd geen verband anders dan dat er door het corona beleid geldstromen in het gedrang zijn gekomen. Er is natuurlijk een leningsovereenkomst gesloten, om alles zo ordelijk en transparant te laten verlopen. (…)”
3.12.
In reactie op de antwoorden van [naam 1] heeft ING bij e-mails van 15 en 22 september 2020 aan [naam 1] gevraagd het van de lening opgemaakte contract toe te sturen. Dat heeft [naam 1] niet gedaan. In het kader van het eerste kort geding tussen partijen in mei/juni 2021 (zie hierna onder 3.26) heeft Viruswaarheid.nl (toen de nieuwe naam van DancaMundo, vlg. hierna, 3.13) het onder 3.8 genoemde contract in het geding gebracht.
3.13.
Op 22 september 2020 zijn de statuten van DancaMundo gewijzigd. Uit de akte van statutenwijziging volgt dat de naam is gewijzigd naar Stichting Viruswaarheid.nl (Viruswaarheid.nl) en dat de artikelen in die statuten, inclusief de doelstellingsbepaling, integraal zijn vervangen door de artikelen zoals vervat in de oprichtingsakte van Viruswaarheid.
3.14.
Viruswaarheid is ontbonden en per 1 oktober 2020 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
3.15.
Bij e-mail van 7 oktober 2020 heeft [naam 1] ING meegedeeld dat DancaMundo en Viruswaarheid.nl zijn gefuseerd en heeft hij ING verzocht te bevestigen dat Viruswaarheid.nl is gekoppeld aan het rekeningnummer van DancaMundo. Bij e-mail van 16 oktober 2020 heeft ING aan [naam 1] bevestigd dat het rekeningnummer is gekoppeld aan Viruswaarheid.nl en dat zij [naam 1] nog zal berichten over de uitkomst van de beoordeling van het klantprofiel.
3.16.
Bij brief van 27 november 2020 heeft ING de bankrelatie met Viruswaarheid.nl opgezegd tegen 27 februari 2021. ING heeft samengevat de volgende gronden, tezamen en ieder voor zich, aan de opzegging ten grondslag gelegd:
1. op de rekening van DancaMundo zijn donaties ontvangen ten behoeve van een andere rechtspersoon, te weten Viruswaarheid, wat in strijd is met artikel 5.1 VZR;
2. donaties zijn deels besteed aan een ander doeleinde dan waarvoor deze zijn bedoeld, te weten het verstrekken van een lening voor de aankoop van een stuk grond in [plaats] (Spanje). Dit is in strijd met artikel 5.1 VZR en niet bekend is of de donateurs hiermee hebben ingestemd;
3. de leningsovereenkomst is niet aan ING verstrekt, wat in strijd is met artikel 3 ABV en artikel 3.2 VZR;
4. nadat ING om de leningsovereenkomst had gevraagd, is DancaMunco gefuseerd met Viruswaarheid.nl. Deze fusie, zonder voorafgaande toestemming van ING, rechtvaardigt de leningsverstrekking niet. De aanpassing van de statuten van DancaMundo om een grondslag achteraf te creëren voor de lening is in strijd met artikel 2.2 ABV.
3.17.
In deze brief heeft ING meegedeeld dat zij het vertrouwen in de integriteit van Viruswaarheid.nl is verloren en vanwege bovengenoemde redenen het cliëntenonderzoek in de zin van artikel 5 Wwft niet succesvol kan afronden.
3.18.
Bij brieven van 27 november 2020 heeft ING ook de particuliere betaalrekening van [naam 1] en de zakelijke rekening van zijn eenmanszaak opgezegd.
3.19.
Tot 30 november 2020 was [naam 1] enig bestuurder van DancaMundo en na de naamswijziging van Viruswaarheid.nl. Op 30 november 2020 zijn, naast [naam 1] als voorzitter, tot het bestuur een penningmeester en een secretaris toegetreden en zijn twee personen tot lid van een toezichthoudend orgaan benoemd.
3.20.
Bij brief van 3 december 2020 heeft Viruswaarheid.nl bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de bankrelatie, welk bezwaar bij brief van 12 januari 2021 door ING is afgewezen.
3.21.
[naam 1] heeft op 30 december 2020 € 50.000,00 aan Viruswaarheid.nl betaald.
3.22.
Eind februari 2021 heeft overleg tussen de advocaten van partijen ertoe geleid dat ING, hangende de aanvraag van Viruswaarheid.nl voor een zakelijke rekening bij andere banken, de beëindiging van de bankrelatie enige tijd heeft opgeschort en de rekening alleen heeft geblokkeerd voor uitgaande betalingen.
