ECLI:NL:GHAMS:2024:954

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
200.318.234/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij niet-nakoming van fatale termijn in koopovereenkomst van onroerend goed

In deze zaak gaat het om de gevolgen van het verzuim van de verkoopster, Dunnenbel B.V., bij de levering van percelen grond aan Trinovate B.V. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Dunnenbel toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de koopovereenkomst, omdat de levering niet op de overeengekomen fatale termijn van 1 juli 2020 had plaatsgevonden. Trinovate had in hoger beroep gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en haar vorderingen alsnog zou toewijzen. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat Dunnenbel in verzuim was, maar dat de schadevergoeding niet volledig voor rekening van Trinovate kon komen. Het hof heeft de vordering van Trinovate om schadevergoeding toegekend, maar met de kanttekening dat de schade moet worden beoordeeld op basis van concrete schadeposten. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd en Dunnenbel veroordeeld tot betaling van de schade die Trinovate heeft geleden als gevolg van de niet-nakoming van de overeenkomst. De proceskosten in hoger beroep zijn ook voor rekening van Dunnenbel.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.318.234/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/690498 / HA ZA 20-984
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 april 2024
inzake
TRINOVATE B.V.,
gevestigd te ’s-Graveland, gemeente Wijdemeren,
appellante,
advocaat: mr. E.E. van der Kamp te Leeuwarden,
tegen
DUNNENBEL B.V.,
gevestigd te ’s-Graveland, gemeente Wijdemeren,
geïntimeerde,
advocaat: mr. O.G. Tacoma te Eindhoven.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Trinovate en Dunnenbel genoemd.
Trinovate is bij dagvaarding van 18 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam (verder ook: de rechtbank) van 20 juli 2022, voor zover onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Trinovate als eiseres in conventie en Dunnenbel als gedaagde in conventie (verder ook: het bestreden vonnis).
Nadat Trinovate en Dunnenbel achtereenvolgens en respectievelijk van grieven en van antwoord hadden gediend hebben zij arrest gevraagd.
Trinovate heeft geconcludeerd – naar het hof begrijpt – dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover daarbij vorderingen van Trinovate zijn afgewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, die vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Dunnenbel in de kosten van het hoger beroep, met nakosten en rente.
Dunnenbel heeft geconcludeerd – zakelijk – dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Trinovate in de kosten van het hoger beroep, met rente, uitvoerbaar bij voorraad.

2.Feiten

De rechtbank heeft onder 2.1 tot en met 2.20 van het niet in het hoger beroep betrokken deelvonnis van 29 december 2021 (verder: het deelvonnis) en onder 2.1 tot en met 2.10 van het bestreden vonnis een aantal feiten als vaststaand aangemerkt. Omdat geen van partijen daartegen bezwaren heeft geuit, zal ook het hof deze feiten tot uitgangspunt nemen. Voor zover in hoger beroep van belang, gaat het om het volgende.
( a) Trinovate heeft bij overeenkomst van 21 augustus 2014 van Dunnenbel en De Boomgaard B.V. een perceel grond gekocht, gelegen op het bedrijventerrein De Boomgaard 2 te ’s-Graveland, waar Trinovate is gevestigd. Dit bedrijventerrein bevindt zich op een (gesaneerde) voormalige vuilnisbelt van de gemeente Bussum. Onderdeel van deze koopovereenkomst is de in artikel 10 daarvan vastgelegde optierechten met betrekking tot een aanpalend stuk grond – bestaande uit meerdere percelen – waarvan Dunnenbel tot 22 januari 2022 eigenaar was en waarvan Trinovate sinds die dag eigenaar is (verder: de percelen, het perceel of het verkochte).
( b) Trinovate houdt zich via een dochteronderneming bezig met het ontwerpen, produceren en installeren van sorteerapparatuur en het opslaan van materialen en eindproducten in dat verband. Trinovate wilde op zeker moment haar sorteercentrum uitbreiden, waarvoor zij de percelen nodig had. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de uitleg, invulling en uitoefening van de in voormelde koopovereenkomst opgenomen optierechten.
( c) In een eerder daarover door Trinovate bij de rechtbank Amsterdam aanhangig gemaakte procedure hebben partijen afgesproken om onder begeleiding van een mediator naar een oplossing te zoeken.
( d) In het kader van het vervolgens plaatsgevonden hebbende mediation traject zijn partijen ter beëindiging van hun geschil eind februari 2020 een “koop- en vaststellingsovereenkomst” (hierna: de overeenkomst) aangegaan. Deze luidt, voor zover hier van belang:
“1.5.3 (...) Deze saneringswerkzaamheden [aan bodem en grondwater die plaatselijk verontreinigd waren; hof] zullen voor rekening en risico van Verkoper uiterlijk voor de datum van juridische levering zijn uitgevoerd en voltooid ten blijke waarvan Verkoper aan Koper een door het bevoegd gezag afgegeven saneringsverklaring zal overleggen (...).
(…)
2.1
Partijen zijn voor het Verkochte een all-in koopsom overeengekomen van één miljoen zeshonderd zesenzestig duizend euro (... ) vrij op naam en exclusief BTW.
(…)
3.1.2
Partijen zullen gezamenlijk een instructie aan de Notaris [mr. [naam] te [plaats]; hof] opstellen aangaande het opstellen van de akte van levering conform deze Overeenkomst.
(...)
3.5
De juridische levering van het Verkochte vindt plaats ten overstaan van de voornoemde Notaris
op 1 juli 2020. Partijen kwalificeren deze datum als fatale termijn.
(...)
7.1.1
Verkoper garandeert dat de benodigde nutsvoorzieningen, riool, gas, elektra, water en communicatie voor het Perceel aanwezig zijn. (…)
7.1.2
Voornoemde voorzieningen (kabels en (pers)leidingen) zijn aanwezig in een strook grond behorende tot het Verkochte met een breedte van 5 meter in de langs richting (parallel) te rekenen vanaf de erfgrens van het naastgelegen perceel 2245 (...).”
( e) Op 1 juli 2020 heeft geen levering van de percelen plaatsgevonden. Achtergrond daarvan was onder meer dat de geplande sloop van een (door Dunnenbel verhuurd) gebouwtje op de percelen was vertraagd, omdat de huurder daarvan pas op 29 juni 2020 was vertrokken. Op het deel van de percelen dat daardoor vrij kwam bleek vervuilde grond aanwezig.
( f) Vervolgens zijn tussen partijen nieuwe meningsverschillen gerezen en is Trinovate de onderhavige procedure (in eerste aanleg) begonnen; de inleidende dagvaarding dateert van 17 september 2020.
( g) Op 11 december 2020 heeft de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek een saneringsverklaring met betrekking tot het te leveren perceel afgegeven. Op 14 december 2020 heeft Dunnenbel deze aan Trinovate toegezonden.
( h) Ook hierna heeft levering niet plaatsgevonden, onder meer omdat partijen het niet eens waren over de inhoud van de daaraan ten grondslag te leggen notariële akte. Zij hadden ook nog geschillen over (onder meer) de ligging van kabels op het terrein en de mogelijke aanwezigheid van Japanse Duizendknoop, een agressief onkruid, alsmede over de vraag wie daarvoor aansprakelijk zou zijn.
( i) Bij het deelvonnis zijn beide partijen veroordeeld tot meewerken aan de levering van het perceel, waarbij de notariële akte moest worden vastgesteld overeenkomstig de inhoud van dat vonnis.
( j) Op 22 januari 2022 is de (aangepaste) akte van levering gepasseerd. Vervolgens heeft Trinovate werkzaamheden op het verkochte laten uitvoeren en zijn in opdracht van Dunnenbel kabels verlegd.

3.Beoordeling

3.1.
In eerste aanleg vorderde Trinovate, voor zover in hoger beroep van belang, dat de rechtbank i) voor recht zou verklaren dat Dunnenbel toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst door het verkochte niet op 1 juli 2020 in de overeengekomen staat aan Trinovate te leveren en ii) Dunnenbel op straffe van de verbeurte van een dwangsom zou veroordelen de percelen te leveren en daaraan mee te werken door het ondertekenen van een akte van levering. Tevens vorderde Trinovate dat de rechtbank iii) Dunnenbel zou veroordelen tot de betaling aan Trinovate van de schade die Trinovate lijdt als gevolg van de niet-nakoming door Dunnenbel van haar verplichting het verkochte op 1 juli 2020 in de overeengekomen staat aan Trinovate in eigendom te leveren, op te maken bij staat.
3.2.
Na verweer van Dunnenbel heeft de rechtbank bij het deelvonnis de zojuist genoemde vordering ii) toegewezen, met dien verstande dat de uiterste leverdatum werd vastgesteld op 21 januari 2022 en dat een lagere dwangsom werd vastgesteld dan door Trinovate was gevorderd. Tevens werd de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door partijen ten aanzien van – voor zover in hoger beroep van belang – de vorderingen i) en iii).
3.3.
Bij het bestreden (eind)vonnis heeft de rechtbank, voor zover in appel van belang, voor recht verklaard dat Dunnenbel in de periode van 1 juli 2020 tot 14 december 2020 toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst en Dunnenbel veroordeeld tot betaling van schadevergoeding ter zake aan Trinovate over die periode, op te maken bij staat. Tevens werd Dunnenbel in de proceskosten (inclusief beslagkosten) en de nakosten verwezen. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen.
3.4.
Met haar grief richt Trinovate zich tegen de overwegingen 4.5 en 4.6 van het bestreden vonnis, die als volgt luiden:
“4.5 In de periode vanaf 14 december 2020 is, ondanks dat het obstakel met de huurder en de sanering van de grond door Dunnenbel was opgelost [zie hiervoor, 2 (e) en 2 (g); hof], de levering vertraagd, omdat partijen het niet eens konden worden over de inhoud van de leveringsakte. Daarover is in het vonnis van 29 december 2021 [het deelvonnis; hof] de knoop doorgehakt, waarna de levering op 22 januari 2022 heeft plaatsgevonden. In dat vonnis is op een groot aantal punten tegemoet gekomen aan de wensen van Trinovate, met name omdat door Dunnenbel gewenste aanpassingen haaks stonden op hetgeen in de Overeenkomst was afgesproken, of daarvan een wijziging vormden, waarmee Trinovate niet instemde.
Aan de andere kant heeft Trinovate zich niet steeds coöperatief opgesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van de op te nemen bepalingen omtrent toekomstig mandelig terrein, de verlegging van kabels en leidingen en de mogelijke aanwezigheid van de Japanse Duizendknoop. Dienaangaande heeft Trinovate in oktober 2021 (…) nog als voorwaarde voor medewerking aan de levering gesteld dat een nader bodemonderzoek zou moeten plaatsvinden, in verband met – onder meer – de Duizendknoop waarover vervolgens tussen partijen weer een discussie is ontstaan. Niet kan worden gezegd dat Dunnenbel verplicht was om met een dergelijk (aanvullend) onderzoek in te stemmen.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vertraging in de levering in de periode van 14 december 2020 tot 22 januari 2022 voor rekening van beide partijen komt. Dit betekent dat de vorderingen (…) voor zover het deze periode betreft worden afgewezen (…).”
3.5.
Het hof oordeelt als volgt. In de aan de zojuist geciteerde overwegingen voorafgaande overwegingen 4.2 en 4.3 heeft de rechtbank geoordeeld, samengevat, dat vaststaat dat Dunnenbel het ten processe bedoelde perceel niet op de in de overeenkomst opgenomen fatale leveringsdatum, 1 juli 2020, heeft geleverd. Tevens heeft zij het door Dunnenbel gedane beroep op overmacht ter zake verworpen en geoordeeld dat daaruit volgt dat Dunnenbel
“in de periode van 1 juli 2020 tot 14 december 2020 – toen het perceel pas (volledig) kon worden opgeleverd omdat de saneringsverklaring was afgegeven en aan Trinovate toegezonden – toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de Overeenkomst.
(…)”
Aangezien de rechtbank op dit oordeel heeft voortgebouwd door bij het bestreden vonnis voor recht te verklaren dat Dunnenbel in de periode van 1 juli 2020 tot 14 december 2020 toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst, had het op de weg van Dunnenbel gelegen hiertegen incidenteel te appelleren, als zij het hiermee niet eens was geweest. Nu zij dat niet heeft gedaan, heeft het hof uit te gaan van de juistheid van het in het voorgaande besloten liggende oordeel van de rechtbank dat Dunnenbel op 1 juli 2020 in verzuim was wegens niet nakoming van een overeengekomen fatale termijn: artikel 6:83 aanhef en sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.6.
Uit het voorgaande vloeit voort dat Dunnenbel aansprakelijk is voor de als gevolg van voormelde tekortkoming door Trinovate geleden schade. Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van Dunnenbel berust, dat zij haar, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend (artikel 6:98 BW). Voorts wordt, wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan Trinovate kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht verminderd door de schade over Trinovate en Dunnenbel te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist (artikel 6:101 lid 1 BW, eigen schuld). Ten slotte kan de rechter de verplichting tot schadevergoeding matigen, indien toekenning van volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden (artikel 6:109 BW).
3.7.
Valt in het algemeen al niet in te zien dat en op welke grond de door de rechtbank in overweging 4.5 van het bestreden vonnis genoemde voorbeelden van ‘zich niet steeds coöperatief opstellen’ door Trinovate ertoe zouden moeten leiden dat Dunnenbel voor de na 14 december 2020 door Trinovate geleden schade helemaal niet aansprakelijk is, daar komt bij dat slechts aan de hand van iedere concrete schadepost kan worden bepaald of en in hoeverre een of meer van die omstandigheden ertoe leiden dat de desbetreffende schade niet aan Dunnenbel kan worden toegerekend dan wel op grond van eigen schuld geheel of gedeeltelijk voor rekening van Trinovate moet blijven, of moet worden gematigd. In zoverre slaagt de tegen deze overweging gerichte grief.
3.8.
Het voorgaande betekent dat het naar het oordeel van het hof onjuist is om (op voorhand) alle door Trinovate na 14 december 2020 geleden schade voor haar rekening te laten, zoals de rechtbank heeft gedaan. Om die reden zal het bestreden vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden vernietigd en vordering iii) van Trinovate alsnog geheel worden toegewezen. In de schadestaatprocedure zal dan – aan de hand van de concreet door Trinovate opgevoerde schadeposten – moeten worden beoordeeld of en in hoeverre voormelde omstandigheden geheel of gedeeltelijk aan toewijzing daarvan in de weg staan.
3.9.
Voor wat betreft de verklaring voor recht, vordering i), geldt het volgende. Door de percelen niet uiterlijk op 1 juli 2020 (in de overeengekomen staat) te leveren, is Dunnenbel – naar de rechtbank onomstreden heeft geoordeeld: toerekenbaar – tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Uitsluitend op deze wanprestatie ziet de door Trinovate gevraagde verklaring voor recht (en niet ook op na die datum gepleegde tekortkomingen) en deze had daarom moeten worden toegewezen. Het hof zal dat alsnog doen.
3.10.
Dunnenbel zal, als de in hoger beroep in het ongestelde partij, in de proceskosten van deze instantie worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat Dunnenbel toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst door het verkochte niet op 1 juli 2020 in de overeengekomen staat aan Trinovate in eigendom te leveren;
veroordeelt Dunnenbel tot betaling aan Trinovate van de schade die Trinovate lijdt als gevolg van de niet-nakoming door Dunnenbel van haar verplichting het verkochte op 1 juli 2020 in de overeengekomen staat aan Trinovate in eigendom te leveren, op te maken bij staat;
veroordeelt Dunnenbel in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Trinovate gevallen en tot op heden begroot op € 2.243,41 wegens verschotten, € 1.214,00 wegens salaris van de advocaat en € 178,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval van betekening van dit arrest, alles te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na dit arrest;
verklaart dit arrest ten aanzien van voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.C. Toorman en E.J. Bellaart en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.