ECLI:NL:GHAMS:2024:934

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
200.331.072/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over onzorgvuldig handelen als vereffenaar in een nalatenschap met betrekking tot schenkingen

In deze zaak hebben klagers, die de kinderen zijn van de overledene, een klacht ingediend tegen de notaris die als vereffenaar is aangesteld in de nalatenschap van hun moeder. Klagers verwijten de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door geen adequaat onderzoek te verrichten naar schenkingen die door hun moeder zijn gedaan. De notaris had volgens hen moeten vaststellen dat er onrechtmatige overboekingen hebben plaatsgevonden, die de nalatenschap negatief beïnvloeden. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat, die de klacht ongegrond had verklaard. Het hof heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de notaris zijn onderzoek naar de schenkingen wel degelijk heeft uitgevoerd, maar dat klagers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de notaris meer had moeten doen. Het hof heeft de eerdere beslissing van de kamer bevestigd en de klacht ongegrond verklaard. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van een notaris als vereffenaar en de noodzaak voor erfgenamen om concrete informatie aan te leveren als zij ontevreden zijn over de afhandeling van een nalatenschap.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.331.072/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2022/46
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 april 2024
inzake

1.[appellant 1] ,

wonend in [woonplaats 1] , Canada,
2.
[appellant 2] ,
wonend te [woonplaats 2] ,
appellanten,
gemachtigde: mr. B.D.W. Martens, advocaat te 's-Gravenhage,
tegen
mr. [geïntimeerde] ,
notaris te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klagers (afzonderlijk: klager 1 en klager 2) en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

Klagers verwijten de notaris dat hij in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van hun moeder onzorgvuldig heeft gehandeld. Volgens klagers heeft de notaris nagelaten een onderzoek te verrichten naar door moeder gedane schenkingen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klagers hebben op 16 augustus 2023 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Bosch (hierna: de kamer) van 17 juli 2023 (ECLI:NL:TNORSHE:2023:16). Op 13 september 2023 hebben klagers aanvullende gronden ingediend.
2.2.
De notaris heeft op 17 oktober 2023 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 januari 2024. Klager 1 (via een videoverbinding), vergezeld van zijn gemachtigde, en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klagers aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Klager 2 is niet verschenen.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
De feiten komen neer op het volgende.
3.1.
Uit het huwelijk van de ouders (hierna: vader en moeder) van klagers, zijn vijf kinderen geboren, te weten: klagers en hun drie zussen.
3.2.
Vader is op 15 december 2013 overleden. Hij heeft zijn echtgenote en zijn vijf kinderen als zijn erfgenamen achtergelaten. In zijn testament van 21 januari 1976 heeft vader, onder gebruikmaking van de door artikel 4:1167 (oud) van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) gegeven bevoegdheid, een verdeling van zijn nalatenschap gemaakt, waarbij hij aan moeder alle tot zijn nalatenschap behorende goederen heeft toegedeeld. Klagers en hun drie zussen hebben ieder een vordering verkregen uit de ouderlijke boedelverdeling op moeder.
3.3.
Moeder is op 23 februari 2017 overleden. Op grond van haar testament van 21 januari 1976 heeft zij haar vijf kinderen als haar enige erfgenamen achtergelaten. Klagers en hun drie zussen hebben moeders nalatenschap beneficiair aanvaard. Klagers hebben daarnaast ook een beroep gedaan op de (aanvullende) legitieme portie.
3.4.
Op verzoek van klager 2 heeft de rechtbank Oost-Brabant op 28 november 2017 de notaris tot vereffenaar in moeders nalatenschap benoemd.
3.5.
Bij e-mail van 29 maart 2018 heeft de notaris het volgende aan klagers, hun drie zussen en in cc aan [advocaat] , de advocaat die klager 2 civielrechtelijk bijstaat, te kennen gegeven:
“Inmiddels sprak ik u allen, in persoon of via de telefoon. Ik ontving (…) diverse documenten. De kantonrechter heeft bepaald dat eventuele (onbekende) schuldeisers van moeder hun vordering bij mij kunnen indienen vóór 1 april 2018. Tot nog toe ontving ik geen berichten van schuldeisers, anders dan het jaarlijkse aanslagbiljet onroerendezaakbelasting van de gemeente.
Aan de hand van de gegevens die ik van u heb ontvangen, ben ik bezig met het opmaken van een boedelbeschrijving. Daarbij heb ik een vraag over twee verschillende verklaringen die ik ontving. Ik stel de vraag nu aan u allen zodat ook iedereen dezelfde informatie daarover krijgt.
