ECLI:NL:GHAMS:2025:1187

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
23-002244-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op de bewerking van en de handel in cocaïne en witwassen van geldbedragen en een auto

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de bewerking en handel in cocaïne, alsook van witwassen van geldbedragen en een auto. De tenlastelegging betreft feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1 oktober 2018 en 3 april 2019 in Amsterdam. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorbereiden van de bewerking en handel in cocaïne, waarbij aanzienlijke hoeveelheden versnijdingsmiddelen en andere voorwerpen zijn aangetroffen die bestemd waren voor deze activiteiten. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het witwassen van contante geldbedragen en een Audi A3, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende adressen is gezien en dat er sterke aanwijzingen zijn dat hij betrokken was bij de drugshandel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002244-21 (strafzaak)
Datum uitspraak: 17 april 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 juli 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-997080-18 tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 maart en 17 april 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 3 april 2019 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
  • feit 1: het tezamen en in vereniging voorbereiden of bevorderen van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren dan wel vervaardingen van cocaïne;
  • feit 2: het in vereniging witwassen van geldbedragen en een Audi A3.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in de bij dit arrest gevoegde bijlage 1. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een (iets) andere bewezenverklaring en beslagbeslissing komt dan de rechtbank.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en bevestiging van het vonnis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap van en beschikkingsmacht had over de geldbedragen en goederen die in de verschillende woningen van anderen zijn aangetroffen. De enkele aanwezigheid van de verdachte op sommige adressen is daarvoor onvoldoende. Daarbij blijkt uit de observaties niet dat de verdachte in de woning op het adres [adres 2] is geweest, terwijl daar de meeste middelen zijn aangetroffen. Daarnaast kan medeplegen niet worden bewezen, omdat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Uit niets blijkt waaruit de rol van de verdachte heeft bestaan en wat de onderlinge taakverdeling was. Er is geen aanwijzing dat het de verdachte is geweest die de stickers heeft gekocht en de stickers hoeven niet in samenhang met de rest van de goederen te worden gezien. Bovendien zijn de OVC-gesprekken niet goed te volgen en is het een aanname dat de verdachte boodschappen moest brengen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat niet vaststaat dat het de verdachte is geweest die € 1.400,00 heeft uitgegeven aan stickers. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de aangetroffen € 20.000,00 in een vaas in de woning aan de [adres 3] en daar beschikkingsmacht over had. Met betrekking tot de Audi A3 heeft de raadsman bepleit dat moet worden uitgegaan van de factuur die in de woning van de verdachte is aangetroffen. Daaruit blijkt dat de verdachte € 9.000,00 contant heeft betaald en dat is geen bedrag dat de verdachte niet betaald zou kunnen hebben met spaargeld of geld van zijn vriendin. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het bedrag van € 9.000,00 aan te houden.
Oordeel van het hof
Feit 1
Het hof acht bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en overweegt, evenals de rechtbank, als volgt.
Op 3 april 2019 hebben er doorzoekingen plaatsgevonden in vijf woningen. In deze woningen zijn voorwerpen aangetroffen die gebruikt worden voor het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne. Zo zijn er onder andere versnijdingsmiddelen en oplosmiddelen aangetroffen, maar ook een vacumeermachine, sealzakken en een sealmachine, potkrikken, een persframe, kunststof mallen, weegschalen en magnetrons. Het merendeel van die voorwerpen is gevonden in de woning aan de [adres 2] . Ook zijn er in twee woningen ( [adres 2] en [adres 3] ) stickers en sjablonen aangetroffen. Het hof stelt vast dat deze voorwerpen, gelet op hun aard, de hoeveelheid en in samenhang gezien, worden gebruikt bij voornoemde handelingen met betrekking tot cocaïne.
De verdachte is op alle adressen meerdere malen bij observaties gezien, ook in het gezelschap van andere personen. Er is gezien dat hij op één van de adressen boodschappen langsbrengt. Ook is gezien dat hij personen bij de verschillende woningen afzet. Uit peilbakengegevens van de auto’s waarin de verdachte rijdt, blijkt dat hij veelvuldig de verschillende adressen bezoekt. Bovendien is op één van de adressen – [adres 3] – het paspoort van de verdachte aangetroffen. In de woning van de verdachte ( [adres 1] ) en op de adressen [adres 4] en [adres 3] zijn ‘encrypted’ telefoons gevonden.
