ECLI:NL:GHAMS:2025:16

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
200.340.755/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van arbitrageovereenkomst en onbevoegdheid van de kantonrechter in geschil tussen [appellant] en Basebone Management Limited

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onbevoegdheid van de kantonrechter om kennis te nemen van een geschil tussen [appellant] en Basebone Management Limited. De kantonrechter had zich onbevoegd verklaard op grond van een rechtsgeldig arbitragebeding tussen partijen, dat volgens Cypriotisch recht van toepassing is. Het hof bekrachtigt deze beslissing en oordeelt dat het beroep van Basebone op het arbitragebeding niet in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof stelt vast dat [appellant] onvoldoende heeft aangetoond dat de kosten van de arbitrage een onredelijke drempel vormen voor toegang tot een onafhankelijke rechter. De zaak is ontstaan uit een 'Contractor Agreement' tussen [appellant] en Basebone, waarbij [appellant] werkzaamheden heeft verricht voor Basebone. Na opzegging van de overeenkomst door Basebone heeft [appellant] de kantonrechter verzocht om de overeenkomst als arbeidsovereenkomst te kwalificeren en om diverse vorderingen, waaronder doorbetaling van salaris, te honoreren. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de arbitrageovereenkomst geldig is en dat hij zich daarom onbevoegd verklaart. Het hof bevestigt deze beslissing en wijst de grieven van [appellant] af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.340.755/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10805261 EA VERZ 23-1190
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 januari 2025
inzake
[appellant],
wonend te [plaats] ,
appellant,
advocaat: geen (onttrokken per 17 september 2024)
tegen
BASEBONE MANAGEMENT LIMITED,
gevestigd te Nicosia, Cyprus,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J. Stolk te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en Basebone genoemd.

1.De zaak in het kort

Het hof bekrachtigt de beslissing van de kantonrechter waarbij de kantonrechter zich onbevoegd heeft verklaard om van het geschil kennis te nemen, omdat partijen rechtsgeldig arbitrage zijn overeengekomen. Het beroep van Basebone op het arbitragebeding is ook niet in strijd met artikel 6 EVRM.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 2 mei 2024, in hoger beroep gekomen van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, (hierna: de kantonrechter) van 28 februari 2024 onder bovenvermeld zaak- en rolnummer (hierna: de bestreden uitspraak). Op 9 oktober 2024 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep, met producties, van Basebone ingekomen.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 20 november 2024 toegelicht, [appellant] in persoon en Basebone door mr. E.M. Moison en mr. Y. Smit, beiden advocaat te Amsterdam. [appellant] heeft zowel voor als tijdens de mondelinge behandeling wegens de onttrekking van zijn advocaat om aanhouding van zijn zaak verzocht. Het hof heeft de verzoeken van [appellant] afgewezen, omdat - samengevat - [appellant] twee maanden de tijd heeft gehad om, nadat zijn advocaat zich op 17 september 2024 had onttrokken, een nieuwe advocaat te vinden. [appellant] had een nieuwe advocaat gevonden waarmee Basebone ook contact heeft gehad, maar deze heeft zich uiteindelijk niet voor [appellant] gesteld en evenmin aanhouding verzocht, zodat het (door Basebone benoemde) belang van Basebone om voort te procederen thans zwaarder weegt.
Uitspraak is bepaald op heden.
[appellant] heeft bewijs van zijn stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in r.o. 2.1. tot en met r.o. 2.4. van de bestreden beschikking de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de weergegeven feiten juist zijn, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Basebone is een onderneming die zich bezig houdt met
all-in-one digital content services. Basebone is statutair gevestigd op Cyprus.
3.2.
[appellant] , geboren in [jaar] , en Basebone hebben op 4 september 2023 een ‘Contractor Agreement’ (hierna: de overeenkomst) gesloten, op grond waarvan [appellant] van 4 tot 21 september 2023 vanuit zijn huisadres in [plaats] online ‘
services’ voor Basebone heeft verricht. Basebone heeft de overeenkomst op 21 september 2023 opgezegd.
3.3.
In de overeenkomst, waarin een rechtskeuze is gemaakt voor Cypriotisch recht, staat het volgende arbitragebeding: ‘
If there is any dispute or controversy between the parties arising out of or relating to this Agreement, the parties agree that such dispute or controversary will be arbitrated in accordance with proceedings under the laws of the Republic of Cyprus and such arbitration will be the exclusive dispute resolution method under this Agreement. The decision and award determined by such arbitration will be final and binding upon both parties. All costs and expenses, including reasonable attorney’s fees ad expert’s fees, of all parties incurred in any dispute that is determined and/of settled by arbitration pursuant to this Agreement will be borne by the party determined to be liable in respect of such dispute, provided however, that if complete liability is not assessed against only one party, the parties will share the total costs in proportion to their respective amounts of liability so determined. Except where clearly prevented by the area in dispute, both parties agree to continue performing their respective obligations under this Agreement until the dispute is resolved.’
3.4.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of de overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst (zoals [appellant] heeft gesteld) of een overeenkomst van opdracht (zoals Basebone heeft aangevoerd).
3.5.
[appellant] ontvangt sinds november 2023 een voorschot op een WIA-uitkering ter hoogte van € 3.449,55 bruto en thans definitief een bedrag van € 2.400,-- netto. In een verklaring van ING bank van 19 april 2024 staat dat [appellant] vrijwel geen contante middelen heeft. Uit een brief van de Gemeente [plaats] van 3 april 2024 blijkt dat [appellant] met de Gemeente [plaats] een betalingsregeling heeft getroffen voor zijn gemeentelijke belastingschuld. [appellant] heeft een betalingsregeling voor de waterschapsbelasting en [appellant] heeft bij Zilveren Kruis en bij ING een betalingsachterstand.

4.Eerste Aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg, samengevat, verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de Contractor Agreement tussen partijen als een arbeidsovereenkomst wordt gekwalificeerd;
II. de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Basebone op 21 september 2023 te vernietigen;
III. Basebone te veroordelen om het salaris van [appellant] vanaf 4 september 2023 door te betalen;
IV. Basebone te veroordelen tot wedertewerkstelling van [appellant] op straffe van een dwangsom;
V. Basebone te veroordelen om [appellant] toe te laten tot zijn zakelijke emailaccount bij Basebone op straffe van een dwangsom, en
VI. Basebone te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
Basebone heeft als primair verweer gevoerd dat de kantonrechter niet bevoegd is kennis te nemen van het geschil vanwege het bestaan van een exclusieve arbitrageovereenkomst tussen partijen. Subsidiair heeft Basebone verzocht voor recht te verklaren dat Cypriotisch recht van toepassing is op de Contractor Agreement en dat deze rechtsgeldig is geëindigd. Voor zover de kantonrechter zich bevoegd verklaart en Nederlands recht op de overeenkomst van toepassing is, heeft Basebone meer subsidiair primair verzocht alle verzoeken van [appellant] af te wijzen en subsidiair bij toewijzing van enig verzoek van [appellant] de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Bij voorwaardelijk tegenverzoek heeft Basebone verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de g-, respectievelijk de h-, en de i-grond en [appellant] te veroordelen in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
4.3.
De kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen en de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Samengevat heeft de kantonrechter aan zijn oordeel ten grondslag gelegd dat de arbitrageovereenkomst gelet op artikel 10:166 BW volgens Cypriotisch recht geldig is, waarbij het niet relevant is of de rechtsbetrekking tussen partijen kwalificeert als een arbeidsovereenkomst of als een overeenkomst van opdracht. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat het beroep van [appellant] op de Brussel I bis Verordening faalt, omdat deze verordening niet van toepassing is op arbitrageovereenkomsten. Tot slot heeft de kantonrechter geoordeeld dat geen sprake is van strijdigheid met artikel 6 EVRM, omdat het arbitragebeding vrijwillig is aangegaan en het beding geen onredelijk hoge drempel opwerpt om het geschil ter arbitrage voor te leggen.

5.Beoordeling

5.1.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] in hoger beroep met vier grieven op. Met de grieven I tot en met III stelt [appellant] dat de kantonrechter zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard (grief III), omdat de kantonrechter heeft miskend dat het arbitragebeding in strijd is met artikel 6 EVRM, nu de kosten van de arbitrage voor [appellant] een onredelijk hoge drempel opwerpen, waardoor hem feitelijk de toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter wordt onderhouden (grief I). Daarom heeft de kantonrechter ten onrechte geen bevoegdheid aangenomen op grond van artikel 19 lid 1 onder b sub i) van de Brussel I bis Verordening (grief II). [appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en primair verzocht de zaak op de voet van artikel 76 Rv terug te verwijzen naar de kantonrechter om op de hoofdzaak te beslissen, en subsidiair – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de verzoeken van [appellant] in het beroepsschrift die gelijkluidend zijn aan de verzoeken zoals onder 4.1., I tot en met VI weergegeven, toe te wijzen.
5.2.
Basebone heeft verweer gevoerd en primair geconcludeerd de bestreden beschikking te bekrachtigen, subsidiair de zaak op de voet van artikel 76 Rv terug te verwijzen voor verdere inhoudelijke beoordeling, en meer subsidiair alle verzoeken van [appellant] af te wijzen en bij toewijzing van enig verzoek de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en het voorwaardelijke tegenverzoek van Basebone tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toe te wijzen met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.
5.3.
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen. Ter toelichting dient het volgende.
5.4.
Gelet op de door [appellant] opgeworpen grieven staat in dit hoger beroep vast dat het arbitragebeding vrijwillig is aangegaan, dat het geschil tussen [appellant] en Basebone valt onder de reikwijdte van het arbitragebeding en dat het arbitragebeding naar Cypriotisch recht rechtsgeldig is. Uit artikel 1074 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat de rechter in Nederland, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten waaruit voortvloeit dat arbitrage buiten Nederland moet plaatsvinden, zich onbevoegd verklaart indien een partij zich voor alle weren op de arbitrageclausule beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is onder het op die overeenkomst toepasselijke recht. De kantonrechter heeft zich op deze gronden terecht onbevoegd verklaard. Dit is eventueel anders als het voorliggende arbitragebeding, zoals [appellant] heeft betoogd vanwege de met de arbitrage gepaard gaande kosten, een zodanig hoge drempel opwerpt dat het arbitragebeding de toegang tot het recht feitelijk blokkeert en daarom strijdig is met artikel 6 EVRM. In dat geval had de kantonrechter het beroep van Basebone op het arbitragebeding moeten afwijzen.
5.5.
Anders dan [appellant] is het hof van oordeel dat toepassing van het arbitragebeding niet strijdig is met artikel 6 EVRM. Onweersproken is dat [appellant] een maandelijkse WIA-uitkering ontvangt van € 2400,-- netto. [appellant] heeft weliswaar gesteld dat hij vrijwel geen contante middelen heeft, afbetalingsregelingen heeft getroffen voor de gemeentelijke- en waterschapsbelasting, en dat hij betalingsachterstanden heeft bij Zilveren Kruis en ING bank, maar nu een nadere toelichting ontbreekt en Basebone onbetwist heeft gesteld dat [appellant] eigenaar is van zijn woning en daarmee over vermogen beschikt, is naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk geworden dat de kosten van de arbitrage voor [appellant] een zodanig hoge drempel opwerpen dat hem feitelijk de toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige overheidsrechter wordt ontnomen.
5.6.
Daarbij is voorts meegewogen dat [appellant] voor wat betreft de hoogte van de kosten van de arbitrage slechts heeft gesteld dat Basebone op de mondelinge behandeling in eerste aanleg een voorschotbedrag van € 15.000,- heeft genoemd en dat het aannemelijk is dat het voorschot ook bij één arbiter minimaal € 7.500,- zal bedragen. Voor het overige heeft [appellant] in de processtukken slechts vragen opgeworpen, bijvoorbeeld over de plaats van arbitrage en het aantal arbiters. Hij heeft zijn vragen overigens nimmer direct aan Basebone gesteld en is ook niet met Basebone in overleg getreden over de inrichting van een eventuele arbitrage en de daarmee gepaard gaande kosten.
5.7.
Daartegenover heeft Basebone ter mondelinge behandeling toegelicht dat volgens het Cypriotisch arbitragerecht partijen zelf kunnen bepalen hoe hun arbitrage eruit komt te zien. Basebone heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep verklaard dat zij bereid is zich flexibel op te stellen en dat in overleg met [appellant] kostenbesparende maatregelen kunnen worden getroffen in de zin dat één arbiter kan worden benoemd in plaats van meerdere, dat de arbitrage niet op Cyprus hoeft plaats te vinden maar online, zodat partijen geen reiskosten hoeven te maken, dat de arbitrage ook buiten werktijd kan plaatsvinden zodat partijen geen arbeidstijd verliezen en dat [appellant] ook in persoon zonder vertegenwoordiging door een advocaat kan deelnemen aan de arbitrage. Ook heeft Basebone aangegeven dat het voorschot gelet op de hoogte van de vordering volgens de regels van het Cyprus Arbitration and Mediation Centre ongeveer € 1.000,- bedraagt.
5.8.
Het voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat [appellant] gelet op de door Basebone onweersproken mogelijkheden om de kosten van een eventuele arbitrageprocedure op grond van het voorliggende arbitragebeding naar Cypriotisch recht binnen de perken te houden enerzijds en de financiële positie van [appellant] anderzijds, onvoldoende heeft gemotiveerd dat de kosten van de arbitrage een te hoge drempel vormen en hem feitelijk de toegang tot een onafhankelijk en onpartijdig gerecht wordt onthouden.
5.9.
Gelet op het voorgaande is het beroep op het arbitragebeding niet in strijd met artikel 6 EVRM en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid evenmin onaanvaardbaar (artikel 6:248 BW), nog daargelaten dat artikel 6:248 BW niet aan de orde is, omdat de rechtsverhouding tussen partijen beheerst wordt door Cypriotisch recht.
5.10.
Omdat de geldigheid van het arbitragebeding vaststaat en het hof oordeelt dat het beroep op het arbitragebeding niet in strijd is met artikel 6 EVRM, heeft de kantonrechter zich terecht onbevoegd verklaard en tevens terecht geoordeeld dat het beroep van [appellant] op de Brussel I bis Verordening faalt, omdat deze verordening niet van toepassing is op arbitrageovereenkomsten.
5.11.
De grieven I tot en met III zijn dus vergeefs voorgesteld en de bestreden beschikking zal daarom worden bekrachtigd.
5.12.
[appellant] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden zodat zijn bewijsaanbod als niet ter zake dienend wordt gepasseerd.
5.13.
Met de vierde grief komt [appellant] op tegen compensatie van de proceskosten. Ook deze grief faalt. [appellant] is in beide instanties in het ongelijk gesteld. Hij zal evenwel alleen worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep, omdat Basebone niet incidenteel heeft gegriefd en [appellant] niet slechter mag worden van zijn eigen hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Basebone vastgesteld op € 1.716,-- aan salaris voor de advocaat;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Arnold, mr. W. Aardenburg en mr. F.J. Bloem en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.