Als bijlage voeg ik een scan bij van die verklaringen. In de ene verklaring (28 december 2005[hof: bedoeld zal zijn 2015]
) is de wens te lezen om de opbrengst van een grondverkoop te schenken aan de kinderen. In de andere verklaring (26 april 2016) staat de wens om de opbrengst aan drie van de vijf kinderen te schenken en een boerderij aan de twee andere kinderen, tenzij het niet lukt om de boerderij voor het overlijden over te dragen. Verder valt op dat de handtekeningen onder de documenten niet op elkaar lijken.
Mijn eerste vraag is of iedereen deze documenten kent. Verder zou ik graag van u allen een reactie willen op de verklaringen en met name ook de verschillen daarin. Tot slot zou ik graag vernemen wat er met de verkoopopbrengst van de grond is gebeurd.”
3.6.
Bij e-mail van 5 april 2018 heeft [advocaat] de notaris geantwoord en namens klager 2 onder andere een reactie gegeven op de door de notaris genoemde twee verklaringen.
3.7.
Bij e-mail van 4 juli 2018 heeft de notaris, onder verwijzing naar zijn e-mailbericht van 29 maart 2018, het volgende aan klagers, hun drie zussen en in cc aan [advocaat] laten weten:
I Onderzoek verklaringen
Hierbij kom ik terug op onderstaand bericht. Van de zussen ontving ik een bericht dat zij de verklaring van 28 december 2015 niet kennen. Van de broers ontving ik geen (nader) bericht. Dat leidt ertoe dat ikzelf zal moeten nadenken en beslissen over de verklaring uit 2015. Die beslissing kan ik nu niet nemen en die is op dit moment ook nog niet van belang voor de vereffening.
Voordat ik een beslissing kan nemen, zou bijvoorbeeld een handtekeningenonderzoek kunnen worden gevraagd. Wanneer dat aan de orde is, zal ik u daarover tevoren informeren.
II Schuldeisers
Er hebben zich geen schuldeisers meer gemeld. De gemeente is geïnformeerd over de vereffening en weet dat zij nog niet kan worden betaald.
Ondertussen lopen boedelschulden door. Ik informeerde u over de premies opstalverzekering. Daarvoor ontving ik nog geen betalingen. Het risico bestaat dat de dekking van de verzekering eindigt.
III Verkoop auto en woning
De auto staat te koop via[één van de zussen]
. Er is een geïnteresseerde geweest die is afgehaakt. Hoe groot de interesse was, is niet zeker.
Aangezien er geen schuldeisers zijn, is verkoop van de auto niet noodzakelijk. Vanwege de ogenschijnlijk lastige verkoopbaarheid van de auto, zal de verkoop daarvan te lang op zich laten wachten om voormelde premies te kunnen voldoen.
Er heeft zich een geïnteresseerde gemeld voor de woning. Hij bereid volgens mij een bod voor. Wanneer hij een concrete bieding heeft gedaan, zal ik jullie daarover informeren.
IV Schenkingen?
In de verklaringen uit 2015 en 2016 is sprake van schenkingen. Graag verneem ik van ieder van u of en zo ja, wanneer en welke schenkingen u heeft ontvangen van uw ouders. Verder verneem ik graag of er schenkingen zijn geweest aan uw kinderen of aan anderen, ook met een omschrijving van wanneer en hoeveel.
Indien u andere interessante of belangrijke informatie heeft die u van belang acht voor de afwikkeling van de nalatenschap, dan verneem ik die uiteraard ook graag.
Aangezien de vakantieperiode start, informeer ik u dat ik na deze week op vakantie zal zijn tot eind juli. Na mijn vakantie zal ik de reacties op dit bericht inventariseren en verder actie ondernemen. Daarna zal ik ook een eerste boedelbeschrijving toezenden voor commentaar en aanvullingen.”
3.8.
Bij e-mail van 12 juli 2018 heeft [advocaat] het volgende aan de notaris te kennen gegeven:
“Naar aanleiding van uw e-mails van 4 juli jl. bericht ik u als volgt:
Onderzoek verklaringen
In uw e-mail van 4 juli jl. geeft u aan dat u van "de broers" geen nader bericht heeft ontvangen. Dit is niet juist. Ik verwijs u naar de e-mail die ik u toezond op 5 april 2018 (*). Nadien hebben wij elkaar hier ook nog telefonisch over gesproken. lk ga er dan ook vanuit dat u uw eerdere schrijven zult corrigeren.
Verkoop auto en woning
Graag verneemt cliënt welke lasten er op dit moment aan de auto zijn verbonden. Als er namelijk geen koper is maar de lasten lopen door, dan gaf cliënt als suggestie de auto naar de sloop te brengen.
Cliënt gaat ervan uit dat u de woning inmiddels heeft laten taxeren. Cliënt heeft echter geen taxatierapport mogen ontvangen. Zou u dit alsnog door kunnen sturen?
Schenkingen
Cliënt is het niet duidelijk waarom de informatie ter zake schenkingen van belang is in het kader van de vereffening. lk verzoek u vriendelijk mij hierover te informeren.”
3.9.
Bij e-mail van 29 augustus 2018 heeft de notaris een boedelbeschrijving aan klagers, hun drie zussen en in cc aan [advocaat] toegezonden. In de mail staat onder andere vermeld:
“Op de kwestie van de verklaringen uit 2015 en 2016 die ik ontving, kom ik zo snel mogelijk terug. Ik wilde jullie eerst deze informatie (…) toezenden.”
3.10.
Bij e-mail van 10 december 2018 heeft de notaris klagers, hun drie zussen en in cc [advocaat] wederom vragen gesteld over onder andere door moeder tijdens haar leven gedane schenkingen/betalingen en twee mogelijk hiermee verband houdende schriftelijke verklaringen van moeder. In de e-mail staat onder meer het volgende vermeld:
“• In dat licht valt op dat in de periode voor het overlijden van moeder het saldo van haar bankrekening flink is teruggelopen. Ik sluit op dit moment niet uit dat de vereffenaar betaalde bedragen zal terugvragen ten behoeve van de boedel en daarmee de erfdelen in de nalatenschap van moeder.
Hierbij kom ik ook terug op de twee verklaringen van moeder die ik van u ontving. Ik heb de tijd genomen om ook daar nog eens goed over na te denken. Zoals bekend, komen de twee verklaringen niet met elkaar overeen. Ik begreep inmiddels dat moeder zou lijden aan afasie (www.hersenstichting.nl: “Afasie is een taalstoornis die zich uitstrekt over de gebieden spreken, taalbegrip, lezen en schrijven.”) Zonder meer kan ik dat niet beoordelen. Maar wat opvalt is dat moeder in de tijd waarin de verklaringen zouden zijn afgelegd (2015/2016), ook een notariële akte heeft getekend (25 mei 2016). De betrokken notaris heeft destijds blijkbaar niet geoordeeld dat moeder niet begreep wat ze deed. Hoe ik deze knoop moet doorhakken weet ik nog niet precies. Ik houd vooralsnog rekening met de mogelijkheid dat moeder beide verklaringen heeft getekend. Van belang is dan uiteraard ook hoe het kon gebeuren dat zij twee verschillende verklaringen heeft getekend. Daar moet ik dus op terugkomen.”
Verder heeft de notaris meegedeeld dat de tot moeders nalatenschap behorende boerderij aan de [adres] te [plaats] (hierna: de boerderij) zal moeten worden verkocht met het oog op de voldoening van de schulden en heeft hij gewaarschuwd dat het nog niet duidelijk is of de nalatenschap van moeder voldoende baten heeft om de schulden aan haar erfgenamen inzake de nalatenschap van vader te voldoen.
3.11.
Op 25 april 2019 heeft de notaris de boedelbeschrijving aangepast.
3.12.
Bij e-mail van 12 augustus 2019 heeft [advocaat] het volgende aan de notaris te kennen gegeven:
“Uit ons overleg begreep ik dat u voorlopig niets doet met betrekking tot de transacties die hebben plaatsgevonden. Ik heb u eerder al verzocht dit op schrift te zetten, zodat duidelijk is wat uw formele standpunt is aangaande de transacties. Tijdens ons telefonisch overleg heeft u aangegeven dit nog te zullen doen. Ik begrijp dat de verkoop van de boerderij aandacht behoeft. Inmiddels loopt de vereffening echter al enige tijd zodat ik er vanuit ga dat u inmiddels eveneens voldoende gelegenheid heeft gehad om uw standpunt uit te werken. Graag ontvang ik uw standpunt zodoende alsnogbinnen 14 dagen na heden”.
3.13.
Op dezelfde dag heeft de notaris het volgende aan [advocaat] geantwoord:
“Wij bespraken mijn standpunt al. Indien u daar actie op wilt ondernemen, hoeft u niet te wachten.”
3.14.
In april 2020 is de boerderij overgedragen aan een derde.
3.15.
Bij e-mail van 21 september 2020 heeft mr. [naam] (hierna: mr. [naam] ) aan de notaris meegedeeld dat zij klager 1 bijstaat in verband met de nalatenschap van moeder. Zij heeft de notaris gevraagd wat de stand van zaken is in de vereffening. Verder heeft zij de notaris verzocht alle relevante stukken naar haar te sturen, omdat klager 1 te kennen had gegeven niet over stukken te beschikken.
3.16.
Op dezelfde dag heeft de notaris het volgende geantwoord:
“Hartelijk dank voor uw bericht.
Goed dat u de heer[klager 1]
bijstaat. Op zich ben ik altijd genegen om stukken toe te zenden maar ik neem geen genoegen met de opmerking van uw cliënt dat hij geen stukken zou hebben. Ik heb die hem die niet voor niets toegezonden.
Zo ontving hij de afgelopen jaren van mij: berichten over grondverkopen (niet doorgegaan), berichten over de verkoop van de boerderij (afgerond), een taxatierapport van de boerderij, concepten van de levering en nota van afrekening van de boerderij, overzichten van bankmutaties (betaal- en spaarrekening), een boedelbeschrijving, een legitieme-berekening, een overzicht van schenkingen en in het algemeen berichten over de ontwikkelingen tijdens de vereffening. Hij kan u die berichten eenvoudig zelf doorzenden via e-mail.
Aan uw cliënt is overigens gevraagd om opheldering over leningen van zijn ouders aan hem. Hij volstaat met de berichten dat hij geen stukken heeft ouder dan zeven jaar en dat hij in 1999 de leningen zou hebben afgelost. Dat blijkt echter nergens uit. Wellicht kunt u met uw cliënt nog eens overleggen over de status van die leningen en dat er wel leningsdocumenten zijn maar geen bewijs van aflossing.
De enige reële bate in de boedel - de boerderij - is na inschrijving verkocht en inmiddels overgedragen. De vereffenaar overweegt of en hoe hij de vereffening al naar een einde kan brengen. Belangrijke overweging daarbij zijn nog twee tegenstrijdige verklaringen ogenschijnlijk van erflaatster en twee schenkingen aan drie erfgenamen die met die verklaringen samenhangen, en de leningen van uw cliënt. De stand van de boedel en de kosten die de vereffenaar nog zou moeten maken, zijn daarbij van belang.
Tot slot stel ik voor dat wij nog even bellen. Na woensdagochtend ben ik weer goed bereikbaar.”
3.17.
Bij e-mail van 25 september 2020 heeft de notaris een aantal stukken met betrekking tot de nalatenschap van moeder aan mr. [naam] toegezonden.
3.18.
Bij e-mail van 11 november 2020 heeft de notaris aan mr. [naam] gevraagd wat haar bevindingen waren en of hij nog iets van haar kon
“verwachten in de vereffening”.
3.19.
Bij e-mail van 11 november 2020 heeft [advocaat] het volgende aan de notaris gevraagd:
“Op 18 juni jl liet u weten dat met de gerealiseerde bate de vereffening kan worden afgerond. Dit is inmiddels plm. 5 maanden geleden. Kunt u aangeven wat er sindsdien is gebeurd en wanneer u verwacht een salarisverzoek in te dienen?”
3.20.
De notaris heeft [advocaat] op dezelfde dag het volgende per mail geantwoord:
“Na de overdracht van de woning is de verzekering beëindigd en zijn er nog gemeentebelastingen betaald.
Zelf onderzoek ik (nog steeds) hoe ik na voltooiing van de vereffening het beheer van de nalatenschap kan overdragen aan de erfgenamen. Vanwege de verschillende claims die er van de erfgenamen liggen (legitieme portie) en de onduidelijkheid over de gang van zaken in het verleden (verklaringen van moeder, leningen van[klager 1]
) is dat ingewikkeld.
Ondertussen meldde zich dus de advocaat van[klager 1]
. Die heb ik gevraagd wat ik van haar nog kan verwachten. Het antwoord kan nog van invloed zijn op de vereffening. Dat antwoord wacht ik dus nog af.”
3.21.
Bij e-mail van 18 november 2020 heeft de notaris aan mr. [naam] gevraagd of zij hem al iets kon berichten.
3.22.
Bij e-mail van 24 november 2020 heeft mr. [naam] het volgende aan de notaris gevraagd:
“Zojuist heb ik geprobeerd telefonisch contact op te nemen in opgemelde zaak.
Ik ben bezig met het bestuderen van het dossier. Inmiddels beschik ik ook over een boedelbeschrijving in de nalatenschap van[moeder]
, maar ik weet niet of dit de laatste versie is. Zou u mij de laatste versie voor de volledigheid nog kunnen toezenden?
Verder zie ik dat de kinderen een vordering hebben op moeder in verband met de nalatenschap van vader die is vooroverleden. Graag ontvang ik de onderbouwende bescheiden waaruit het genoemde bedrag in de boedelbeschrijving blijkt. Beschikt u ook over het laatste testament van vader, de verklaring van erfrecht, een boedelbeschrijving en de aangifte erfbelasting in die nalatenschap?