Op 26 oktober 2018 heeft de verdachte 1.400 stickers en sjablonen besteld en op 5 november 2018 heeft hij deze opgehaald. Dit is waargenomen door het observatieteam. Vervolgens is de verdachte doorgereden naar het adres [adres 3] . Ook dit is waargenomen door het observatieteam. Stickers en sjablonen, met dezelfde opdruk als de stickers en sjablonen die de verdachte heeft besteld, zijn later aangetroffen in de woningen aan de [adres 3] en [adres 2] . Het hof concludeert, gelet op de hiervoor genoemde samenhang, dat deze stickers en sjablonen voor niets anders kunnen zijn bedoeld dan voor (omvangrijke) drugshandel.
Daarnaast is in meerdere OVC-gesprekken gehoord dat de verdachte met anderen gesprekken in versluierende taal voert. In die gesprekken spreekt de verdachte over ‘broden’ en ‘prijzen’. De geldbedragen die in deze gesprekken in het kader van prijzen worden genoemd, betreffen bedragen van honderdduizenden euro’s. Zo wordt er onder andere gehoord dat de verdachte het volgende zegt:
“15 broden... 20 broden... moet 470 duizend euro krijgen”.Ook wordt er gesproken over ‘schoon/zuiver’ en zegt de verdachte in één van de OVC-gesprekken dat elke taxi een eigen wijk heeft en dat er spul is voor 29,5 en spul voor 30,5. Het hof is van oordeel dat deze gesprekken niet anders kunnen worden uitgelegd dan gesprekken die gaan over de handel in cocaïne.
Gelet op het feit dat de verdachte veelvuldig alle adressen heeft bezocht waar de voorwerpen zijn aangetroffen die worden gebruikt bij de bewerking en de verwerking van cocaïne, in samenhang met de gesprekken die de verdachte heeft gevoerd met anderen over de handel in cocaïne en gezien het feit dat de verdachte de stickers en sjablonen heeft besteld die zijn aangetroffen op twee van de adressen waar de voorwerpen zijn aangetroffen, concludeert het hof dat de verdachte een rol heeft vervuld in de groep personen die zich bezighield met het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne. Er was sprake van een nauw en georganiseerd samenwerkingsverband. De verdachte heeft dan ook wetenschap gehad van en beschikkingsmacht gehad over de voorwerpen die op de verschillende adressen zijn aangetroffen en het aankoopbedrag van de stickers van € 1.400,00.
Het hof is van oordeel dat gelet op de wijze van aantreffen niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte wetenschap heeft gehad van het bedrag van € 20.000,00 dat in de woning op het adres [adres 3] verstopt was in een plantenbak, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 2
Het hof acht ook het onder 2 tenlastegelegde bewezen en overweegt, evenals de rechtbank, als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf, kan ook bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien er door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Het hof stelt vast dat niet bewezen kan worden dat de contante geldbedragen van € 1.400,00 en € 21.450,00 en de auto afkomstig zijn uit een concreet aan te duiden misdrijf. De volgende feiten en
omstandigheden rechtvaardigen een verdenking van witwassen.
Gebleken is dat de verdachte aanzienlijke contante uitgaven heeft gedaan, terwijl hij slechts een zeer bescheiden legaal inkomen heeft. Daarnaast is door de politie waargenomen dat de verdachte op 26 oktober 2018 een bedrag van € 700,00 voorhanden heeft gehad en dat hij dit bedrag heeft gebruikt voor de aanbetaling van de € 1.400,00 aan de stickers en sjablonen die later in de woningen aan de [adres 3] en [adres 2] zijn aangetroffen. Uit het onderzoek door de politie is ook gebleken dat het de verdachte is geweest die de stickers op 5 november 2018 heeft opgehaald bij de plek waar hij de stickers en sjablonen op 28 oktober 2018 heeft aanbetaald. Hieruit concludeert het hof dat de verdachte het restbedrag van € 700,00 ook heeft voldaan en dus voorhanden heeft gehad en heeft gebruikt voor de betaling van de stickers en sjablonen.