3.23.
Bij e-mail van 2 maart 2021 hebben de advocaten van ING de advocaat van Viruswaarheid.nl gevraagd, samengevat, informatie te verstrekken over de voortgang van de aanvragen van Viruswaarheid.nl voor een zakelijke rekening. Bij e-mail van 8 maart 2021 heeft de advocaat van Viruswaarheid.nl geantwoord dat aanvragen bij Triodos Bank, de Volksbank (Regiobank en SNS) en Bunq Bank waren afgewezen en aanvragen bij Rabobank en ABN AMRO zijn ingediend.
3.24.
Bij brief van 10 maart 2021 heeft ING aan [naam 1] en Viruswaarheid.nl meegedeeld dat zij geen aanleiding zag om de beëindiging van de bankrelatie verder aan te houden, onder meer omdat slechts gedeeltelijk informatie was verschaft over lopende aanvragen en van [naam 1] en Viruswaarheid.nl in dat kader meer inspanningen hadden mogen worden verwacht.
3.25.
Daarop is het saldo op de bankrekening van Viruswaarheid.nl gereserveerd op een tussenrekening van ING. Viruswaarheid.nl kon niet over het geld op die rekening beschikken en dus geen betalingen ontvangen en/of verrichten.
3.26.
Viruswaarheid.nl heeft twee keer een kortgedingprocedure aangespannen tegen ING. In het eerste kort geding is op 1 juni 2021 vonnis gewezen. In dat vonnis heeft de voorzieningenrechter een ordemaatregel gegeven en na een belangenafweging geoordeeld dat ING, in afwachting van de uitkomst van nog lopende aanvragen voor een zakelijke rekening voor Viruswaarheid.nl bij de Rabobank en ABN Amro, de relatie met Viruswaarheid.nl in ieder geval voor de duur van vier maanden moest voortzetten.
3.27.
Bij brief van 1 september 2021 heeft ING Viruswaarheid.nl bericht dat zij heeft besloten om de bankrelatie met Viruswaarheid.nl te beëindigen na afloop van de door de voorzieningenrechter bevolen termijn van vier maanden (per 4 oktober 2021). In deze brief schrijft ING dat er een niet meer te repareren breuk in het onderlinge vertrouwen is ontstaan en dat zij onvoldoende uitvoering heeft kunnen geven aan haar verplichtingen uit de Wft en Wwft ten aanzien van onder meer Viruswaarheid.nl. Aan deze beëindiging heeft ING, samengevat, dezelfde gronden ten grondslag gelegd als vermeld in haar opzeggingsbrief van 27 november 2020.
3.28.
In het tweede kort geding tussen partijen is op 7 oktober 2021 vonnis gewezen. In dat vonnis heeft de voorzieningenrechter een ordemaatregel gegeven en na een belangenafweging – kort gezegd – geoordeeld dat ING de bankrelatie met Viruswaarheid.nl moest voortzetten totdat in de bodemprocedure (de onderhavige procedure) in eerste aanleg is beslist over de rechtmatigheid van de opzegging.
3.29.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft op 14 februari 2022 in een persbericht bekendgemaakt het civiel onderzoek naar Viruswaarheid.nl te beëindigen. Gebleken is dat de donateurs erop kunnen vertrouwen dat hun geld wordt gebruikt waarvoor Viruswaarheid.nl is opgericht, aldus het OM. De geconstateerde onregelmatigheden (waaronder de lening) zijn voor het OM onvoldoende voor verdere stappen tegen Viruswaarheid.nl of haar bestuurders.
3.30.
Bij akte van 6 oktober 2022 is de statutaire naam van Viruswaarheid.nl gewijzigd in Stichting Voor Waarheid.

4.Eerste aanleg

4.1.
Voor Waarheid heeft in eerste aanleg gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de opzeggingen van 27 november 2020 en 1 september 2021 buiten effect blijven,
II. te verklaren voor recht dat ING gehouden is aan Viruswaarheid een bankrekening aan te bieden, zolang geen van de andere systeembanken daartoe bereid is en zolang er geen sprake is van overtreding van de Wwft en/of de Wft aan de zijde van Viruswaarheid,
III. ING te veroordelen om de bancaire relatie met Viruswaarheid te (blijven) continueren op straffe van een dwangsom,
IV. ING te veroordelen in de proceskosten, daaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Voor Waarheid legde het volgende – samengevat – aan haar vorderingen ten grondslag. De opzegging van de bancaire relatie door ING is onrechtmatig omdat er geen voldoende zwaarwegende grond was voor de opzegging. De door ING aangevoerde gronden moeten worden getoetst naar het moment van de tweede opzegging, dus 1 september 2021. Indien de opzegging rechtsgeldig wordt geacht, dan moet ING op grond van de redelijkheid en billijkheid alsnog een bankrekening aanbieden (zie de vordering onder II), om toegang te geven tot het Nederlandse betalingsverkeer.
4.3.
De rechtbank heeft de vorderingen van Voor Waarheid afgewezen, met veroordeling van Voor Waarheid in de kosten.

5.Beoordeling

vorderingen in hoger beroep
5.1.
Voor Waarheid heeft in hoger beroep haar eis gewijzigd in die zin, dat de in eerste aanleg in vordering II opgenomen voorwaarde dat geen andere systeembank bereid is haar een bankrekening aan te bieden, is vervallen. Voor Waarheid heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat in het petitum onder 9.1 onder ii) en onder b) en c) voor ‘Stichting Viruswaarheid.nl’ moet worden gelezen ‘Voor Waarheid’. Voor Waarheid concludeert tot vernietiging van het bestreden vonnis en toewijzing van haar gewijzigde eis, met veroordeling van ING in de kosten, vermeerderd met de wettelijke rente, bij arrest dat uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. ING concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van Voor Waarheid in de kosten van het hoger beroep, vermeerderd met de wettelijke rente.
vordering I: buiten effect laten van de opzegging(en)
opzegbevoegdheid ING
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat een bank op grond van de AVB – die op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn – de bevoegdheid heeft om de relatie met een klant te beëindigen. Die opzeggingsbevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), zie ook HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929). Of dat het geval is, dient te worden beoordeeld naar de stand van zaken ten tijde van de opzegging, dus
ex tunc.
peildatum
5.3.
ING heeft de bankrelatie met Voor Waarheid bij brief van 27 november 2020 opgezegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat die datum als toetsmoment geldt en niet 1 september 2021, omdat de brief van die datum feitelijk een bevestiging was van de eerdere opzegging. Voor Waarheid bestrijdt dit oordeel, maar vergeefs. Weliswaar noemt ING in haar brief van 1 september 2021 (weer) haar redenen en schrijft zij te hebben besloten de bankrelatie te beëindigen, maar dit moet worden gezien tegen de achtergrond van de omstandigheid dat zij de bankrelatie al op 27 november 2020 had opgezegd en deze slechts had gecontinueerd omdat zij daartoe was gedwongen op grond van het vonnis in het eerste kort geding. Het “besluit” om de bankrelatie “te beëindigen” moet tegen die achtergrond worden gezien als mededeling van ING dat zij volhardde in het eerdere besluit en daaraan nu daadwerkelijk effect ging geven, gegeven het verstrijken van de in het kortgedingvonnis gestelde termijn. Ook Voor Waarheid gaat kennelijk ervan uit dat ING zonder nieuw (opzeggings)besluit de eerdere opzegging kon bevestigen en effectueren (memorie van grieven, 6.2.7). Zij meent echter dat dit anders verwoord had moeten worden. Daaraan gaat het hof voorbij. De brief van 1 september 2021 van ING is als bevestiging/effectuering van de eerdere opzegging aan te merken. Het toetsmoment voor de opzegging is daarom 27 november 2020.
toetsing opzegging
5.4.
Naar het hof begrijpt strekken de grieven van Voor Waarheid ertoe dat óók getoetst naar het moment van de oorspronkelijke opzegging (27 november 2020), de uitoefening door ING van haar opzeggingsbevoegdheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Het hof onderschrijft evenwel het oordeel van de rechtbank dat hiervan geen sprake is. De bezwaren die Voor Waarheid hiertegen in het hoger beroep aanvoert, leiden het hof niet tot een ander oordeel. Het hof licht dit als volgt toe.
donaties en ‘fusie’ (opzeggingsgronden 1 en 4)
5.5.
Het begrip ‘fusie’ komt uit de e-mail van [naam 1] aan ING van 7 oktober 2020 (hiervoor, 3.15). Dit begrip duidt op het hiervoor in 3.13-3.14 beschreven proces: ontbinding Viruswaarheid en met betrekking tot DancaMundo: statutenwijziging (naar de doelstellingen van voorheen Viruswaarheid) en naamswijziging (naar Viruswaarheid.nl).
5.6.
