4.77.Dit betekent dat de overeenkomsten vóór 10 april 2017 niet (rechtsgeldig) zijn vernietigd en niet voor (al dan niet partiële) vernietiging in aanmerking komen. De gevraagde verklaringen voor recht onder I, voor zover die zien op de overeenkomsten vóór 10 april 2017, zullen daarom worden afgewezen.”
3.4.20.Gezien het (aparte) kopje ‘Periode maart 2017 tot en met oktober 2017’ bij haar feitenvaststelling en de overwegingen 4.36 e.v., neemt het hof aan dat de rechtbank onder ‘vanaf begin 2017’ verstaat ‘vanaf maart 2017’. Dusdoende heeft de rechtbank enerzijds geoordeeld (in 4.67) dat Groza en Aktua zich vanaf maart 2017 hebben bediend van een oneerlijke handelspraktijk en (in 4.68) dat [geïntimeerde 2] , kort gezegd, hierdoor is bewogen tot het sluiten van
dekoopovereenkomsten in
de genoemde periode(dat is dus vanaf maart 2017), maar anderzijds (in 4.75 en 4.77) dat de vóór 10 april 2017 gesloten koopovereenkomsten niet (rechtsgeldig) zijn vernietigd en (voor zover hier van belang) dat de gevorderde verklaring voor recht dat Groza zich jegens [geïntimeerde 2] aan een oneerlijke handelspraktijk heeft schuldig gemaakt zal worden afgewezen, voor zover deze ziet op de vóór die datum gesloten overeenkomsten. Hiermee heeft de rechtbank, zoals [geïntimeerden] in de toelichting op hun grief ook betogen, in feite geoordeeld dat een oneerlijke handelspraktijk een bepaald niveau moet hebben om ertoe te kunnen leiden dat een als gevolg daarvan tot stand gekomen overeenkomst vernietigbaar is. Dit oordeel is onjuist, omdat artikel 6:193j lid 3 BW zonder voorwaarden of restricties bepaalt dat een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, vernietigbaar is.
3.4.21.Het voorgaande betekent, afgezien van de mogelijkheid dat de onder 3.4.3 genoemde grief van Groza c.s. gegrond is, dat de rechtbank ten onrechte, kort gezegd, de vorderingen van [geïntimeerden] (slechts) toewijsbaar heeft geoordeeld voor wat betreft de vanaf 10 april 2017 door [geïntimeerde 2] en Groza gesloten koopovereenkomsten en niet (ook) ten aanzien van de door hen vanaf maart 2017, meer concreet, vanaf 8 maart 2017 tot stand gekomen overeenkomsten. De onder 3.4.3 genoemde grief van [geïntimeerden] is dan ook in zoverre gegrond. Zij kan echter alleen tot een andere uitkomst leiden, indien voormelde grief van Groza c.s. faalt. Met die grief betogen Groza c.s., samengevat, dat Groza en Aktua zich (in het geheel) niet aan een oneerlijke handelspraktijk hebben schuldig gemaakt, dus ook vanaf maart 2017 niet. Te dien aanzien oordeelt het hof als volgt.
3.4.22.Bij de onder 2.16 geciteerde brief van 16 augustus 2016 heeft Aktua [geïntimeerde 2] toegezegd haar tot en met december 2016 geen aanbiedingen te zullen doen. Ter zitting in hoger beroep is komen vast te staan dat deze brief op verzoek van [geïntimeerde 2] is geschreven, met dien verstande dat dit verzoek volgens haar niet was beperkt tot de rest van het jaar 2016. Of dat zo is, is onduidelijk gebleven. Bij gebreke van indicaties van het tegendeel gaat het hof ervan uit dat [geïntimeerde 2] het onderhavige verzoek heeft gedaan om tegen zichzelf, meer concreet: tegen haar geneigdheid tot het sluiten van overeenkomsten als de onderhavige, beschermd te worden en dat Aktua dat wist althans behoorde te weten. Immers, als [geïntimeerde 2] ervan uit was gegaan dat zij niet zou bezwijken voor (verdere) aanbiedingen van Aktua, had zij niet om een brief als de onderhavige verzocht, maar in voorkomende gevallen gewoon (telkens) te kennen gegeven dat zij geen interesse had. Groza c.s. hebben niets gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat die bescherming van [geïntimeerde 2] tegen zichzelf na december 2016 niet meer nodig was. De kennelijke stelling van Groza c.s. dat [geïntimeerde 2] in 2017 weer interesse begon te ontwikkelen
omdatzij weer aankopen bij Groza ging doen is, nu daarbij niet is gesteld of gebleken dat die aankopen op initiatief van [geïntimeerde 2] plaatsvonden, een drogreden, althans doet aan het voorgaande niet af. Hetzelfde geldt ten aanzien van de omstandigheid dat [geïntimeerde 2] in die tijd (ook) van andere aanbieders gronden kocht, zelfs indien dergelijke koopovereenkomsten op haar initiatief werden gesloten. Het hof gaat er – wederom bij gebreke van indicaties van het tegendeel – van uit dat niet alleen Aktua maar ook Groza destijds van de brief van 16 augustus 2016, alsmede van de reden en het doel daarvan, op de hoogte was. Iets anders is door Groza c.s. ook niet gesteld. Bovendien is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep namens Groza c.s. gesteld dat er ‘een zorgvuldige samenwerking tussen Groza en Aktua [was], waarbij het hele verkoopdossier door Aktua aan Groza werd gestuurd’. Als dat zo is, is ook daarom onaannemelijk dat Groza niet van de onderhavige brief van 16 augustus 2016 op de hoogte was.
3.4.23.Vaststaat dat [geïntimeerde 2] vanaf maart 2017 opnieuw koopovereenkomsten met Groza heeft gesloten. Uit niets blijkt dat [geïntimeerde 2] daartoe (ook maar één keer) het initiatief heeft genomen. Integendeel, zoals onder 2.18 is overwogen, heeft [geïntimeerde 2] in november 2016 aan een servicemedewerker van Aktua gevraagd of Aktua percelen grond van haar wilde terugkopen. Uit de door de rechtbank onder 2.23 bij de vaststaande feiten vermelde gespreksverslagen blijkt, voorts, dat [geïntimeerde 2] wilde dat er nog voor het eind van 2016 percelen die zij van Groza had gekocht zouden worden verkocht (gesprek van 28 december 2016), dat ze had gedacht dat ze de (kennelijk door bemiddeling van Aktua) in of na november 2016 te koop aangeboden grond makkelijk verkocht zou krijgen (gesprek van 5 januari 2017) en dat ze het jammer vond dat er – anders dan ze had verwacht – nog geen reacties op (de onder 2.18 bedoelde) advertenties waren gekomen (gesprek van 9 januari 2017). In dat laatste gesprek heeft [geïntimeerde 2] Aktua ook nog gevraagd zwart op wit te zetten dat ‘Eibergen, Den Ham en Waalwijk binnen een jaar zouden gaan vallen’ (verkocht zouden worden). In geen van deze gesprekken heeft [geïntimeerde 2] interesse getoond in het (wederom) aanschaffen van gronden. Zij was alleen maar geïnteresseerd in de verkoop ervan. Bovendien heeft [naam 3] , destijds in dienst van Aktua, als getuige verklaard, zakelijk, dat Aktua [geïntimeerde 2] in 2017 opnieuw heeft benaderd (omdat er in 2017 weer interessante nieuwe projecten waren), dus niet andersom. Dit was klaarblijkelijk niet één keer, maar vele keren. Daarbij gaat het hof er – op grond van het feit dat herhaaldelijk op een en dezelfde datum meerdere koopovereenkomsten zijn gesloten – vanuit dat [geïntimeerde 2] geregeld meer dan een perceel tegelijk te koop is aangeboden. Zoals onder 3.4.9 is overwogen, was [geïntimeerde 2] ervan op de hoogte dat met de via Aktua van Groza verkochte gronden sinds 2007 nog nooit een succes was geboekt. Dat neemt echter niet weg dat van hen verwacht mocht worden dat zij [geïntimeerde 2] daarop in elk geval vanaf maart 2017 in het kader van een goede verkoopvoorlichting respectievelijk de toetsing van haar verwachtingen over de aan te kopen grond(en) tenminste nog een of meerdere keren hadden gewezen, zeker naarmate het aantal gesloten koopovereenkomsten toenam. Uit niets blijkt echter dat dat is gebeurd.
3.4.24.Aldus heeft Aktua [geïntimeerde 2] vanaf maart 2017 bij herhaling grond te koop aangeboden, geregeld meerdere percelen tegelijk, terwijl haar al in de loop van 2016 door [geïntimeerde 2] was verzocht schriftelijk te bevestigen dat haar geen aanbiedingen meer zouden worden gedaan (waarbij in het midden kan blijven of dit verzoek een tijdelijk karakter had) en zij op grond daarvan wist, althans behoorde te weten, dat [geïntimeerde 2] ten aanzien van het sluiten van koopovereenkomsten als de onderhavige tegen zichzelf beschermd moest worden. Bovendien was [geïntimeerde 2] er sinds november 2016 evident op uit reeds aangekochte gronden zo spoedig mogelijk met winst te verkopen, onder meer omdat zij succes wilde boeken voordat zij aan [geïntimeerde 1] zou vertellen dat zij gronden had gekocht. Aktua was van een en ander op de hoogte. Het onder deze omstandigheden [geïntimeerde 2] opnieuw en vervolgens telkens weer benaderen met (geregeld meer dan één) aan te kopen perceel, zonder haar er nog maar één keer op te wijzen dat met de sinds 2007 via haar door Groza verkochte gronden nog nooit een succes was geboekt, acht het hof een agressieve handelspraktijk, omdat door ongepaste beïnvloeding de keuzevrijheid of de vrijheid van handelen van [geïntimeerde 2] als gemiddelde consument met betrekking tot het product aanzienlijk werd beperkt of kon worden beperkt, waardoor [geïntimeerde 2] als gemiddelde consument een besluit over een of meer overeenkomsten heeft genomen of heeft kunnen nemen, dat zij anders niet had genomen. Het hof houdt hierbij rekening met de vasthoudendheid, als hiervoor beschreven, die Aktua bij haar handelspraktijk heeft gedemonstreerd, evenals met het tijdstip en de plaats daarvan, gegeven het feit dat Aktua [geïntimeerde 2] telkens telefonisch benaderde en vervolgens bewust met haar afsprak buiten het zicht van [geïntimeerde 1] in een auto of op parkeerplaatsen in de buurt van het bedrijf (zie onder 2.6); vgl artikel 6:193h lid 1 en lid 2, aanhef en onder a BW. Dusdoende heeft Aktua een handelspraktijk verricht die oneerlijk is; vgl. artikel 6:193b lid 1 en lid 3, aanhef en sub b BW. Voorts oordeelt het hof, mede gezien hetgeen onder 2.4 met betrekking tot de tussen Aktua en Groza gesloten partage overeenkomst is vermeld, dat Aktua, ook al werden de koopovereenkomsten niet door haarzelf gesloten, heeft gehandeld in de uitoefening van een bedrijf in de zin van artikel 6:193a aanhef en sub b BW. Naar het oordeel van het hof heeft Aktua dus – anders dan de rechtbank in overweging 4.71 heeft geoordeeld – niet (slechts) ten behoeve van Groza gehandeld in de zin van die wetsbepaling.
3.4.25.Het voorgaande vindt bovendien ten aanzien van de vanaf 10 april 2017 gesloten overeenkomsten bevestiging in een aantal door [geïntimeerde 2] overgelegde WhatsApp berichten (hierna: appjes) die zij heeft gewisseld met medewerkers van Aktua. Sommige van die appjes leiden bovendien tot het oordeel dat Aktua zich (ook) aan een misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 6:193c lid 1 BW heeft schuldig gemaakt en (mede) daardoor, gezien artikel 6:193b lid 1 en lid 3 aanhef en sub a BW, een oneerlijke handelspraktijk heeft verricht.
3.4.26.De inhoud van de hierna te bespreken appjes is op zichzelf door Groza c.s. niet betwist, zodat het hof van de juistheid ervan uitgaat. Wel voeren Groza c.s. aan dat de context ervan niet altijd duidelijk is. Dit is echter maar betrekkelijk. De ervoor of erna komende tekst is namelijk doorgaans bekend. Groza c.s. hebben niet voldoende concreet gesteld, laat staan aangetoond, dat [geïntimeerde 2] door (eventueel) knip- en plakwerk met betrekking tot die appjes de context of betekenis ervan heeft veranderd. Overigens is die context in ieder geval steeds: mogelijke grondaankopen door [geïntimeerde 2] van Groza na bemiddeling door Aktua en/of geruststelling van [geïntimeerde 2] door Aktua ten aanzien van eerdere aankopen van [geïntimeerde 2] . En wat dat laatste betreft: anders dan Groza c.s. menen, kan het geruststellen van een klant ten aanzien van bestaande grondposities wel degelijk leiden tot het doen van nieuwe aankopen, en daarop ook gericht zijn. De omstandigheid dat Groza c.s., naar zij stellen, geen inzicht hadden in de appjes, omdat deze van en naar de privé-telefoons van de betrokken medewerkers van Aktua gingen, acht het hof niet van belang. Niet gesteld of gebleken is immers dat Aktua de betrokken medewerkers uitdrukkelijk had verboden of zelfs maar ontraden hun privé-telefoons in het kader van hun verkoopactiviteiten te gebruiken noch dat zij ooit heeft geïnformeerd naar eventueel zakelijk gebruik van privé-telefoons en/of op dergelijk gebruik heeft gecontroleerd. Aan de relevantie van de hierna door het hof te vermelden appjes doet evenmin af dat [geïntimeerden] niet het gehele app-verkeer met de betrokken medewerkers van Aktua in het geding hebben gebracht.
3.4.27.Zonder naar volledigheid te willen streven zal het hof hierna (3.4.28 tot en met 3.4.34) enkele relevante – door hem in voormelde zin misleidend en/of agressief geachte – appjes weergeven, daarbij kanttekeningen plaatsen, zich, waar aan de orde, aansluiten bij een aantal telkens concreet te vermelden overwegingen van de rechtbank en de bezwaren van Groza c.s. tegen die overwegingen, waar nodig, weerleggen.
3.4.28.Appjes van 4 april 2017:
“ [geïntimeerde 2] : Hoi,
even nog een puntje. Met 5 jaar lukt het toch zeker niet om de eerste klapper van NL te maken?
Dus reclame naar klanten toe.
Aktua: We hebben heel veel grond verkocht he.
Niet alleen de projecten die jij hebt.
Verkochten al grond ruim voordat je klant van ons werd.
[geïntimeerde 2] : Tuurlijk maar daar hebben wij het niet over. En ik begreep dat de grond steeds beter werd.
Aktua: Daarom juist.”
Aktua suggereert met haar eerste appje dat er in het verleden – met andere projecten en andere klanten – al goede resultaten zijn geboekt, terwijl vaststaat dat dat niet het geval is (vgl. 3.4.9). Tevens wekt Aktua hiermee de indruk dat (anders dan [geïntimeerde 2] in deze appjes oppert) wel degelijk binnen vijf jaar een ‘grote klapper’ zal kunnen worden gemaakt. Zij had immers ook simpelweg de desbetreffende opmerking van [geïntimeerde 2] kunnen bevestigen. Voormelde indruk wekt Aktua ook nog eens door in haar tweede appje de op niets gebaseerde opmerking van [geïntimeerde 2] te bevestigen dat de grond steeds beter wordt, waarmee [geïntimeerde 2] kennelijk wil zeggen, meer potentie heeft om een bestemmingswijziging te ondergaan en daardoor voor een goede prijs zal kunnen worden verkocht.
3.4.29.Appjes van 10 april 2017:
“ [geïntimeerde 2] :
Een jaar geleden deden jullie ongeveer 12 mjn omzet per jaar maakt 2 per maand
Aktua:
markt trekt dus leuk aan he op het moment!! leukst is om daar beiden van te profiteren.
[geïntimeerde 2] :
Ik vind het nog ongelooflijk. Ja maar eenvoudiger had geweest als ik eerst wat gezien en meegemaakt had en daarmee verder gaan
Aktua:
[geïntimeerde 2][een verkorting van de voornaam van [geïntimeerde 2] ; hof]
er zijn maar weinig dingen waar ik echt een goed gevoel bij heb, dit we!. logisch dat je nu eerst geld wilt maken, een goede basis is daar essentieel voor!
gaat goed komen.
je hebt echt goede grondspreiding
[geïntimeerde 2] :
En looptijd
Aktua:
verschillende looptijden zorgen voor gespreid inkomen”.
Aktua suggereert met haar eerste appje dat er thans een grotere kans bestaat dan eerst om de door [geïntimeerde 2] aangekochte en/of aan te kopen grond met winst te verkopen. Dit was echter op niets gebaseerd. Met haar volgende appjes wekt Aktua de indruk dat [geïntimeerde 2] zeker inkomen uit de door haar gekochte en/of nog aan te kopen gronden zal gaan genereren, en wel door een ‘goede grondspreiding’ en ‘verschillende looptijden’. Er was echter geen enkele solide basis voor de gedachte dat de kans op (financieel) succes voor [geïntimeerde 2] groter zou zijn naarmate zij meer gronden, verspreid over het land en op verschillende tijdstippen gekocht, in eigendom zou hebben, afgezien dan van een wat grotere kans op een gunstige toevalstreffer. Hetzelfde geldt met betrekking tot het ‘goede gevoel’ van de medewerker van Aktua en diens opmerking dat het ‘goed (gaat) komen’. Ten onrechte wordt, voorts, in dit appje van ‘looptijden’ gesproken (waarmee Groza c.s. een ‘verwachting op bestemmingswijziging’ bedoelen), terwijl zij er in rechte op tamboereren dat Aktua en Groza nooit indicaties van looptijden hebben gegeven omdat er geen concrete verwachtingen bestonden. Integendeel, het was telkens gewoon afwachten of er een bestemmingswijziging (met een voor [geïntimeerde 2] lucratieve opbrengst als gevolg) zou plaatsvinden. Ten slotte verenigt het hof zich met hetgeen de rechtbank onder 4.39 en 4.41 heeft overwogen. De omstandigheid dat Groza en Aktua [geïntimeerde 2] in allerlei andere mondelinge en schriftelijke uitingen (wel) correcte informatie hebben verschaft doet daaraan niet af.
3.4.30.In een appje van 11 april 2017 heeft [geïntimeerde 2] Aktua een groot aantal vragen gesteld en daarbij gesuggereerd dat Aktua schriftelijk per onderdeel zou kunnen antwoorden. Aktua heeft daarop geantwoord met een app dat mondeling uitleggen altijd beter werkt (kennelijk: dan schriftelijk antwoorden). Dat moge zo zijn als het erom gaat [geïntimeerde 2] ten aanzien van door haar gedane aankopen en/of eventuele toekomstige aankopen (bedrieglijk) gerust te stellen, maar niet als het gaat om het verschaffen van – voor [geïntimeerde 2] controleerbare en later eventueel tegen Aktua te gebruiken – informatie. De onwil van Aktua om schriftelijk op de door [geïntimeerde 2] gestelde vragen in te gaan laat zich – bij gebreke van enige indicatie voor het tegendeel – slechts verklaren door het feit dat het haar slechts om (snelle) verkopen was te doen. Vervolgens eindigt Aktua de appwisseling met het volgende – nergens op gebaseerde – appje, dat het hof slechts kan omschrijven als een poging [geïntimeerde 2] stroop om de mond te smeren en daarmee koopwillig te maken:
“onthou even 1 ding…jij weet meer feiten en info dan welke investeerder van ons dan ook! jij bent dus niet onwetend en hebt een fantastische grondportefeuille!”
3.4.31.Appjes van 21 april 2017:
“Aktua: 10.35 zit hij[de notaris; hof]
klaar en kunnen we ff bellen. als je half 11 naar buiten komt kan je bij mij instappen.
[geïntimeerde 2] : Ik ben niet altijd alleen
Aktua: jammer genoeg niet… maar dit moet even [geïntimeerde 2] ….hij verwacht het bellethe. Stap om half 11 ff in bij me straks
[geïntimeerde 2] : Probeer aub vanmiddag (…)
Aktua: [geïntimeerde 2] sorry maar moet echt nu even….iedereen zit klaar alles is geregeld!!
Zeg anders even dat je iets moet halen of dat je je niet lekker voelt.
Dit heeft even voorrang!
Daarna help ik je met plukken als het moet
[geïntimeerde 2] : [geïntimeerde 1][ [geïntimeerde 1] ; hof]
loopt Nog hier
Aktua: loop met 5 min ff naar buiten dan pik ik je op
ik sta weer aan de overkant
even serieus tempo maken [geïntimeerde 2]
: ik kom zsm en anders bel ik zo
Aktua: 10.45 gaat de notaris jou bellen anders….dus als je maximaal met 5 min naar buiten komt regelen we het
Zo gepiept is maar kwartiertje
Kom even please!!!
Ik heb m’n volgende afspraak al afgezegd….ik blijf hier wachten
Dit is even giga belangrijk
Met name voor jou
[geïntimeerde 2] : Waarom mijn idd geen zekerheid zwart op wit
Waarom kan Weesp wel zekerheid geven wat is het verschil
Aktua: ook geen 100% [geïntimeerde 2] (…) zelfde verhaal. Is niet onze grond maar heeft waarschijnlijk z’n looptijd wel uitgezeten
[geïntimeerde 2] : hij gaf toch meer zekerheid maar is wel maanden later.
Aktua: “ja exact….voordeel van grond in deze tijd is dat het ineens rap kan gaan. op het ene perceel ben je afhankelijk van aanwas bedrijven en de ander voor woningen. Hoef jou niet meer te vertellen dat je daar nu optimale spreiding in hebt…
heb geduld, komt het vanzelf naar je toe.”
(…)
[geïntimeerde 2] : Welke grond is vergelijkbaar met Weesp
Aktua: “ [geïntimeerde 2] hou op hoor….over een tijdje ben je weesp totaal vergeten als de verwachte bedragen bij ons loskomen.
als alles straks achter de rug is gaan we een keer goed zitten om het totaalplaatje nog eens door te nemen. Dan komt het goede gevoel van zelf!”
Ongeacht wat de reden was dat de notaris [geïntimeerde 2] die ochtend wilde spreken, de druk die Aktua – naar uit deze appwisseling blijkt – op [geïntimeerde 2] heeft uitgeoefend om haar (nu meteen) met de notaris te laten bellen is intimiderend, onaanvaardbaar en respectloos, en miskent de verhouding tussen een bedrijf (Aktua) en haar klant (de consument [geïntimeerde 2] ). Aktua heeft bovendien niet weten duidelijk te maken dat zij met deze handelwijze in het belang van [geïntimeerde 2] heeft gehandeld. Hoewel niet uit deze appwisseling blijkt wat er speelde met betrekking tot een kennelijk door [geïntimeerde 2] van een derde aangekocht perceel te Weesp, wordt in de desbetreffende appjes van Aktua zonder een deugdelijke basis bij [geïntimeerde 2] de suggestie gewekt dat i) de kans op bestemmingswijziging van gronden ‘in deze tijd’ ‘ineens rap kan gaan’ en ii) dat ‘over een tijdje’ op door haar van Groza gekochte percelen (goede) resultaten zullen worden geboekt (‘de verwachte bedragen bij ons loskomen’). Ten slotte verenigt het hof zich met hetgeen de rechtbank onder 4.42, laatste twee volzinnen, en 4.43 heeft geoordeeld. Op zich was het vanzelfsprekend het goede recht van [geïntimeerde 2] om de overeenkomsten geheel zelfstandig, dus zonder [geïntimeerde 1] , te sluiten, maar dat impliceert niet dat Aktua, zoals zij heeft gedaan, actief eraan moest meewerken dat een en ander voor hem verborgen zou blijven. Op zijn minst had Aktua [geïntimeerde 2] (tenminste één keer) moeten voorhouden dat zij er wellicht beter aan deed haar man van haar aankopen op de hoogte te stellen, en daarover met [geïntimeerde 2] het gesprek aan te gaan. Dat dit is gebeurd is gesteld noch gebleken, wat strookt met de rode draad in deze zaak dat Aktua er op uit was snel en gemakkelijk gronden aan [geïntimeerde 2] te verkopen.
3.4.32.Ook in haar appjes van 3 mei 2017 heeft Aktua onaanvaardbare druk op haar klant [geïntimeerde 2] uitgeoefend om tijd vrij te maken (kennelijk) met het oog op de aanschaf van gronden:
“ [geïntimeerde 2]: “
Ik ren me de hoempapa al weken echt van 6 tot 19 en dan thuis.
Aktua:
Ja begrijp ik! Komen ook betere tijden.. maar grond is nu even zeeeeer belangrijk voor je, geloof me! We hebben een super idee! Zorg dat je morgen even de tijd hebt! ECHT!!!
[geïntimeerde 2] : Nou ik heb al zoveel gehoord maar ik heb bedenkingen over snelheid van eerste locatie bij ajtua[bedoeld wordt: Aktua; hof]
Aktua: Zorg dat je even tijd maakt, nogmaals
Er spelen zaken die je nog niet weet wat heel positief gaat zijn.
(…)
[geïntimeerde 2] : ik ben potje los en dat weet je donders goed tocj dat telefoontje dat kan toch niet. Maar ik wel ruilen zeker als we daarmee snelheid winnen.”
Het hof verenigt zich, voorts, met wat de rechtbank onder 4.44 tot en met 4.47 heeft overwogen. Dit geldt in het bijzonder ook ten aanzien van een appwisseling van 13 mei 2017 die uit overweging 4.46, bezien in verband met de feitenvaststelling onder 2.43 van het bestreden vonnis, genoegzaam valt te kennen. De opmerking ‘even door de zure appel heen, daarna gaat geld retour komen’ in laatstbedoeld appje suggereert wel degelijk dat [geïntimeerde 2] haar investering op korte termijn gedeeltelijk zou terugontvangen, zoals de rechtbank onder 4.46 heeft geoordeeld. Wat Groza c.s. daarover in hun memorie van antwoord in incidenteel appel opmerken is, zoals onder 2 al is overwogen, tardief. In overweging 4.44 is, anders dan Groza c.s. menen, niet te lezen dat op 3 mei 2017 een gesprek tussen [geïntimeerde 2] en Groza heeft plaatsgevonden. De rechtbank doelt hier kennelijk op de passage ‘ik heb bedenkingen over snelheid van eerste locatie bij (lees:) Aktua’ in de hiervoor weergegeven appwisseling.
3.4.33.Appjes van 17 mei 2017:
“
[geïntimeerde 2] : Wanneer verwacht je de eerste resultaten van de laatste deal?
Aktua: Dat zijn goeie gronden [geïntimeerde 2] !!
einde van het jaar weten we of het echt in de buurt komt…
(….)
[geïntimeerde 2] als je nu nog niet weet dat we een goede zakelijke relatie hebben dan weet ik het niet meer…. jouw spreiding is uniek en er zijn altijd opties! Heb nou nog even geduld…
[geïntimeerde 2] : Ik geloof je wel maar zit er nu zo diep in dat ik denk dat het aannemelijk is dat we eerder liquide nodig hebben voordat er een of enkele bestemming vallen. Vandaar.”
De opmerking van Aktua dat het om ‘goede gronden’ gaat is feitelijk onjuist, want uit niets blijkt dat de desbetreffende percelen (kennelijk de op 10 mei 2017 gekochte) een aanmerkelijke kans hadden op een bestemmingswijziging op korte termijn. Met het appje over de goede zakelijke relatie, de unieke spreiding en de aanwezigheid van opties wuift Aktua zorgen en bedenkingen van [geïntimeerde 2] – onder het smeren van stroop om de mond – weg.
3.4.34.Ten slotte verenigt het hof zich met de overwegingen 4.48 (in verband met 2.36 en 2.53), 4.49, 4.52 (in verband met de hiervoor weergegeven appjes en met 2.48, 2.50-2.51, 2.54-2.56, 2.58-2.59 en 2.64) en 4.53 van het bestreden vonnis. Het moge zo zijn dat de rechtbank in 4.52 heeft verwezen naar appjes die van [geïntimeerde 2] (en niet van Aktua) afkomstig zijn, maar de rechtbank overweegt terecht dat uit die berichten blijkt dat tussen haar en Aktua concreet is besproken dat [geïntimeerde 2] investeringen op korte termijn zouden gaan renderen. De schriftelijke informatie van Groza en Aktua kan nog zo deugdelijk zijn geweest, Aktua heeft [geïntimeerde 2] in de door hen gevoerde gesprekken – naar uit de door de rechtbank in 4.52 genoemde appjes blijkt – anders voorgespiegeld.
3.4.35.Niets van wat Groza c.s. in het kader van hun onderhavige grief ten aanzien van het voorgaande een en ander naar voren hebben gebracht leidt tot een ander oordeel.
3.4.36.Groza heeft vanaf maart 2017 (wederom) koopovereenkomsten met [geïntimeerde 2] gesloten. Dit heeft zij gedaan in de onder 3.4.22 en 3.4.23 vermelde omstandigheden, telkens op basis van en in vervolg op de door Aktua verrichte oneerlijke handelspraktijk, zoals in het voorgaande omschreven. Gelet op de tussen Groza en Aktua bestaande (nauwe) samenwerking (zie ook de voorlaatste zin van 3.4.22) dient ervan te worden uitgegaan dat Groza van de werkwijze van Aktua, zoals deze feitelijk heeft plaatsgevonden, op de hoogte was. Groza c.s. hebben ook niet gesteld dat dit anders is. Voorts blijkt uit de door Groza c.s. in het geding gebrachte transcripties van de met [geïntimeerde 2] gevoerde verificatiegesprekken dat Groza haar in die gesprekken niet ook maar één keer erop heeft gewezen dat met de door Groza sinds 2007 verkochte gronden nog nooit een succes was geboekt. Het moge zo zijn, zoals onder 3.4.9 is overwogen, dat [geïntimeerde 2] dat wist, in het kader van het door Groza onderzoeken en zo nodig bijstellen van de verwachtingen van [geïntimeerde 2] ten aanzien van de door haar aan te kopen percelen, had van Groza anders mogen worden verwacht. Hierbij neemt het hof de grote aantallen percelen die [geïntimeerde 2] van Groza had gekocht respectievelijk wilde kopen en de grote bedragen die hiermee gemoeid waren in aanmerking. Vanwege dit een en ander heeft Groza zich op gelijke voet als Aktua aan een oneerlijke handelspraktijk schuldig gemaakt. Daar komt met betrekking tot de door Groza en [geïntimeerde 2] gevoerde verificatiegesprekken nog het volgende bij.
3.4.37.Het perceel te Vriezenveen dat [geïntimeerde 2] op 8 maart 2017 van Groza kocht voor een bedrag van € 530.258 (vgl. 2.19), was het eerste na de brief van 16 augustus 2016, afgezien dan van de koop in oktober 2016 (zie daarover 3.4.17). In het licht van de onder 3.4.22 en 3.4.23 vermelde omstandigheden had Groza [geïntimeerde 2] in het in verband met deze aankoop op 8 maart 2017 gevoerde verificatiegesprek (de rechtbank vermeldt per abuis dat dit gesprek op 9 maart 2017 plaatsvond), behoren te vragen waarom [geïntimeerde 2] – ondanks haar eerdere verzoek haar geen aanbiedingen meer te doen en haar herhaaldelijk uitgesproken verlangen eerder aangekochte percelen op korte termijn met winst van de hand te doen – nu toch weer een perceel grond (met de niet geringe koopprijs van € 530.258) wilde kopen. In plaats van in te gaan op de opmerking van [geïntimeerde 2] dat de aankoopprijs van het perceel (te Vriezenveen) voor haar de reden was om nog één keer een aankoop te doen (wat was er dan zo bijzonder aan die aankoopprijs?) en aan de orde te stellen of die reden in het licht van de gang van zaken vanaf augustus 2016 wel valide was, heeft Groza voetstoots de onderhavige aankoop geaccepteerd en is zij slechts in algemene bewoordingen ingegaan op het voornemen van [geïntimeerde 2] geen verdere grondaankopen meer te zullen doen, zonder te vragen waarom zij dat eerst niet (meer) wilde en waarom zij nu wel dit perceel wilde kopen. Groza c.s. hebben (in het algemeen) met betrekking tot de verificatiegesprekken gesteld dat ‘er wordt ingegaan op alles wat de cliënt zegt’ en dat een transactie voorlopig niet doorgaat (en het dossier wordt teruggezonden aan Aktua), indien ‘er twijfels resteren of tijdens het gesprek opkomen’. Naar het oordeel van het hof had Groza ten aanzien van de wens van [geïntimeerde 2] om (toch weer) een nieuwe aankoop te doen dergelijke twijfels moeten hebben en met [geïntimeerde 2] moeten delen, als zij deze twijfels in feite al niet had.
3.4.38.Het zojuist gegeven oordeel ten aanzien van de op 8 maart 2017 gesloten koopovereenkomst geldt eens te meer voor wat betreft de op 15 maart 2017 en 20 maart 2017 door [geïntimeerde 2] met Groza gesloten koopovereenkomsten met betrekking tot percelen te Assen en Woerden, met een totaal aankoopbedrag van € 1.617.402 (vgl. 2.20). Met geen woord heeft Groza in de desbetreffende verificatiegesprekken van 15 maart 2017 respectievelijk 21 maart 2017 gerept over het feit dat [geïntimeerde 2] in het gesprek van 8 maart 2017 had gezegd dat die aankoop de laatste zou zijn, noch heeft zij bij [geïntimeerde 2] geïnformeerd naar de reden waarom zij – zo kort na de aanschaf van 8 maart 2017 die de laatste zou zijn – toch weer nieuwe grond wilde kopen. Groza heeft weliswaar in het gesprek van 15 maart 2017 vragen gesteld naar aanleiding van de omvang van de portefeuille van [geïntimeerde 2] bij Groza, of [geïntimeerde 2] zich van de omvang van die portefeuille bewust was en of zij door de nieuwe aankoop in financiële problemen zou komen, maar niet heeft zij [geïntimeerde 2] de wezenlijke vraag gesteld waarom zij toch weer een perceel grond wilde kopen, terwijl zij op 8 maart 2017 nog had gezegd dat de aankoop van die dag de laatste zou zijn, zij destijds om de brief van 16 augustus 2016 had gevraagd en uit was op spoedige winstgevende verkoop van eerder gekochte percelen. Ook in het gesprek op 21 maart 2017 heeft Groza (wel informerende of [geïntimeerde 2] voldoende tijd had genomen voor deze investeringsbeslissing, of zij achter de aankoop stond en of [geïntimeerde 2] hierdoor niet in financiële moeilijkheden zou komen) ten onrechte niet gevraagd naar het waarom van de aankoop in het licht van de hiervoor meermalen genoemde omstandigheden, omstandigheden die Groza aanleiding hadden moeten geven te twijfelen aan de wil van [geïntimeerde 2] om nog verdere grondaankopen te doen en aan haar verwachtingen ten aanzien van die aankopen.
3.4.39.Ook in het op 28 maart 2017 met [geïntimeerde 2] gehouden verificatiegesprek heeft Groza niet naar behoren gehandeld. Dit gesprek had betrekking op de acht door [geïntimeerde 2] op 27 maart 2017 van Groza gekochte percelen met een totale koopprijs van € 1.329.394 (vgl. 2.21). Weliswaar heeft Groza er in dat gesprek melding van gemaakt dat [geïntimeerde 2] op het vragenformulier (weer) had ingevuld te verwachten dat een bestemmingswijziging van de aan te kopen gronden binnen vijf jaar zou plaatsvinden, dat Groza op een eventuele bestemmingswijziging geen garantie kon geven en dat een bestemmingswijziging ook altijd tien of twintig jaar op zich kon laten wachten of ‘in het ergste geval niet’ plaats zou vinden, maar dat alles acht het hof onvoldoende in het licht van de hiervoor vastgestelde omstandigheden en het feit dat met de door Groza sinds 2007 verkochte gronden nog nooit een succes was geboekt. Voorts heeft Groza weliswaar geïnformeerd of [geïntimeerde 2] van mening was dat zij voldoende tijd had genomen voor haar investeringsbeslissing, maar met het enkele antwoord ‘Ja’ had zij in de gegeven omstandigheden geen genoegen mogen nemen, zeker niet omdat het hier een aankoop betrof van € 1.329.394 en [geïntimeerde 2] eerder die maand, maart 2017, al gronden had gekocht voor bedragen van € 530.258 en € 1.617.402.
3.4.40.In het op 10 april 2017 gehouden verificatiegesprek, dat betrekking had op de aankoop door [geïntimeerde 2] van vier percelen voor een totale aankoopsom van € 1.853.001 (2.22), heeft Groza in wezen alleen geïnformeerd naar, kort gezegd, de liquiditeit en solvabiliteit van [geïntimeerde 2] . Groza besteedt slechts terloops aandacht aan het feit dat zij geen bestemmingswijziging kan garanderen:
“Nou ik ga niet vertellen dat we geen garantie kunnen geven op een eventuele bestemmingswijziging. Want dat is u nu wel bekend, ga ik vanuit”
en
“Nou het garantieverhaal is bekend.”
Het gesprek verloopt verder als volgt:
“Groza: Nou voor de rest, heeft u wel voldoende tijd genomen voor deze (…)percelen, voor deze aankopen?
[geïntimeerde 2] : Ja, de meeste waren al bekend he.
Groza: Ja? Ze hebben u wel …het gesprek met AKTUA is ook allemaal goed gegaan?
[geïntimeerde 2] : Ja, ik weet nou .. ja
Groza: Ja? Dus u bent helemaal op de hoogte van alle ins en outs van alle percelen?
[geïntimeerde 2] : Ja dat hoop ik dan. Haha.
Groza: Oke, nee het is wel goed mevrouw [geïntimeerde 1] . Nou voor de rest ga ik u niet langer meer ophouden. Heeft u voor mij misschien nog vragen?
[geïntimeerde 2] : Ehmm. Nee, ik heb nou geen vragen.
Groza: Nee? Ik kan helemaal niets voor u betekenen?
[geïntimeerde 2] : Nee, ik zou het even niet weten.”
Op de aarzelingen die in de antwoorden van [geïntimeerde 2] doorklinken gaat Groza in het geheel niet in. Integendeel, op het toch wat weifelende antwoord van [geïntimeerde 2] op de vraag of zij op de hoogte is van alle ins en outs van de te kopen percelen (‘Ja dat hoop ik dan. Haha’) antwoordt Groza slechts dat het ‘wel goed’ is, daarmee eigenlijk dit onderwerp afkappend. Het stellen van deze vraag was kennelijk dus maar een formaliteit. Mede gelet op het door Groza c.s. gestelde doel van het verificatiegesprek (verifiëring of de koper de juiste verwachtingen heeft ten aanzien van het object), had dóórvragen bij uitstek voor de hand gelegen. Ook met het aarzelende antwoord van [geïntimeerde 2] op de vraag of zij voldoende tijd heeft genomen voor haar beslissing de percelen te kopen neemt Groza zonder verdere vragen genoegen. Dat Groza [geïntimeerde 2] de ruimte laat om aan haar vragen te stellen, doet er niet aan af dat dit verificatiegesprek door Groza op geen enkele manier is gebruikt voor het doel ervan, en slechts een wassen neus was.
3.4.41.Het verificatiegesprek van 10 mei 2017, dat betrekking had op de aankoop door [geïntimeerde 2] van zes percelen grond met een totale aankoopsom van € 1.144.677 (2.23), is geen haar beter. Nadat Groza en [geïntimeerde 2] uitgebreid over koetjes en kalfjes hebben gesproken verloopt het gesprek als volgt:
“Groza: (…) Alles is wel goed verlopen met onze bemiddelaar aktua vastgoed?
[geïntimeerde 2] : Ja
Groza: Ja. Wie is er bij u langs geweest
[geïntimeerde 2] : [naam 3]
Groza: O [naam 3] . Kijk eens aan. Daar heeft u ook wel een klik mee?
[geïntimeerde 2] : Ja ja ik ken hem wel ja.
Groza: Dat is ook toch wel belangrijk dat u een klik heeft met de verkopers.
[geïntimeerde 2] : Ja. Zeker.
Groza: Nou goed. U heeft al uw vragen kunnen stellen aan hem mocht u die nog hebben gehad?
[geïntimeerde 2] : Ja
Groza: na helemaal goed”
Groza vraagt wel of [geïntimeerde 2] [naam 2] al haar vragen heeft kunnen stellen, maar niet wat [naam 2] met betrekking tot bestemmingswijzigingen bij haar voor verwachtingen heeft gewekt en, zo ja, of die reëel waren. Integendeel, zij houdt [geïntimeerde 2] voor dat het belangrijk is dat zij ‘een klik’ heeft met de verkopers, iets wat het hof slechts kan plaatsen in het kader van de door Groza gewenste effectiviteit van de verkoopgesprekken. Groza gaat, voorts, weliswaar in op de kosten van de percelen, enkele andere technische kwesties ter zake en de vraag of [geïntimeerde 2] voldoende financiële middelen en reserves heeft om deze aankopen te doen, maar zij informeert niet naar de verwachtingen van [geïntimeerde 2] ten aanzien van de percelen, in het bijzonder ten aanzien van eventuele bestemmingswijzigingen en de termijn waarop die zouden kunnen plaatsvinden. Groza volstaat met tegen [geïntimeerde 2] te zeggen:
“Nou verder kan ik u vrij weinig nieuws vertellen natuurlijk we kunnen op geen op van onze percelen een garantie bieden maar dat is u al meer dan bekend.”
Na nog wat detailkwesties verloopt het gesprek als volgt:
“Groza: (…) Ja alleen uit bescherming voor u mevrouw [geïntimeerde 1] uhm voor u koopt natuurlijk in een korte periode meerdere percelen bij ons uhm het blijft toch verkopers die u ieder keer telefonisch benaderen en vervolgens bij u langs komen uhm u bent wel van mening dat u ook voor deze zes percelen voldoende tijd heeft gekregen en genomen?
[geïntimeerde 2] : ja, ja.
Groza: Gelukkig. We kunnen er vanuit gaan dat u volledig achter uw aankoop staat. Nou helemaal goed dan.
[geïntimeerde 2] : Ja, volgens mij zijn het goede stukken.
Groza: Gelukkig. U bent in ieder geval de trefkans aan het vergroten. Dat is altijd positief.”
Op zichzelf terecht vraagt Groza hier, onder verwijzing naar de verkopers die [geïntimeerde 2] iedere keer benaderen, of [geïntimeerde 2] voldoende tijd heeft gehad voor het nemen van haar beslissing, maar ook hier vraagt zij niet door, ook niet naar aanleiding van [geïntimeerde 2] opmerking dat het volgens haar om goede stukken gaat (hoezo dan? Waarom?). De slotopmerking van Groza dat [geïntimeerde 2] de trefkans aan het vergroten is, is misleidend (vgl. 3.4.29).
3.4.42.In het verificatiegesprek van 12 juli 2017, dat betrekking had op elf door [geïntimeerde 2] van Groza aan te kopen percelen voor een totaalbedrag van € 1.276.083 (2.24), bevestigt Groza met de opmerking dat [geïntimeerde 2] ‘een mooi mandje bij elkaar heeft’ ten onrechte de bij [geïntimeerde 2] levende (en door Aktua als voormeld gevoede) gedachte dat spreiding van aan te kopen gronden de trefkans op succes vergroot. Ook in dit gesprek wijst Groza [geïntimeerde 2] er wel op dat zij voor al deze percelen geen garantie geven op een eventuele bestemmingswijziging (en dat dit [geïntimeerde 2] ‘inmiddels natuurlijk ook al meer dan bekend’ is) en vraagt zij of [geïntimeerde 2] voldoende tijd heeft genomen om een beslissing te nemen, maar naar de (eventueel door Aktua gewekte) verwachtingen van [geïntimeerde 2] ten aanzien van de percelen, in het bijzonder ten aanzien van eventuele bestemmingswijzigingen, informeert zij ten onrechte niet, behalve dan dat zij vraagt of (kennelijk) de verkopers alle documentatie rustig met haar hebben kunnen doornemen. Met de opmerking dat zij ‘verder niets meer te zeuren’ heeft devalueert Groza ten opzichte van [geïntimeerde 2] bovendien nog eens het belang van het (gehouden) verificatiegesprek.
3.4.43.Ten aanzien van het verificatiegesprek van 31 juli 2017, dat betrekking had op vijf aan te kopen percelen met een totale aankoopsom van € 122.000 (vgl. 2.25), oordeelt het hof als volgt. Groza wijst [geïntimeerde 2] er weliswaar op dat zij (op dat moment) in totaal al voor een bedrag van ongeveer € 13,5 miljoen bij Groza heeft geïnvesteerd, maar zij doet dit slechts om [geïntimeerde 2] vervolgens te vragen of [geïntimeerde 2] ‘nog steeds een buffer achter de hand’ houdt, niet om met haar te bespreken of het nou wel verstandig is om nog meer geld in een dergelijke ‘investering’ te stoppen en/of hoe reëel het is te verwachten dat de nieuwe aankopen profijtelijk voor [geïntimeerde 2] zullen zijn. Groza beperkt zich tot de opmerking dat zij voor geen van de aan te kopen percelen een garantie kan geven op een eventuele bestemmingswijziging en – na de opmerking van [geïntimeerde 2] ‘Nee duidelijk’ – dat [geïntimeerde 2] dat inmiddels ook al meer dan bekend is. Verder devalueert Groza ook in dit gesprek de waarde ervan door tot twee keer toe op te merken dat zij dan verder niets te zeuren (en één keer: of te klagen) heeft. Ten slotte wordt [geïntimeerde 2] er slechts oppervlakkig naar gevraagd of zij voldoende tijd heeft gekregen van Aktua en of zij alles rustig heeft kunnen doornemen, maar zij vraagt niet naar door Aktua met betrekking tot de aan te kopen gronden gewekte verwachtingen. Kortom, een oppervlakkig gesprek zonder een serieus navragen naar de verwachtingen van [geïntimeerde 2] .
