Uitspraak
Onderzoek van de zaak
27 mei 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bewijsoverweging
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 mei 2025, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld;
- de over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapporten van 21 juli 2022 en 12 januari 2025.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
- door de feiten aangetaste goederen (€ 200,00);
- ziekenhuisdaggeldvergoeding (€ 84,00);
- eigen risico 2016 en 2017 (€ 863,60 respectievelijk € 339,37);
- reis- en parkeerkosten (€ 993,54);
- verlies van arbeidsvermogen (€ 9.544,65);
- immateriële schade, op grond van letsel en aantasting in haar persoon op andere wijze (€ 20.500,00).
- de aard, de ernst en de verwijtbaarheid van de onrechtmatige handelen van de verdachte, alsmede de ernst van de inbreuk die daarmee op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij is gemaakt;
- de nadelige gevolgen die het handelen van de verdachte heeft gehad op het dagelijkse leven van de benadeelde partij;
- de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters worden opgelegd.
€ 26.965,12, bestaande uit € 11.965,12 aan vergoeding van materiële schade en € 15.000,00 aan vergoeding van immateriële schade. Nu de benadeelde partij – zoals hiervoor overwogen – door de onherroepelijke betalingen van het CJIB en medeverdachte [medeverdachte] geen vergoedbare schade meer heeft voor wat betreft een gedeelte van de vordering, groot € 12.565,91, is de verdachte voor dat deel niet meer tot vergoeding van gevorderde schade gehouden. Het hof zal daarom dat gedeelte van de vordering afwijzen. Voor het resterende bedrag van € 14.399,21 zal het verzoek om vergoeding van deze kosten worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het hof bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente op 30 oktober 2016, zijnde de dag waarop de immateriële schade is veroorzaakt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
(veertienduizend driehonderdnegenennegentig euro en eenentwintig cent), waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 26.965,12 (zesentwintigduizend negenhonderdvijfenzestig euro en twaalf cent), bestaande uit € 11.965,12 (elfduizend negenhonderdvijfenzestig euro en twaalf cent) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade,
vermeerderd met de wettelijke rente over: