Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt [de inspecteur] tot het vergoeden van de door [belanghebbende] geleden immateriële schade tot een bedrag van € 1.000;
- veroordeelt [de inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 837;
- draagt [de inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 184 aan [belanghebbende] te vergoeden.”
- een aanvulling van de gronden van het hoger beroep;
- een verweerschrift;
- een pleitnota zijdens belanghebbende (dagtekening 2 januari 2025);
- een nader stuk (“Opvraag artikel 8:42 Awb gegevens”) zijdens belanghebbende, en
- pleitaantekeningen zijdens belanghebbende (op 20 januari 2025).
4.Beoordeling van het geschil
lid 1, van de Wet bpm 1992 en was gehouden tot voldoening van de bpm.
5.Kosten
- de onderhavige zaak en de zaak met kenmerk 23/683 zijn samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, en daarom als één zaak te beschouwen, omdat zij vanaf de bezwaarfase (nagenoeg) gelijktijdig zijn behandeld en de werkzaamheden van de gemachtigde vrijwel identiek konden zijn en ook daadwerkelijk zijn geweest, getuige onder meer de nagenoeg gelijkluidende stukken die zijn ingediend;
- de zaken zijn ongecompliceerd (standaardzaken over bpm met overwegend rechtskundige geschilpunten die reeds meermaals zijn uitgeprocedeerd) en kunnen daarom geacht worden tot slechts een geringe werkbelasting voor de gemachtigde te hebben geleid;
- voor de bezwaarfase wordt 1 punt in aanmerking genomen voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 647 en wegingsfactor 0,5, leidend tot een bedrag van (afgerond) € 324 in beide zaken samen;
- voor de behandeling van het beroep komen in beginsel 2 punten in aanmerking, met een waarde per punt van € 907 en wegingsfactor 0,5, maar omdat de te vergoeden kosten dan lager uitvallen dan de kosten die ingevolge de uitspraken van de rechtbank in de zaken moeten worden vergoed en de inspecteur in beide zaken geen hoger beroep heeft ingesteld, zal het Hof de kostenveroordelingen van de rechtbank in stand laten, en
- voor de behandeling van het hoger beroep komen twee punten in aanmerking, met een waarde per punt van € 907 en wegingsfactor 0,5, leidend tot een bedrag van € 907 in beide zaken samen.
ex aequo et bono, tot dertig percent, zijnde (afgerond) € 272.
6.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, doch niet voor zover de inspecteur daarin is veroordeeld tot vergoeding aan belanghebbende van immateriële schade, kosten en griffierecht;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 3.017;
- beslist dat, indien het op grond van de uitspraak van de rechtbank aan belanghebbende te vergoeden griffierecht van € 184 dat is betaald voor de behandeling van het beroep niet tijdig is uitbetaald, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan;
- gelast de inspecteur aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het hoger beroep heeft betaald van € 274 en beslist dat, indien dat bedrag niet tijdig wordt uitbetaald, de wettelijke rente daarover gaat lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan, en
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende van het geding voor het Hof en (nader) in de kosten van belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar tot een bedrag van € 298.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.