Uit het door de politie verrichte onderzoek is verder gebleken dat de Audi A3 vanaf 21 februari 2019 op naam van de verdachte stond. Deze Audi A3 stond tot 21 februari 2019 geregistreerd op naam van het bedrijf [bedrijf 1] BV. Uit de verklaring van een medewerker van [bedrijf 1] BV blijkt dat de Audi A3 op 21 februari 2019 voor een bedrag van € 21.000,00 is verkocht aan [bedrijf 2] BV. De auto is op verzoek van [bedrijf 2] BV op naam van de verdachte gezet. Op 8 april 2019 is een factuur van [bedrijf 2] BV aangetroffen in de taxi van [persoon 1] . De factuur is gericht aan de verdachte, gedateerd op 21 februari 2019 en betreft de koop van de Audi A3 voor een totaalbedrag van € 21.450,00. Vervolgens is uit OVC-gesprekken tussen [persoon 1] en [persoon 2] gebleken dat er een tweede, valselijk opgemaakte en hogere factuur bestaat die na een vordering van de politie aan de politie is overhandigd. Uit deze factuur, eveneens gericht aan de verdachte en ook gedateerd op 21 februari 2021, valt op te maken dat de verdachte een deel van het totaalbedrag, te weten € 9.000,00, contant zou hebben voldaan en dat er daarna maandelijks een bedrag van € 706,50 afbetaald zou worden. Op de rekening van de verdachte zijn echter geen betalingen aan [bedrijf 2] BV aangetroffen en ook geen betalingen van een maandelijks bedrag van € 706,50 aan anderen. Gelet op het voorgaande gaat het hof uit van de juistheid van de factuur die in de taxi van [persoon 1] is gevonden en waarop het aankoopbedrag van € 21.450,00 staat vermeld.
Op grond van het voorgaande acht het hof het vermoeden gerechtvaardigd dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen van € 1.400,00 en € 21.450,00 en (daarmee) de Audi A3 uit enig misdrijf afkomstig zijn. Dat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft met betrekking tot de herkomst van het geld. De verdachte heeft echter geen enkele verklaring gegeven voor de herkomst van deze geldbedragen. Hij is hiertoe meerdere malen in de gelegenheid gesteld en heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Daarom is er geen andere conclusie mogelijk dan dat de geldbedragen en de Audi A3 onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig zijn. Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, kan het daarnaast niet anders dan dat de verdachte wist dat deze geldbedragen en de auto van misdrijf afkomstig waren.
Omdat het hof onder feit 1 heeft overwogen dat niet kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap heeft gehad van het aangetroffen bedrag van € 20.000,00, zal de verdachte van het witwassen van dat bedrag worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 3 april 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne voor te bereiden en te bevorderen
- een geldbedrag, te weten € 1.400,00
- PGP telefoons ( [adres 4] , [adres 1] , [adres 3] )
- 1.400 stickers ( [adres 3] , [adres 2] )
-
een hoeveelheid van
o 3.030 gram van een materiaal bevattende vermoedelijk levamisol en/of dexamisol ( [adres 3] )
o 1,9 gram van een materiaal bevattende vermoedelijk levamisol en/of dexamisol ( [adres 4] )
o 127 gram van een materiaal bevattende mannitol ([adres 5])
o acht potten Vita Blend Inositol ( [adres 2] )
o zes potten Hyperblend Cafeïne ( [adres 2] )
- een hoeveelheid van
o 10 liter aceton ( [adres 3] )
o 100 liter aceton ( [adres 2] )
- weegschalen ( [adres 3] , [adres 2] )
- twee afzuigslangen ( [adres 2] )
- rollen vershoudfolie ( [adres 2] )
- zakken ballonnen ( [adres 2] )
- een actief koolfilter ( [adres 2] )
- sealzakken en een sealmachine ( [adres 2] )
- een vacumeermachine ( [adres 2] )
- een afzuiginstallatie ( [adres 2] )
- drie magnetrons ( [adres 2] )
- sjablonen ( [adres 2] )
- een heater ( [adres 2] ),
- een ventilator ( [adres 2] )
- lepels ( [adres 2] )
- zeven ( [adres 2] )
- borstels ( [adres 2] )
- drie potkrikken ( [adres 2] )
- een metalen persframe ( [adres 2] )
- kunststof mallen ( [adres 2] )
- 21 mengkommen ( [adres 2] )
- acht kunststof broodplanken ( [adres 2] )
- handschoenen ( [adres 2] )
- een mondmasker ( [adres 2] )
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
Feit 2hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 3 april 2019 te Amsterdam voorwerpen, te weten
- contante geldbedragen van
o € 1.400,00 en
o € 21.450,00 en
- een auto, Audi A3 met kenteken [kenteken]
voorhanden heeft gehad
en van voorwerpen, te weten contante geldbedragen van in totaal € 22.850,00 gebruik heeft gemaakt door
- € 1.400,00 contant te betalen voor de aanschaf van stickers en sjablonen
- € 21.450,00 contant te betalen voor de aanschaf van een auto, Audi A3 met kenteken [kenteken]
terwijl hij wist dat die geldbedragen en auto geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals weergegeven in de bij dit arrest gevoegde bijlage 2.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen. Hij heeft daarbij aangevoerd dat hij een gevangenisstraf van 25 maanden zou hebben gevorderd, maar dat hij rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op de bewerking van en de handel in cocaïne. De hoeveelheden versnijdingsmiddelen en oplosmiddelen, maar ook de andere aangetroffen voorwerpen die bestemd zijn voor de bewerking en verwerking van cocaïne, zijn van een zodanige omvang dat het niet anders kan dan dat deze bestemd waren voor de bereiding en de verdere verspreiding van grote hoeveelheden cocaïne. Cocaïne is een zeer schadelijke stof en het gebruik hiervan brengt zowel voor de gebruikers als voor de rest van de maatschappij ernstige gevolgen met zich mee. De verspreiding van en handel in cocaïne, waartoe de verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht, wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit en overlast. De verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor. Hij heeft zich om deze gevolgen niet bekommerd en blijkbaar slechts gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het witwassen van een hoeveelheid geld en een auto. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de integriteit van het financiële en economische verkeer. Het zorgt ervoor dat criminelen met hun illegaal en dus oneerlijk verdiende geld een maatschappelijke en financiële status kunnen verwerven die zij niet behoren te hebben. Witwassen bevordert daarnaast het plegen van strafbare feiten, nu door het wegsluizen van crimineel geld de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, hierop niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft het hof acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 maart 2025 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Het hof acht in beginsel, alles afwegende, een gevangenisstraf van 27 maanden passend en geboden. Het hof stelt echter vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden. Het hof neemt daarbij de datum van de inverzekeringstelling van de verdachte op 3 april 2019 als aanvang van de redelijke termijn. De rechtbank heeft op 29 juli 2021 vonnis gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg met bijna vier maanden overschreden. Op 29 juli 2021 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Op 17 april 2025 wijst het hof arrest. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn in hoger beroep met ruim twintig maanden is overschreden. Het hof ziet in de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding om de gevangenisstraf te matigen tot 24 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Onder de verdachte zijn een auto, twee iPhone telefoons en een BQ telefoon in beslag genomen. Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe. De auto is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het onder 2 bewezenverklaarde is begaan. De BQ telefoon is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het onder 1 bewezenverklaarde is begaan. De twee iPhone telefoons worden aan de verdachte teruggegeven.
Het hof zal, anders dan de rechtbank, geen beslissing nemen op de in beslag genomen geldbedragen van € 20.000,00, € 3.000,00, € 35,00 en € 5.000,00 en in het beslag genomen Michael Kors horloge, omdat die niet onder de verdachte in beslag zijn genomen en het beslag is geregistreerd onder een parketnummer van een andere verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een personenauto, Audi A3 met kenteken [kenteken] (IBN-code [nummer 1] );
- een telefoon, BQ Aquaris X (IBN-code [nummer 2] ).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een iPhone (IBN-code [nummer 1] );
- een iPhone (IBN-code [nummer 3] ).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. Stalenhoef, mr. A.W.T. Klappe en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 april 2025.