ECLI:NL:GHAMS:2024:935

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
200.328.953/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over afwikkeling nalatenschap en rol van de notaris

In deze zaak heeft klaagster, de dochter van de overledene, een klacht ingediend tegen de notaris over de afwikkeling van de nalatenschap van haar vader, die in 2018 overleed. Klaagster verwijt de notaris dat de afwikkeling te lang duurt en dat hij onvoldoende reageert op haar verzoeken. De notaris had op verzoek van klaagster een verklaring van erfrecht opgesteld en de overdracht van de woning van haar vader verzorgd. Klaagster heeft de nalatenschappen beneficiair aanvaard, terwijl de overige erfgenamen deze zuiver hebben aanvaard. De klacht is behandeld in hoger beroep, waarbij klaagster en de notaris beiden hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld door de kamer voor het notariaat overgenomen, aangezien partijen hiertegen geen bezwaar hebben gemaakt. De kamer had eerder de klacht van klaagster ongegrond verklaard, omdat de notaris geen opdracht had gekregen om de boedel van erflater af te wikkelen. Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen en bevestigt de beslissing van de kamer. Klaagster had de notaris niet specifiek gevraagd om de boedel af te wikkelen, en de overige erfgenamen hebben dit uiteindelijk zelf gedaan. Het hof concludeert dat de notaris zich, ondanks het ontbreken van een officiële rol, heeft ingespannen om de erfgenamen te ondersteunen, wat niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.328.953/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/415512 / KL RK 23-12
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 april 2024
inzake
[appellant],
postadres te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
appellante,
tegen
mr. [geïntimeerde],
notaris te [Plaats 1] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klaagster en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

In 2011 is de moeder van klaagster overleden en in 2018 haar vader. Erfgenamen van vader zijn klaagster, haar zus en haar twee broers. Op verzoek van klaagster heeft de notaris een verklaring van erfrecht verstrekt. Verder heeft de notaris de overdracht van de woning van vader verzorgd. In deze tuchtprocedure verwijt klaagster de notaris dat de afwikkeling van de nalatenschap van haar vader te lang duurt en dat de notaris te weinig of niet reageert op de verzoeken en vragen van klaagster.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klaagster heeft op 28 juni 2023 een beroepschrift – met bijlage – en op 10 augustus 2023 een aanvullend beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 31 mei 2023 (ECLI:NL:TNORARL:2023:28).
2.2.
De notaris heeft op 7 september 2023 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 januari 2024. Klaagster is per videoverbinding verschenen. De notaris is eveneens verschenen. Beiden hebben het woord gevoerd.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
De moeder van klaagster (hierna: erflaatster) is overleden in 2011. De vader van klaagster (hierna: erflater) is overleden op 9 november 2018.
3.2.
De erfgenamen van erflater zijn klaagster, haar zus en haar twee broers.
3.3.
Klaagster heeft de nalatenschappen van erflaatster en erflater beneficiair aanvaard op 15 januari 2019. De overige erfgenamen hebben de beide nalatenschappen zuiver aanvaard.
3.4.
Op verzoek van klaagster heeft de notaris op 22 januari 2019 een verklaring van erfrecht verstrekt inzake het overlijden van erflaatster en erflater. Voor het opmaken en passeren van deze verklaring van erfrecht heeft de notaris op 23 januari 2019 een factuur verzonden aan klaagster.
3.5.
Op 20 augustus 2019 heeft de notaris de akte van levering van de woning van erflater gepasseerd. Bij vonnis van 29 mei 2019 van de rechtbank Noord-Nederland was klaagster – op verzoek van haar zus en broers – al veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de verkoop en overdracht van deze woning. Omdat klaagster haar medewerking niet verleende, is dit vonnis hiervoor in de plaats getreden.
3.6.
Op 23 september 2019 heeft klaagster een aanvraagformulier klachten-bemiddeling ingediend bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: de KNB).
3.7.
Op 5 november 2019 heeft klaagster samen met haar adviseur een bespreking gehad met de notaris op zijn kantoor.
3.8.
Na een uitwisseling van standpunten heeft de KNB klaagster op 25 november 2019 bericht dat het dossier voorlopig was gesloten, omdat partijen met elkaar in gesprek waren.
3.9.
Naar aanleiding van de bespreking op 5 november 2019 en een e-mail van klaagster van 18 november 2019, heeft de notaris op 27 november 2019 een aantal documenten aan klaagster gestuurd en daarbij onder meer het volgende geschreven:

Graag hoor ik of de ontvangen informatie voldoende is. Indien dit het geval is dan zou ik graag van u horen of u akkoord kunt gaan om mij te machtigen. Ik zal vervolgens een actueel overzicht maken van de nalatenschap met een plan van verdeling. Nadat alle erfgenamen hiermee akkoord gaan kunnen de gelden worden verdeeld.
3.10.
Nadat de notaris op 3 december 2019 aan klaagster – op haar verzoek – had laten weten dat de verkoopopbrengst van de woning van erflater nog steeds op zijn derdenrekening stond, heeft klaagster de notaris laten weten dat hij niet meer haar vertrouwen genoot.
3.11.
De notaris heeft hierop als volgt gereageerd bij e-mail van 4 december 2019:

Ik deel uw opmerkingen niet, ik ben als notaris onpartijdig in deze en heb nimmer de kant van een van partijen gekozen. Het is jammer dat ik niet (meer) uw vertrouwen heb.
Kunt u aangeven wat u nog van mij of uw familie verwacht? Ik kan dit namelijk niet opmaken uit uw e-mail. (…)
3.12.
Op 9 januari 2020 heeft klaagster de notaris per e-mail onder meer het volgende laten weten:

Ook al heeft u niets meer van mij gehoord, maar ik ben nog steeds bezig om de beneficiaire aanvaarding vlot te trekken, echter ik zit nog steeds met gebrek aan medewerking van de overige erven. (…)
3.13.
Op 6 februari 2020 heeft klaagster de volgende e-mail aan de notaris gestuurd:

In verder contact met de belastingdienst heb ik begrepen dat de overige erven aangifte hebben gedaan van de erf belasting. Hieruit maak ik op dat u in gebreke bent gebleven door de belastingdienst niet te op de hoogte te hebben gebracht over de juridische status van de erfenis. Ik begin nu ernstig te twijfelen of u de overige erven op de hoogte hebt gebracht van de juridische status van de afhandeling van de erfenis. Ik hoop het mis te hebben, anders zie ik me weer genoodzaakt om contact op te nemen met de orde van notarissen, dit kan echt zo niet.
3.14.
Op 12 februari 2020 heeft de notaris hierop als volgt geantwoord:

De overige erfgenamen hebben zelf aangifte gedaan bij de belastingdienst, ik heb hier geen enkele bemoeienis mee gehad.
3.15.
Op 9 april 2020 heeft de notaris klaagster onder meer het volgende laten weten:

(…) De familie heeft mij verzocht een akte van verdeling op te gaan stellen. Ik zal deze opmaken en u ook per mail toezenden.
3.16.
Op deze e-mail heeft klaagster als volgt gereageerd op 14 april 2020:

(…) Maar goed, ik zie graag uw afronding tegemoet. Ik wil me in de afronding ook herkent zien, immers u heeft mij een factuur gestuurd, dus wettelijk heeft u mij aangemerkt als uw klant. Tot nu toe heeft u nog niets gedaan. (…)
3.17.
Op 7 januari 2021 hebben klaagster en de notaris elkaar telefonisch gesproken, waarna klaagster diezelfde dag de notaris per e-mail bedankte omdat hij die dag de tijd had genomen om de stand van zaken rond de afwikkeling van de erfenis aan haar toe te lichten.
3.18.
Op 14 juni 2021 heeft klaagster een e-mail aan de notaris gestuurd, waarin zij hem onder meer vroeg welke concrete stappen hij op korte termijn zou gaan nemen om te komen tot afronding van de erfenis.
3.19.
Op 20 juli 2021 heeft klaagster de KNB verzocht het dossier weer te heropenen, waarna opnieuw standpunten zijn uitgewisseld. Omdat de rol van de KNB ten einde was, heeft de KNB op 27 juli 2021 het dossier gesloten.
3.20.
Op 9 augustus 2021 heeft klaagster de KNB wederom verzocht het dossier te heropenen, maar nog diezelfde dag heeft de KNB klaagster laten weten dat zij niet aan dit verzoek kon voldoen en is klaagster op andere mogelijkheden gewezen.
3.21.
Bij vonnis van 22 december 2021 van de rechtbank Noord-Nederland is de omvang van de nalatenschap van erflater vastgesteld en is klaagster veroordeeld om schriftelijk opdracht te verlenen aan de notaris om het saldo van de verkoop van de woning van erflater over te boeken naar de ervenrekening, bij gebreke waarvan het dictum van het vonnis in de plaats van de opdracht zou treden. Klaagster heeft de opdracht niet verleend zodat de notaris op grond van het vonnis het saldo heeft overgemaakt op de ervenrekening van erflater. De zus van klaagster is in het vonnis gemachtigd om namens klaagster de ervenrekening te vereffenen en de erfdelen aan de erfgenamen uit te keren.

4.De klacht

Klaagster verwijt de notaris dat de afwikkeling van de nalatenschap van erflater te lang duurt en dat de notaris te weinig of niet reageert op de verzoeken en vragen van klaagster.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen de notaris ongegrond verklaard en heeft daarbij het volgende overwogen:
  • de notaris heeft, anders dan waarvan klaagster mogelijk is uitgegaan, geen opdracht gekregen om de boedel van erflater af te wikkelen. De notaris heeft van klaagster de opdracht gekregen om een verklaring van erfrecht op te stellen;
  • klaagster heeft nog regelmatig contact met de notaris opgenomen, maar zij heeft hem niet specifiek gevraagd om de boedel af te wikkelen. Dit is uiteindelijk door de overige erfgenamen zelf gedaan;
  • de notaris had richting klaagster duidelijker kunnen zijn door haar expliciet mee te delen dat hij niet gevraagd was om de boedel af te wikkelen, en dat de erfgenamen dat dus zelf moesten doen. Dit is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar;
  • de notaris heeft zich, ondanks dat hij geen officiële rol had bij de afwikkeling, wel ingezet om de erfgenamen te ondersteunen. Ook dit is tuchtrechtelijk niet verwijtbaar.
5.2.
Het hof sluit zich bij deze overwegingen van de kamer aan en maakt die tot de zijne. Het beroepschrift van klaagster, het verweerschrift van de notaris en de verdere behandeling van de zaak ter zitting in hoger beroep hebben geen ander licht op de zaak geworpen en geven het hof geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan de kamer. Anders dan klaagster in hoger beroep opnieuw stelt, had de notaris geen opdracht om de boedel van erflater af te wikkelen. De factuur van de notaris zag uitsluitend op het opstellen en verstrekken van de verklaring van erfrecht. Ook het hof ziet dat de notaris zich – ondanks dat hij daarvoor geen opdracht had – op diverse momenten heeft ingespannen om contact te leggen met klaagster, zodat de nalatenschap van erflater ten behoeve van alle erfgenamen afgewikkeld zou kunnen worden.
5.3.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, net als de kamer, van oordeel is dat de klacht van klaagster ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W.M. Tromp, A.D.R.M. Boumans en J.T.A. van der Stok en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024 door de rolraadsheer.