Voor Waarheid betoogt dat het gebruik van de rekening van DancaMundo voor donaties en de ‘fusie’, de opzegging niet (mede) rechtvaardigden. Voor Waarheid betwist dat het gebruik van de rekening van DancaMundo voor donaties voor andere activiteiten in strijd was met artikel 5.1 VZR, maar zij heeft dat standpunt onvoldoende onderbouwd in het licht van de inhoud van de desbetreffende bepaling van de – destijds vigerende – VZR (hiervoor, 3.4) en de toelichting die ING hierop heeft gegeven.
5.7.
Voor Waarheid wijst verder op de in haar ogen lange tijdsduur die haar aanvraag voor een rekening voor Viruswaarheid in beslag nam, terwijl er donateurs klaarstonden die activiteiten van Viruswaarheid financieel wilden steunen. Daargelaten dat deze omstandigheden de gewraakte handelingen niet rechtvaardigden (hierna 5.8), geldt dat Voor Waarheid onvoldoende heeft onderbouwd dat ING de aanvraag van Viruswaarheid niet voldoende voortvarend heeft opgepakt. Hiertoe diene dat van de gehele periode van aanvraag (26 juni 2020) tot ‘fusie’ (22 september 2020), het grootste deel is verstreken met het niet invullen door [naam 1] van de door ING aan hem toegezonden vragenlijst (13 juli-31 augustus 2020) respectievelijk het niet toezenden van de door ING aan hem gevraagde overeenkomst van geldlening (vanaf 15 september 2020). ING heeft verder toegelicht dat de aanvraag de nodige werkzaamheden met zich bracht, waaronder onderzoek in relatie tot de door DancaMundo ontvangen donaties en de betaling van € 50.000,00 aan [naam 2] .
5.8.
Het gebruik van de rekening van DancaMundo voor de ontvangst van gelden voor een ander doel dan de eigen activiteiten van DancaMundo (overeenkomstig haar toenmalige statutaire doelstellingen), impliceerde voor ING inherent een verhoogd risico in het kader van de Wwft. De door Voor Waarheid gestelde omstandigheid dat DancaMundo op dat moment geen eigen activiteiten uitvoerde en dat zij de geldstromen goed administreerde, doet hieraan op zichzelf niet af. Feit blijft dat via de systemen van ING op de bankrekening DancaMundo gelden terecht kwamen die door derden waren gedoneerd voor een heel ander doel. Voor Waarheid voert verder nog aan dat de ‘fusie’ juist werd gerechtvaardigd door de discrepantie tussen de statuten van DancaMundo en (het doel van) de donaties; dat werd volgens haar met de ‘fusie’ weer rechtgetrokken. De geldstromen werden hierdoor weer transparant, aldus Voor Waarheid. Met deze stellingname miskent Voor Waarheid echter dat zij met de ‘fusie’ het klantonderzoek van ING doorkruiste. Met haar klantonderzoek wilde (en moest op grond van de wet) ING onderzoeken óf zij bereid was om een bankrekening aan te bieden aan Viruswaarheid, dat wil zeggen een stichting met de (soort) activiteiten als die van Viruswaarheid, met maar één bestuurder. Bovendien had die bestuurder een aanzienlijk voor (de activiteiten van) Viruswaarheid bestemd geldbedrag aangewend voor privédoeleinden, naar eigen zeggen ten titel van geldlening. Op het daarop ziende verzoek van ING om documentatie werd niet gereageerd. De ‘fusie’ plaatste ING dan ook voor een voldongen feit: de tot dan toe sluimerende bankrekening was feitelijk opeens aan een in wezen andere stichting met een geheel ander doel gekoppeld, waarvoor ook donaties werden ontvangen, terwijl de bestuurder daarvan geld opnam voor privédoeleinden, zonder dat ING haar vooronderzoek had kunnen voltooien. Over dit alles werd zij bovendien pas achteraf (ruim twee weken na de ‘fusie’) ingelicht.
5.9.
Voor Waarheid stelt nog dat zij op 26 juni 2020 een aanvraag had gedaan voor omzetting van de tenaamstelling van de rekening van DancaMundo naar Viruswaarheid in plaats van een nieuwe rekening voor Viruswaarheid. Daargelaten dat dit uit het desbetreffende aanvraagformulier niet blijkt, en in elk geval voor DancaMundo en Viruswaarheid al snel duidelijk werd dat de aanvraag als aanvraag voor een nieuwe rekening werd behandeld, verbindt Voor Waarheid aan de gestelde gang van zaken op dit punt geen consequenties die van belang zijn voor de toewijsbaarheid van haar vorderingen. Deze kwestie kan verder dus onbesproken blijven.
betaling € 50.000,00 en leningdocumentatie (opzeggingsgronden 2 en 3)
5.10.
Voor Waarheid komt ook op tegen het oordeel van de rechtbank dat de betaling van € 50.000,00 aan [naam 2] in Spanje, en de privélening die volgens [naam 1] daarbij hoorde, voor ING een serieuze aanwijzing vormde voor (onrechtmatige) belangenverstrengeling, benadeling van donateurs en integriteitsrisico’s, maar vergeefs. Het hof licht dit als volgt toe.
5.11.
Het is evident dat het (zonder vooraankondiging aan, voorafgaande goedkeuring van of afstemming met donateurs) gebruiken van voor een ideëel doel(vermogen) gedoneerde gelden voor privégebruik, door de feitelijk beheerder van die gelden, belangenverstrengeling oplevert. Vanuit het perspectief van ING zijn het risico op benadeling van donateurs en integriteitsrisico’s daarmee gegeven. De enkele stelling van Voor Waarheid dat [naam 1] wist dat borg Divine goed was voor haar geld, en dat het geld is terugbetaald, en dat dit ook allemaal de bedoeling was, maakt dit – indien juist – niet anders. Het gaat immers om de aan ING ten tijde van haar opzegging bekende feiten en de risico-inschatting die zij op basis daarvan op dat moment moest maken. Afgezien van de risico’s die naar hun aard inherent zijn aan een privélening door een ideële stichting aan de eigen bestuurder, had ING ondanks herhaald verzoek geen leningdocumentatie ontvangen, was haar niets getoond omtrent de gegoedheid van Divine als borg, en was er ook nog niets terugbetaald.
5.12.
Voor Waarheid betoogt nog dat ING ten tijde van haar opzegging alle relevante informatie over de lening had ontvangen (bij monde van [naam 1] ). Zij miskent daarmee echter dat waar het om integriteitsrisico’s ging, de enkele toelichting van [naam 1] , juist degene om wiens integriteit het draaide, niet kon worden aangemerkt als ‘alle relevante informatie’ waarop een Wwft-onderzoek succesvol kon worden afgesloten. [naam 1] had nota bene zelf geschreven dat “natuurlijk” een leningsovereenkomst was gesloten, om alles zo ordelijk en transparant mogelijk te laten verlopen (hiervoor, 3.11). Tegen die achtergrond lag eens te meer voor de hand dat ING die overeenkomst opvroeg ten behoeve van haar onderzoek, en geen genoegen nam met het (ondanks aanmaning) niet ontvangen daarvan.
5.13.
Overigens ziet het hof niet dat ING met de mededelingen van [naam 1] alle relevante informatie over de lening had ontvangen. Zijn antwoord op de vragen van ING over de lening (“Dit is een lening tbv het project in [plaats] ”) maakt bijvoorbeeld niet duidelijk tussen welke partijen de gestelde leningsovereenkomst zou zijn gesloten (en trouwens ook niet, anders dan Voor Waarheid suggereert (memorie van grieven, 6.3.2) dat Divine zich borg heeft gesteld). Dat en hoe [naam 1] dit dan wel aan ING heeft gemeld, vermeldt Voor Waarheid niet.
5.14.
Voor Waarheid heeft nog aangevoerd dat Viruswaarheid zich had vergist, want had verondersteld dat zij de overeenkomst reeds aan ING had toegezonden. Wat daarvan zij, het gaat bij de opzegging om het perspectief van ING, en zij kon na vergeefs verzoek én aanmaning vaststellen dat Viruswaarheid niet had meegewerkt aan het onderzoek.
opzegging niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
5.15.
De door ING voor de opzegging aangevoerde gronden zijn, in onderlinge samenhang bezien, van voldoende gewicht om de opzegging te rechtvaardigen. Het belang van Voor Waarheid bij voortzetting van de bancaire relatie, ofschoon zwaarwegend, woog daartegen onvoldoende op. De opzegging was daarmee niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
ten overvloede: ook naar 1 september 2021 gemeten, was (de handhaving van) de opzegging niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
5.16.
Toetsing tegen 1 september 2021 leidt evenmin tot het oordeel dat (de handhaving van) de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. De eerdere opzeggingsgronden deden zich op dat moment nog steeds voor, behoudens dat Voor Waarheid inmiddels – na dus een eerder vergeefs verzoek en aanmaning – een schriftelijke leningsovereenkomst inzake de betaling door Voor Waarheid aan [naam 2] ten behoeve van [naam 1] , aan ING had verschaft. Ook was inmiddels het bestuur van Voor Waarheid uitgebreid en was er een toezichthoudend orgaan geïnstalleerd. Gesteld noch gebleken is echter dat Voor Waarheid er tegenover ING blijk van gaf de onjuistheid van het eerdere handelen van [naam 1] (namens Voor Waarheid) in te zien (en nog steeds doet zij dat niet (hierna, 5.22-5.26)). Daarmee was het integriteitsrisico ten aanzien van Voor Waarheid, van wier bestuur [naam 1] ook toen nog steeds deel uitmaakte, nog steeds een gegeven.
vordering II: (alsnog) aanbieden van een bankrekening
5.17.
Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1652 (Yin Yang II), geldt als uitgangspunt dat op banken op grond van hun maatschappelijke positie ook ten aanzien van niet-consumenten, de verplichting kan rusten een betaalrekening aan te bieden (vgl. voor consumenten art. 4:71f Wft). Daarbij weegt zwaar mee dat het zonder betaalrekening vrijwel onmogelijk is om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en om een bedrijf te exploiteren. Hetzelfde geldt, zo mag worden aangenomen, voor het exploiteren van een ideële stichting die voor haar inkomsten en (daarmee) activiteiten afhankelijk is van donaties, zoals Voor Waarheid. Banken kunnen evenwel een gerechtvaardigd belang hebben om cliënten te weigeren vanwege toezichtrechtelijke eisen of integriteitsrisico’s, en dit belang kan eraan in de weg staan een bank te verplichten een betaalrekening aan te bieden.
5.18.
Voor Waarheid heeft zich beperkte en tevens vergeefse inspanningen getroost om bij andere banken een rekening te openen. ING stelt dat deze inspanningen op zichzelf reeds onvoldoende zijn geweest om haar nu te dwingen Voor Waarheid als klant te accepteren, en daarmee een inbreuk op haar contractsvrijheid te moeten dulden. Het hof zal er in het navolgende evenwel veronderstellenderwijs van uitgaan dat Voor Waarheid zich voldoende vergeefse inspanningen heeft getroost om tot de constatering te kunnen komen dat een rekening bij een andere bankinstelling op dit moment niet tot de mogelijkheden behoort.
5.19.
De rechtbank heeft de vordering van Voor Waarheid ook beoordeeld op basis van de hiervoor in 5.18 bedoelde veronderstelling, en deze niet toewijsbaar geoordeeld met de volgende overwegingen:
“4.10. Bij de weging van de omstandigheden in deze zaak gaat het uitdrukkelijk om deze bank, dus ING, en om de geschiedenis die ING deelt met Viruswaarheid.nl, en dus niet om andere banken.
4.11.
De rechtbank laat zwaar wegen dat het zonder betaalrekening vrijwel onmogelijk is om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en dat Viruswaarheid.nl zonder betaalrekening ernstig wordt belemmerd in het realiseren van haar doelstellingen. Voor haar activiteiten heeft zij immers donaties nodig. Zonder bankrekening kan Viruswaarheid.nl dus geen kant op. Dat is onwenselijk, omdat Viruswaarheid.nl een legale stichting is, met een grote achterban. Ook de omstandigheden dat de lening is terugbetaald, de belangen van de donateurs bij Viruswaarheid.nl blijkens het onderzoek van het OM in goede handen zijn en dat Viruswaarheid.nl nu een meerhoofdig bestuur en een toezichthoudend orgaan heeft, wegen in haar voordeel.
4.12.
Daar tegenover staat het belang van ING om niet met deze klant verder te gaan, gezien de vertrouwensbreuk. Viruswaarheid.nl heeft aangevoerd dat het wantrouwen van ING nooit terecht is geweest, maar daarin wordt zij niet gevolgd. Zoals hiervoor al is toegelicht, heeft Viruswaarheid.nl het wettelijk verplichte klantonderzoek van ING bewust doorkruist en ING met de naams- en statutenwijziging voor een voldongen feit geplaatst. ING werd zo geconfronteerd met een geheel nieuwe klant met andere activiteiten en een ander risicoprofiel. Daarnaast was de privélening van € 50.000,- op geen enkele manier te rechtvaardigen. Het handelen van [naam 1] , die nog steeds deel uitmaakt van het bestuur van Viruswaarheid.nl, was in dit opzicht niet integer. Deze twee omstandigheden vormden voor ING serieuze aanwijzingen voor onrechtmatige belangenverstrengeling, misleiding van donateurs en risico’s voor haarzelf en voor derden. ING heeft aldus begrijpelijkerwijs het vertrouwen in Viruswaarheid.nl verloren. In het traject daarna, en ook in de onderhavige procedure, heeft Viruswaarheid.nl de terechte zorgen van ING niet weggenomen. Viruswaarheid.nl ziet nog steeds niet in dat zij met haar handelen risico’s in het leven heeft geroepen voor ING, omdat ING verplicht is financiële criminaliteit te voorkomen en te bestrijden, en een zorgplicht heeft ten opzichte van derden, zoals bijvoorbeeld donateurs van Viruswaarheid.nl. De negatieve uitlatingen in de media aan het adres van ING bevestigen dat de relatie van partijen ernstig is verstoord. De terechte zorgen van ING en de vertrouwensbreuk zijn sinds de opzegging dan ook niet in een ander perspectief komen te staan.
4.13.
Onder deze omstandigheden kan niet van ING worden gevergd om met deze klant, die onvoldoende oog heeft voor de gerechtvaardigde belangen van ING en zich onvoldoende heeft ingespannen om de vertrouwensbreuk te herstellen, een bankrelatie aan te gaan. Dat betekent dat ING niet gehouden is om Viruswaarheid.nl een betaalrekening aan te bieden en dat de vorderingen onder II en III worden afgewezen.”
5.20.
Voor Waarheid voert tegen dit oordeel aan dat zij recht heeft op een betaalrekening. Naar analogie van het wettelijk recht op een betaalrekening voor particulieren en het daarvoor geldende convenant basisbetaalrekening dat bepaalt dat het aanvraagformulier wordt ingediend bij de bank waar de betreffende particulier het laatste klant was, maakt Voor Waarheid er aanspraak op dat ING, de bank bij wie zij het laatst klant was, haar nu weer als klant accepteert. Verder voert Voor Waarheid aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat:
Voor Waarheid het wettelijk verplichte klantonderzoek van ING bewust heeft doorkruist;
de privélening van € 50.000,00 op geen enkele manier te rechtvaardigen is;
ING het vertrouwen in Voor Waarheid begrijpelijkerwijs heeft verloren en dat Voor Waarheid (dus) niet wordt gevolgd in haar standpunt dat haar wantrouwen nooit terecht is geweest;
het handelen van [naam 1] niet integer was;
de relatie tussen partijen ernstig is verstoord;
de terechte zorgen van ING en de vertrouwensbreuk sinds de opzegging niet in een ander perspectief zijn komen te staan.
5.21.
Het hof oordeelt hierover als volgt. Het ‘recht’ van Voor Waarheid op een betaalrekening is niet ongeclausuleerd. Dit volgt uit het hiervoor aangehaalde arrest
Yin Yang II: onder meer integriteitsrisico’s, al dan niet in verband met toezichtrechtelijke eisen, kunnen eraan in de weg staan dat een bank een klant zou moeten accepteren.
5.22.
De integriteitsrisico’s waarom het ING met name gaat ten aanzien van Voor Waarheid, van wiens bestuur [naam 1] nog steeds deel uitmaakt, betreffen de privélening en het bewust doorkruisen van het wettelijk verplichte klantonderzoek (hiervoor, onder a. en b.). Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat [naam 1] het wettelijk klantonderzoek bewust heeft doorkruist. Daaraan doet niet af de stelling dat [naam 1] meende dat (i) zijn rekeningaanvraag voor Viruswaarheid te lang duurde en (ii) hij met de ‘fusie’ een ‘oplossing’ realiseerde. Zoals hiervoor (5.7) overwogen had [naam 1] de volgens hem lange duur van het aanvraagtraject vooral aan zichzelf te wijten, maar los daarvan gaat het erom dat hij, ten minste door de aan hem toegezonden vragenlijsten, bekend was met het klantonderzoek, en dat hij de ‘fusie’ desondanks doorvoerde voordat dat was afgerond. [naam 1] moest natuurlijk ook weten dat van afronding nog geen sprake was, omdat ING hem niet anders had bericht. Met de ‘fusie’ transformeerde [naam 1] zijn dans-stichting DancaMundo in materieel dezelfde partij als waaromtrent ING juist nog onderzoek deed (Viruswaarheid), maakte hij de bankrekening daarvoor – in die zin: voortijdig – beschikbaar, en plaatste hij ING bewust voor een voldongen feit (vlg. hiervoor, 5.8). Daarmee gaf [naam 1] er ook blijk van dat hij de wettelijke verplichtingen van ING om klantonderzoek te (kunnen) doen niet (voldoende) onderkende.
5.23.
Het hof onderschrijft ook het oordeel van de rechtbank dat de privélening van € 50.000,00 op geen enkele manier te rechtvaardigen is. De leningsovereenkomst die is overgelegd geeft überhaupt al geen verklaring voor de gestelde lening van Voor Waarheid, want de overeenkomst vermeldt Viruswaarheid (niet Voor Waarheid (toen: DancaMundo)) als leninggever. Maar los hiervan was sprake van belangenverstrengeling, en Voor Waarheid miskent dit. Volgens Voor Waarheid voorkwam [naam 1] met de betaling aan [naam 2] van € 50.000,00 dat hij een boete zou moeten betalen. Het was juist in het belang van Voor Waarheid dat [naam 1] niet met die boete werd geconfronteerd, aldus Voor Waarheid, omdat de financiële nood die daardoor voor hem zou ontstaan zou verhinderen dat hij zich wijdde aan zijn (onbezoldigde) taak voor Voor Waarheid. De lening aan [naam 1] was volgens Voor Waarheid dus juist in haar eigen belang. Verder voert Voor Waarheid aan dat [naam 1] erop vertrouwde dat de lening zou worden terugbetaald. [naam 1] vertrouwde zichzelf en hij vertrouwde garant Divine, aldus Voor Waarheid. Met deze stellingen miskent Voor Waarheid dat haar donateurs haar gelden hebben toevertrouwd voor het voeren van rechtszaken in verband met de door de staat getroffen coronamaatregelen, niet om uit te lenen aan haar enig bestuurder voor een privé-vastgoedtransactie (buiten ook de statutaire doelstellingen). Dreigende financiële nood voor de bestuurder kan ook niet, anders dan Voor Waarheid stelt, rechtvaardigen om dan maar geld aan die bestuurder uit te lenen. Bij dit alles moet in aanmerking worden genomen dat [naam 1] op dat moment bovendien enig bestuurder was van Voor Waarheid, zodat elke collegiale toetsing ontbrak. Dat [naam 1] als bestuurder van Voor Waarheid vertrouwde op de garantie van Divine (en op zichzelf) maakt het voorgaande niet anders. Het gaat erom dat [naam 1] als enig bestuurder van Voor Waarheid zijn privébelangen diende met geldmiddelen van Voor Waarheid, die daarvoor niet bestemd waren. Dat donateurs zich over de gang van zaken niet achteraf (spontaan) hebben beklaagd, zoals Voor Waarheid stelt, maakt dit niet anders.
5.24.
Uit het voorgaande volgt dat de hiervoor onder 5.20 onder a., b. en d. vermelde grieven vergeefs zijn voorgesteld. Hetzelfde geldt voor de grieven c., e. en f. De omstandigheid dat Voor Waarheid het hiervoor (5.22-5.23) bedoelde handelen van [naam 1] blijft rechtvaardigen, ook in de onderhavige procedure, geeft ING op dit moment voldoende aanleiding om ervan uit te gaan dat Voor Waarheid (nog steeds) een integriteitsconcept huldigt dat ING niet van een klant hoeft te accepteren. De omstandigheid dat Voor Waarheid intussen een meerhoofdig bestuur en een toezichthoudend orgaan heeft en dat het OM geen aanleiding heeft gezien handhavend op te treden, en zelfs heeft uitgesproken dat donateurs erop kunnen vertrouwen dat het geld dat zij hebben bijeengebracht gebruikt wordt voor waar de stichting voor is opgericht, maakt dit niet anders. Het hof onderschrijft dan ook het oordeel van de rechtbank in 4.13 van het bestreden vonnis (hiervoor, 5.19) dat niet van ING kan worden gevergd om met deze klant, die onvoldoende oog heeft voor de gerechtvaardigde belangen van ING en zich onvoldoende heeft ingespannen om de vertrouwensbreuk te herstellen, een bankrelatie aan te gaan.
5.25.
Een belangenafweging is in het voorgaande verdisconteerd en leidt dus niet tot een ander oordeel.
vorderingen III en VI
5.26.
Uit het voorgaande vloeit voort dat ook vorderingen III en VI niet toewijsbaar zijn.
bewijsaanbod, conclusie, proceskosten
5.27.
Voor Waarheid heeft geen specifieke feiten te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen en Voor Waarheid als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof begroot deze aan de zijde van ING inclusief nasalaris als volgt:
- griffierecht € 783,00
- salaris advocaat
€ 2.706,00(tarief II, 2 punten + nasalaris)
Totaal € 3.489,00

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
veroordeelt Voor Waarheid in de kosten van het geding hoger beroep, aan de zijde van ING vastgesteld op € 3.489,00, te vermeerderen met € 92,00 voor extra nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval na 14 dagen na aanmaning betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest respectievelijk het verschuldigd worden van het extra nasalaris aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. M.A.M. Vaessen, mr. J.W. Frieling en mr. M.M. Kruithof en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.