3.4.44.Het verificatiegesprek van 21 september 2017 vond plaats in het kader van de aankoop door [geïntimeerde 2] van vijf percelen voor een totale koopsom van € 731.288 (vgl. 2.26).
Tekenend is al het begin van het gesprek:
“Groza: Komt mijn telefoontje uit op dit moment?
[geïntimeerde 2] : Nou wel snel zijn
Groza: Als ik heel snel ben. Ik kan ook op een ander tijdstip terugbellen, hoor, als u dat prettiger vindt.
[geïntimeerde 2] : Ja we zijn toch wel klaar binnen vijf minuten
Groza: Ja dat moet wel lukken.”
Groza had, toen duidelijk was dat haar telefoontje eigenlijk niet gelegen kwam, niet mogen volstaan met [geïntimeerde 2] aan te bieden dat zij wel terug zou bellen, maar haar moeten zeggen dát zij later terug zou bellen. Nu is zij er evenwel op voorhand mee akkoord gegaan dat het gesprek slechts kort zou duren, daarmee een serieus onderzoek naar de (reële) verwachtingen van [geïntimeerde 2] met betrekking tot de aan te kopen percelen op voorhand illusoir makend en een snelle afronding van de aankoop bespoedigend. Ook in dit gesprek, dat slechts vier minuten duurde, wordt er slechts kort en oppervlakkig naar geïnformeerd of [geïntimeerde 2] nog een buffer heeft en of zij ervan op de hoogte is dat voor de percelen geen garantie kan worden gegeven. Het gesprek vervolgt:
“
Groza: U heeft voldoende tijd gekregen om alle stukken door te nemen enne
[geïntimeerde 2] : Ja
Groza: Nou helemaal goed. Ja mevrouw [geïntimeerde 1] . Ja dan ga ik u ook niet langer ophouden.
[geïntimeerde 2] : Dat is prima.”
Groza laat zich hier door [geïntimeerde 2] afhouden van een vraag die Groza haar kennelijk had willen stellen (‘enne’) en was daarmee te veel gericht op het snel kunnen afhandelen van de overeenkomsten in plaats van het onderzoeken van de verwachtingen van [geïntimeerde 2] .
3.4.45.Het verificatiegesprek van 4 oktober 2017 had betrekking op vier percelen, waarvan er uiteindelijk twee met een gezamenlijke aankoopsom van € 52.503 zijn gekocht (vgl. 2.27). Met de (inhoudelijke) openingszin ‘En ik moet natuurlijk weer het e.e.a.
even(cursivering van het hof) met u verifiëren voordat we alles gaan doorsturen’ maakt Groza op voorhand duidelijk dat het gesprek slechts formaliteiten betreft en niet echt een inhoudelijk karakter zal hebben. Dit vindt zijn bevestiging in het vervolg ervan:
“
Groza: ik zeg het natuurlijk altijd tegen u. U heeft op dit moment ook nog een paar percelen openstaan. Wij brengen u niet in de financiële problemen ehm met deze investeringen?
[geïntimeerde 2] : nee
Groza: ik kan aan mijn overzicht zien dat u uhm nou ja met deze vier erbij zit u op ongeveer de 11,6 miljoen wat u bij ons hebt geïnvesteerd.
[geïntimeerde 2] : Ja
Groza: ehm ehm maar goed u houdt het allemaal wel netjes bij. Maar als het teveel wordt moet u het wel eerlijk aangeven.”
In plaats van met [geïntimeerde 2] te bepraten of het verstandig is deze aankopen te doen en welke verwachtingen zij ervan heeft, laat Groza het aan [geïntimeerde 2] over om het (‘eerlijk’!) te melden wanneer het teveel wordt. Voor het overige wordt [geïntimeerde 2] er weer summier op gewezen dat geen garantie kan worden gegeven op een bestemmingswijziging. Alles zal weer ‘netjes’ in orde worden gemaakt. Het einde van het gesprek is ook weer veelzeggend, lippendienst aan het beweerde karakter van een onderzoek naar de verwachtingen van [geïntimeerde 2] :
“Groza: Nou dan wil ik u toch nog een klein beetje in bescherming te nemen het blijven toch verkopers die u telefonisch benaderen en vervolgens bij u langs komen, u bent wel van mening dat u ook voor deze percelen voldoende tijd heeft gekregen?
[geïntimeerde 2] : Ja hoor
Groza: Nou helemaal goed. Dan ga ik het hier allemaal in gang zetten (…)”
Hier wordt [geïntimeerde 2] gesuggereerd dat Groza let op de belangen van [geïntimeerde 2] , maar in feite wordt zij hier slechts gestuurd te bevestigen dat alles in orde was: geen echte vraag naar wat de verkopers van Aktua [geïntimeerde 2] hebben voorgehouden en/of voorgespiegeld.
3.4.46.Transscripties met betrekking tot aankopen van 10 oktober 2017 en 24 oktober 2017 gehouden verificatiegesprekken bevinden zich niet bij de stukken, maar het hof heeft geen enkele reden aan te nemen dat die in essentie anders zijn verlopen dan de hiervoor besproken gesprekken.
3.4.47.Het moge zo zijn dat [geïntimeerde 2] in de verificatiegesprekken het achterste van haar tong niet heeft laten zien en/of (mogelijk) niet steeds naar waarheid heeft geantwoord en/of deze gesprekken als een toneelstukje heeft beschouwd (dit speelt in het kader van het door Groza c.s. gedane beroep op ‘eigen schuld’ ook een rol; vgl. 3.6.6), dit doet er niet aan af dat Groza in deze gesprekken niet heeft gedaan wat zij met het voeren van deze gesprekken stelt daarmee te hebben beoogd. Dat was namelijk een zorgvuldig onderzoek in te stellen naar de (realiteit van de) verwachtingen van [geïntimeerde 2] ten aanzien van de aankopen en, zo nodig, die verwachtingen bij te stellen. Bovendien heeft Groza ten opzichte van [geïntimeerde 2] herhaaldelijk de waarde/het belang van de verificatiegesprekken gerelativeerd door te zeggen dat zij verder niet zou zeuren. Naar het oordeel van het hof heeft Groza met de verificatiegesprekken weliswaar willen achterhalen of [geïntimeerde 2] (financieel) in staat was de aan te kopen gronden te kopen, maar waren de gesprekken voor het overige, mede door het zeer regelmatige – om niet te zeggen overvloedige – gebruik van de woorden ‘netjes’ en ’eventjes’, of varianten daarvan, slechts gericht op het (snel en eenvoudig) kunnen afronden van de transacties. De verificatiegesprekken waren in de praktijk niet meer dan een formaliteit, agressief en/of misleidend, en in wezen slechts gericht op het sluiten van de voorliggende koopovereenkomsten. Dat er ook wel eens een transactie niet doorging na een verificatiegesprek (vgl. 2.12) doet daaraan niet af.
3.4.48.De inhoud van de door Groza c.s. (in eerste aanleg) overgelegde verslagen van zogeheten servicegesprekken, waarop Groza c.s. overigens ook niet of nauwelijks en in ieder geval niet voldoende concreet en specifiek zijn ingegaan, leidt niet tot andere oordelen dan het hof in al het voorgaande heeft gegeven. Dit geldt ook ten aanzien van Aktua.
Eiswijziging van [geïntimeerden] in hoger beroep
3.4.49.In hoger beroep hebben [geïntimeerden] – onder kennelijke wijziging van eis – onder meer gevorderd dat voor recht wordt verklaard (niet alleen dat Groza zich jegens [geïntimeerde 2] heeft schuldig gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk, maar ook) dat Groza
c.s.jegens [geïntimeerden] een oneerlijke handelspraktijk hebben verricht. Uit al het voorgaande blijkt dat niet alleen Groza, maar ook Aktua zich jegens [geïntimeerde 2] heeft schuldig gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk. De vordering is daarom (ook) ten aanzien van Aktua toewijsbaar.
3.4.50.Voorts is, zoals onder 3.4.1 al overwogen, door [geïntimeerden] in hoger beroep niet betoogd dat BMBN, [appellant 3] , Sylvestre en/of [appellant 6] (ook) op grond van een door henzelf verrichte oneerlijke handelspraktijk aansprakelijk zijn. Om die reden is de onderhavige vordering jegens hen bij gebreke van een voldoende duidelijke toelichting en grondslag niet toewijsbaar. De vordering is evenmin toewijsbaar jegens [geïntimeerde 1] en Het Kraaiennest: [geïntimeerden] hebben de onderhavige eiswijziging niet toegelicht, evenmin als hun (kennelijke) stelling dat ook jegens [geïntimeerde 1] en Het Kraaiennest sprake is geweest van een oneerlijke handelspraktijk.
Conclusie voor wat betreft oneerlijke handelspraktijk
3.4.51.Nu grief I in het principale hoger beroep faalt en grief 3 in het incidentele hoger beroep voor wat betreft de periode vanaf maart 2017 gegrond is (en voor het overige faalt), is er grond voor vernietiging wegens een oneerlijke handelspraktijk van de vanaf 8 maart 2017 door [geïntimeerde 2] en Groza gesloten koopovereenkomsten, maar niet van de daarvóór door hen gesloten overeenkomsten, waarvan de laatste dateert van 20 oktober 2016.
3.4.52.De beslissing van de rechtbank om partijen zich te laten uitlaten, zoals in de overwegingen 4.79 en 4.92 omschreven, is, gegeven het oordeel dat Groza en Aktua zich hebben schuldig gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk, niet aangevallen en overigens juist.
Alle andere grondslagen voor de door [geïntimeerden] ingestelde vorderingen dan een oneerlijke handelspraktijk
3.5.1.Met
grief 5 in het incidentele hoger beroepkomen [geïntimeerden] op tegen het oordeel van de rechtbank in overweging 4.76 dat van het achterhouden van essentiële informatie, dwaling, bedrog, misbruik van omstandigheden, een tekortkoming, onvoorziene omstandigheden, onrechtmatig handelen of ongerechtvaardigde verrijking geen sprake is geweest. Als kennelijk gevolg hiervan heeft de rechtbank in overweging 4.77 geoordeeld dat de gevorderde verklaringen voor recht onder I, voor zover die zien op de vóór 10 april 2017 gesloten overeenkomsten, zullen worden afgewezen. [geïntimeerden] vallen ook deze overweging aan.
3.5.2.Strikt genomen heeft de rechtbank in overweging 4.77 niet aangekondigd (ook) de verklaringen voor recht onder II, voor zover betrekking hebbend op de vóór 10 april 2017 gesloten overeenkomsten, te zullen afwijzen. Die voorgenomen afwijzing ligt echter wel in het in overweging 4.76 neergelegde oordeel besloten en het hof begrijpt [geïntimeerden] daarom aldus dat zij ook daartegen opkomen.
3.5.3.Verder merkt het hof tot goed begrip op dat [geïntimeerden] geen grief hebben gericht tegen de overwegingen 4.74 en 4.81, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat zij geen belang hebben bij toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht onder Ib en Ic, voor zover betrekking hebbend op de periode vanaf 10 april 2017, noch bij die onder Id, voor zover deze ziet op Groza en de periode vanaf 10 april 2017. Vanwege het oordeel van het hof dat Groza en Aktua zich (al) vanaf maart 2017 (en niet pas vanaf 10 april 2017) hebben schuldig gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk, waaruit voortvloeit dat de onder Ia gevraagde verklaring voor recht ten aanzien van de periode vanaf maart 2017 (en niet pas vanaf 10 april 2017) toewijsbaar is, hebben [geïntimeerden] evenmin belang bij de door hen gevorderde verklaring voor recht onder Ib, Ic en – voor wat betreft Groza en Aktua – Id, voor zover betrekking hebbend op de periode vanaf maart 2017.
3.5.4.Hoewel aan [geïntimeerden] kan worden toegegeven dat de rechtbank in overweging 4.76 niet per grondslag toelicht waarom zij deze ondeugdelijk acht, is duidelijk dat zij van oordeel is dat de afwijzing van de vorderingen ten aanzien van alle daar genoemde grondslagen uit (een of meer van) de overwegingen 4.3 tot en met 4.29 volgt. Ten aanzien van de in overweging 4.76 genoemde grondslagen ‘ontbrekende toestemming van [geïntimeerde 1] voor het sluiten van de koopovereenkomsten’ en ‘een paulianeuze handeling’ heeft de rechtbank die toelichting overigens wel gegeven, te weten in de overwegingen 4.26-4.27 respectievelijk 4.28-4.29, en daartegen hebben [geïntimeerden] geen grieven gericht.
3.5.5.In de toelichting op de grief stellen [geïntimeerden] dat de rechtbank in de overwegingen 4.3 tot en met 4.29 van oordeel is:
a. dat [geïntimeerde 2] een andere voorstelling van zaken had, zijnde verkrijging van percelen met de verwachting van rendement op korte termijn;
b. dat Groza c.s. onjuiste, misleidende informatie aan [geïntimeerde 2] hebben verstrekt; c. dat [geïntimeerde 2] op basis van onjuiste en misleidende informatie tot koop van percelen is overgegaan.
De onderhavige stelling van [geïntimeerden] mist echter feitelijke grondslag, omdat de rechtbank in de onderhavige overwegingen niet in de onder a tot en met c weergegeven zin heeft geoordeeld.
3.5.6.Tegen de achtergrond van al het voorgaande zijn [geïntimeerden] er niet in geslaagd duidelijk te maken waarom het door de rechtbank in overweging 4.76 vervatte oordeel en de op basis daarvan door haar onder 4.77 getrokken conclusie ten aanzien van de gevorderde verklaringen voor recht onder I en II (vgl. 3.5.2), voor zover die zien op de vóór maart 2017 gesloten overeenkomsten, onjuist zijn. Hierbij neemt het hof nog in aanmerking dat hetgeen [geïntimeerden] onder 63 van hun memorie hebben aangevoerd onvoldoende is om te kunnen oordelen dat Groza en/of Aktua (anders dan door een oneerlijke handelspraktijk) onrechtmatig jegens [geïntimeerde 1] hebben gehandeld. Dit laatste geldt ook voor wat betreft de periode vanaf maart 2017.
3.5.7.De slotsom is dat de grief geen succes heeft.
Eigen schuld van [geïntimeerde 2] ?
3.6.1.De rechtbank heeft in de overwegingen 4.93 tot en met 4.95 als volgt overwogen:
“4.93. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van Aktua c.s. en Groza c.s. op eigen schuld (artikel 6: 101 BW) van [geïntimeerde 2] gedeeltelijk slaagt. Voorop gesteld wordt dat in zijn algemeenheid, en dus ook voor [geïntimeerde 2] . geldt dat van haar mocht worden verwacht dat zij zich vóór het aangaan van de bekritiseerde overeenkomsten redelijke inspanningen getroostte om de betekenis van het in de overeenkomsten bepaalde te doorgronden en de voor haar uit de overeenkomsten volgende verplichtingen en risico’s te begrijpen. Ook herhaalt de rechtbank dat uit de koopovereenkomsten, vragenlijsten, verificatieforumlieren en verificatiegesprekken kenbaar was dat sprake is van een speculatieve investering en dat daaraan een zeker risico is verbonden (daargelaten de precieze aard en omvang daarvan), in het bijzonder in het geval van het uitblijven van een bestemmingsplanwijziging.