Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van aangifte van 11 juni 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina’s 16-19];
verklaring van [benadeelde]voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [persoon] van 12 juli 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina’s 106-116].
verklaring van [persoon]:
het hof begrijpt: [medeverdachte] en de verdachte) vroegen of ik gefilmd had. Ik heb het toen aan hen laten zien want dat wilden ze graag. Toen smeekte ze mij om het filmpje te sturen. Ik heb toen naar [medeverdachte] gestuurd.
A: Via snapchat.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 5 juli 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina’s 25-28].
verklaring van [getuige]:
A: Dit was dan de vrijdag. Dit was aan mij laten zien door twee jongens, [verdachte] en [medeverdachte] .
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 31 december 2024.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
hoofdelijkaansprakelijk is (als bedoeld in art. 6:102 BW) voor de als gevolg van het bewezenverklaarde feit door de benadeelde partij geleden immateriële schade zoals hierboven is vastgesteld op een bedrag van € 2.500,00. Het hof wijst de vordering tot dit bedrag dus hoofdelijk toe, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. In hetgeen de advocaat-generaal heeft aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding om hoofdelijke toewijzing achterwege te laten.
niettoegewezen bij wijze van
voorschotin afwachting van een definitief oordeel van de civiele rechter, omdat de strafprocedure daarvoor geen grondslag kent.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.