Op 17 april 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 juni 2021. In deze ontnemingszaak, met parketnummer 23-001930-21, werd het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 121.195,95, dat de betrokkene aan de Staat moest betalen. De betrokkene was eerder veroordeeld voor het telen van 352 hennepplanten tussen 28 augustus 2019 en 23 oktober 2019. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar verving en vulde enkele overwegingen aan. Tijdens de zitting op 20 maart 2025 werd de vordering van de advocaat-generaal besproken, evenals het verweer van de raadsman van de betrokkene. Het hof constateerde dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden met meer dan 21 maanden, maar verbond hieraan geen verdere gevolgen in de ontnemingszaak. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn.