ECLI:NL:GHAMS:2021:1808
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake opheffing van beslagen in civiele zaak over grondverkoop en aansprakelijkheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vonnis in incident waarbij de vordering tot opheffing van beslagen is afgewezen. De appellanten, bestaande uit verschillende vennootschappen en hun bestuurders, hebben beslagen gelegd door de geïntimeerden, die onroerend goed hebben gekocht met het oog op een bestemmingswijziging. De geïntimeerden stellen dat de appellanten zich schuldig hebben gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken en hen hebben misleid, wat heeft geleid tot schade. De rechtbank heeft de vordering tot opheffing van de beslagen afgewezen, en de appellanten hebben hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen en geconcludeerd dat de vorderingen van de geïntimeerden niet summierlijk ondeugdelijk zijn gebleken. Het hof oordeelt dat er geen schending van artikel 21 Rv heeft plaatsgevonden en dat de belangenafweging niet leidt tot opheffing van de beslagen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep.