ECLI:NL:GHAMS:2025:100

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
200.344.555/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing opheffingsverzoek conservatoire beslagen door CCV Group B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Future Kassasystemen B.V. en Future Group B.V. tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin hun verzoek tot opheffing van conservatoire beslagen door CCV Group B.V. werd afgewezen. CCV had conservatoire beslagen gelegd ter verzekering van een vordering van € 115.111,51. De voorzieningenrechter oordeelde dat Future c.s. niet aannemelijk hadden gemaakt dat de vordering van CCV summierlijk ondeugdelijk was, en dat een belangenafweging niet leidde tot opheffing van de beslagen. In hoger beroep hebben Future c.s. tien grieven ingediend, maar het hof oordeelt dat de grieven geen doel treffen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt Future c.s. in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 21 januari 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.344.555/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/752338/KG ZA 24-509
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 januari 2025
in de zaak van
FUTURE KASSASYSTEMEN B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
FUTURE GROUP B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
advocaat: mr. P. Obbeek te Delft,
tegen
CCV GROUP B.V.,
gevestigd te Arnhem,
geïntimeerde,
advocaat: mr. S.K. Tuithof te Haarlem.
Partijen worden hierna Future c.s. (en ieder voor zich Future Kassasystemen BV en Future Group BV) en CCV genoemd.

1.De zaak in het kort

CCV heeft ten laste van Future c.s. conservatoire beslagen gelegd, ter verzekering van een vordering van (in hoofdsom) € 115.111,51. Future c.s. willen dat deze beslagen worden opgeheven. De voorzieningenrechter heeft daartoe strekkende vorderingen van Future c.s. echter afgewezen. In dit hoger beroep komen Future c.s. tegen die afwijzende beslissing op.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Future c.s. zijn bij dagvaarding van 30 juli 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam op 16 juli 2024 onder bovenvermeld rol- en zaaknummer heeft gewezen tussen Future c.s. als eisers en CCV als gedaagde. De appeldagvaarding bevat de grieven, en producties.
2.2.
CCV heeft daarna een memorie van antwoord, met producties, ingediend.
2.3.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2.4.
Future c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de vorderingen van Future c.s. zal toewijzen, met veroordeling van CCV in de werkelijk kosten van Future c.s. in beide instanties.
CCV heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van Future c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep.

3.Feiten

3.1.
De voorzieningenrechter heeft in rov 2 (2.1 tot en met 2.11) van het bestreden vonnis de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Door middel van hun tweede grief klagen Future c.s. over rov. 2.7, maar blijkens de toelichting betreft de klacht niet het beschreven feit als zodanig. Op de klacht zelf komt het hof hierna (rov. 5) terug. Door middel van hun derde grief bestrijden Future c.s. dat het eerste beslag op de onroerende zaak te [plaats] is doorgehaald, zoals de voorzieningenrechter in rov. 2.8 heeft overwogen. Hoewel het belang bij deze grief niet duidelijk is, heeft het hof hierna met de grief rekening gehouden.
Voor het overige is de juistheid van de opsomming van de vaststaande feiten in het bestreden vonnis niet geschil.
3.2.
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
( i) Op 7 juli 2021 hebben CCV met “de rechtspersoon Future Kassasystemen” (hierna: Future Kassasystemen) een zogenoemde partnerovereenkomst gesloten, die ertoe strekt (kort gezegd) dat Future Kassasystemen de verwerking van betaaltransacties ten behoeve van haar klanten, uitbesteedt aan CCV.
(ii) Van 31 maart 2022 tot en met 30 november 2023 heeft CCV aan Future Kassasystemen facturen gestuurd met een beloop van in totaal € 115.111,51. Deze facturen zijn niet voldaan; er is een geschil over gerezen.
(iii) Bij brief van 4 juli 2023 aan Future Kassasystemen B.V. heeft CCV de partnerovereenkomst opgezegd en aanspraak gemaakt op betaling.
(iv) Op 24 juli 2023 is de naam van de vennootschap die tot dan toe in het Handelsregister geregistreerd was onder de statutaire naam "Future Kassasystemen B.V." gewijzigd in Future Group BV. Op diezelfde dag is Future Kassasystemen BV opgericht en vervolgens onder die naam ingeschreven in het Handelsregister. CCV is hierover niet door haar contractuele wederpartij geïnformeerd.
( v) Op 27 mei 2024 heeft CCV — met verlof van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam – ten laste van Future Kassasystemen BV conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de Rabobank, ING Bank, ABN Amro Bank, en Aegon Bank.
(vi) Op 4 juni 2024 heeft CCV ten laste van Future Kassasystemen BV conservatoir beslag doen leggen op een onroerende zaak aan [straat] in [plaats] .
(vii) Op 7 juni 2024 heeft CCV een procedure aanhangig gemaakt tegen (onder meer) Future c.s.
(viii) Bij e-mail van 13 juni 2024 heeft de advocaat van Future c.s. de advocaat van CCV gewezen op de onder (iv) bedoelde naamswijziging en oprichting van een nieuwe rechtspersoon.
(ix) Op 14 juni 2024 heeft CCV – met verlof van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam – ten laste van Future c.s. conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de Rabobank, ING Bank, ABN Amro Bank. en Aegon Bank.
( x) Op 17 juni 2024 heeft CCV de onroerende zaak in [plaats] opnieuw in conservatoir beslag genomen.

4.Eerste aanleg

4.1.
Future c.s. hebben in eerste aanleg gevorderd (kort gezegd) dat CCV wordt veroordeeld tot opheffing van de conservatoire beslagen en dat het haar wordt verboden om nieuwe conservatoire beslagen te leggen, op de gronden (a) dat de derdenbeslagen niet zijn gelegd ten laste van de partij met wie CCV heeft gecontracteerd en op wie zij een contractuele vordering stelt te hebben, en dat de onroerende zaak die in beslag is genomen niet de zaak is waarop het verlof van de voorzieningenrechter betrekking had en niet toebehoort aan de contractspartij van CCV.
4.2.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Future c.s. afgewezen, omdat (kort gezegd) Future c.s. niet aannemelijk hebben gemaakt dat de door CCV gepretendeerde vordering ter verzekering waarvan de conservatoire beslagen zijn gelegd, summierlijk ondeugdelijk is, en een belangenafweging evenmin leidt tot het oordeel dat de beslagen moeten worden opgeheven.

5.Beoordeling

5.1.
Future c.s. komen met tien grieven tegen de beslissing van de voorzieningenrechter op. De derde grief van Future c.s. is hiervoor behandeld.
5.2.
Door hun tweede grief voeren Future c.s. aan, naar het hof (mede uit de toelichting bij de vierde grief) begrijpt, dat het beslag is vervallen omdat CCV niet binnen de door de voorzieningenrechter gestelde termijn de hoofdprocedure aanhangig heeft gemaakt. Future c.s. ontkennen niet dat ze bij dagvaarding van 7 juni 2024 door CCV in een procedure zijn betrokken, maar ze stellen dat bij die dagvaarding een andere vordering is ingesteld dan die waarop de verzoeken tot beslaglegging zijn gebaseerd.
De grief faalt. De vorderingen zoals die in de dagvaarding zijn geformuleerd, strekken tot verhaal van de vorderingen van CCV die in verband staan met de onbetaalde facturen. In aansluiting op hetgeen in eerste instantie door de voorzieningenrechter is toegestaan, heeft CCV na de beslaglegging Future Kassasystemen BV in rechte aangesproken tot betaling. Vanwege de omstandigheid dat vervolgens duidelijk werd dat de contractuele wederpartij van CCV een jaar eerder, zonder CCV daarover te informeren, haar naam had veranderd en een nieuwe rechtspersoon had opgericht met de oude naam, is begrijpelijk dat CCV zich niet alleen genoodzaakt zag een aanvullend beslagrekest in te dienen, maar ook dat zij haar stellingen in de dagvaarding heeft aangepast. Dat laatste brengt echter nog niet mee dat er, zoals Future c.s. betogen, een andere vordering is ingesteld dan waarvoor beslaglegging is toegestaan. Vordering en beslaglegging vinden hun grondslag in dezelfde feiten. De omstandigheid dat een en ander door toedoen van Future c.s. juridisch complexer blijkt te zijn geworden, maakt dat niet anders.
Voor zover Future c.s. willen betogen dat de voorzieningenrechter het beslag had moeten opheffen omdat de hoofdprocedure niet tijdig aanhangig is gemaakt, faalt dat betoog eveneens.
5.3.
Bij de beoordeling van de overige grieven stelt het hof voorop dat voor toewijzing van de vordering van Future c.s. in dit kort geding is vereist dat zij de ondeugdelijkheid van de door CCV gestelde vordering summierlijk aannemelijk maken, waarbij de kortgedingrechter bovendien gehouden is de belangen van Future c.s. bij de opheffing van de beslagen af te wegen tegen de belangen van CCV bij de handhaving daarvan. Daarbij moet worden betrokken dat CCV aansprakelijk zal zijn voor de schade die haar beslagen hebben veroorzaakt als haar vordering achteraf geheel ongegrond blijkt (vgl. HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1110).
De voorzieningenrechter heeft de vordering van Future c.s. terecht aan de hand van deze maatstaf beoordeeld. Grief 4, waarmee Future c.s. aanvoeren dat een belangenafweging hier niet aan de orde is, faalt dan ook.
5.4.
De eerste, vijfde, zesde en zevende grief lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij komen vanuit verschillende invalshoeken op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de ondeugdelijkheid van de vordering van CCV niet summierlijk aannemelijk is gemaakt.
De grieven falen omdat het oordeel van de voorzieningenrechter juist is.
Future c.s. hebben niet bestreden dat CCV onder de partnerovereenkomst aan Future Kassasystemen facturen heeft uitgebracht voor verleende diensten, en dat die facturen niet zijn voldaan. Future c.s. verklaren dat laatste door inhoudelijke onjuistheid van die facturen, onder meer omdat contractuele kortingen niet zijn verrekend en diensten in rekening zijn gebracht die niet door de overeenkomst worden bestreken. CCV zou niet hebben voldaan aan herhaalde verzoeken van Future c.s. om haar facturen toe te lichten en te corrigeren. Op grond van deze – door CCV bestreden – verklaring kan echter niet worden aangenomen dat summierlijk aannemelijk is gemaakt dat de vordering waarvoor CCV beslag heeft doen leggen, geheel ondeugdelijk is.
Ook de stelling van CCV dat Future Kassasystemen BV mede op de niet-betaling van die facturen is aan te spreken, is niet op voorhand van elke grond ontbloot. Weliswaar is Future Kassasystemen BV na het expireren van de partnerovereenkomst opgericht, maar gelet op het tijdstip waarop en de omstandigheden waaronder dat, buiten medeweten van CCV om, is gebeurd, is niet onaannemelijk dat Future c.s. hebben beoogd het verhaal van de vordering van CCV te frustreren. Dat zou een schadevergoedingsvordering op grond van onrechtmatige daad tegen Future Kassasystemen BV legitimeren.
5.5.
Bij het voorgaande komt dat het hof, mét de voorzieningenrechter, van oordeel is dat een afweging van de belangen bij opheffing respectievelijk handhaving van de beslagen, niet in het voordeel van Future c.s. uitvalt. Future c.s. hebben geen zekerheid voor de gestelde vordering willen stellen. Door het beslag heeft CCV, naar Future c.s. niet hebben weersproken, verzekerd dat zij in elk geval een deel van de door haar gestelde vordering zal kunnen verhalen als deze in de hoofdprocedure wordt toegewezen. Het spreekt voor zich dat CCV bij die zekerheid belang heeft, waar tegenover staat dat zij risicoaansprakelijk is voor de schade van Future c.s. als haar vordering in de hoofdprocedure inderdaad, zoals Future c.s. stellen, geheel ongegrond blijkt. Future c.s. hebben niet gesteld – en ook anderszins is voorshands niet aannemelijk geworden – dat CCV in dat geval geen verhaal voor de schade zal bieden.
De achtste grief van Future c.s., die inhoudt dat een belangenafweging tot opheffing van het beslag moet leiden, faalt derhalve.
5.6.
De negende en tiende grief hebben geen zelfstandige betekenis. Zij falen omdat de voorgaande grieven van Future c.s. niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis.
5.7.
De slotsom luidt dat de grieven geen doel treffen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Omdat Future c.s. in het hoger beroep in het ongelijk worden gesteld, zullen ze worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 798,00
- salaris advocaat
€ 1.214,00(tarief II, 1 punt)
Totaal € 2.012,00

6.Beslissing

Het hof:
6.1
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
veroordeelt Future c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van CCV vastgesteld op € 2.012,00.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W.M. Tromp, mr. M.A.M. Vaessen en mr. A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.