Zo ja, dan ontvang ik deze stukken ook graag nog van u.”
3.23.
Bij e-mail van 1 december 2020 aan mr. [naam] heeft de notaris de e-mail van klager 1 doorgestuurd waarin klager 1 een
“aanvullend beroep”doet op zijn legitieme portie.
3.24.
Bij e-mail van 2 december 2020 heeft mr. [naam] de notaris verzocht om
“de onderbouwende stukken met betrekking tot de vordering van cliënt op moeder in verband met de nalatenschap van vader, zoals opgenomen in de boedelbeschrijving”, toe te zenden. Bij e-mail van 10 december 2020 heeft ze dit verzoek herhaald.
3.25.
Op dezelfde dag heeft de notaris mr. [naam] per mail geantwoord dat het druk is en heeft hij een kopie meegezonden van de geleidebrief bij de aanslag erfbelasting (2015) ten aanzien van het overlijden van vader.
3.26.
Bij brief van 22 december 2020 heeft mr. [naam] de notaris op de hoogte gebracht van standpunten van klager 1 en heeft zij de notaris een aantal vragen gesteld.
3.27.
Bij e-mail van 20 januari 2021 heeft [advocaat] aan de notaris en in cc aan mr. [naam] te kennen gegeven dat zij had begrepen dat mr. [naam] nog een aantal vragen had gesteld aan de notaris en heeft zij de notaris gevraagd naar de stand van zaken.
3.28.
Bij e-mail van dezelfde dag heeft de notaris aan [advocaat] en in cc aan mr. [naam] geantwoord dat hij nog moet reageren op de in december 2020 door mr. [naam] gestelde vragen en de namens klager 1 ingenomen standpunten. Vervolgens heeft [advocaat] de notaris gevraagd op welke termijn hij verwacht te reageren.
3.29.
Bij e-mail van 1 maart 2021 heeft mr. [naam] de notaris en in cc [advocaat] laten weten dat zij nog een inhoudelijke reactie van de notaris verwacht op haar brief van 22 december 2020. Op dezelfde dag heeft de notaris mr. [naam] en in cc [advocaat] geantwoord dat mr. [naam] nog een reactie tegoed heeft.
3.30.
Bij e-mail van 14 maart 2021 aan mr. [naam] heeft de notaris gereageerd op haar brief van 22 december 2020 en onder andere het volgende meegedeeld:
“(…) Mijn reactie is overigens niet bedoeld om te delen met anderen dan uw cliënt. De reactie is niet geheim maar wel vertrouwelijk. Het betreft namelijk een reactie op uw bericht dat ook niet algemeen werd gedeeld, en beschrijft onder meer de positie van uw cliënt in de vereffening zoals ik die als vereffenaar zie. Zo nodig zal ik bepaalde standpunten zelf delen met de erfgenamen.
(…)
  • De mening van[klager 2]
    over de betalingen aan de drie zussen is mij bekend. En hij is ook bekend met mijn standpunt als vereffenaar daarin. Zoals ik al kort met u besprak, heb ik als vereffenaar de betalingen aan de zussen in beeld en daar handel ik naar (bijvoorbeeld bij de berekening van de legitieme portie). Een oordeel over de rechtmatigheid van de betalingen heb ik echter niet. Ik zit immers niet op de stoel van de rechter.[klager 2]
    en[klager 1]
    kunnen na de vereffening, hun meningen bij de verdeling betrekken en die meningen zo nodig aan de rechter voorleggen. (…)
  • Het terugvorderen van de betalingen aan de zussen laat ik voor de verdeling over aan[klager 1]
    (en[klager 2]
    ) zelf.”
3.31.
Bij e-mail van 15 maart 2021 heeft mr. [naam] de notaris verzocht om de stukken met betrekking tot de erfbelasting in de nalatenschap van vader nog toe te zenden. Op dezelfde dag heeft [advocaat] per mail aan de notaris gevraagd wanneer een inhoudelijke reactie op de brief van mr. [naam] kan worden verwacht. Deze e-mail heeft zij cc aan mr. [naam] gezonden.
3.32.
Bij e-mail van 26 maart 2021 heeft de notaris aan mr. [naam] stukken toegezonden die betrekking hebben op de erfbelasting in de nalatenschap van vader en een toelichting gegeven op deze stukken.
3.33.
Bij e-mail van 1 april 2021 heeft [advocaat] nogmaals aan de notaris gevraagd wanneer hij met een inhoudelijke reactie komt. Deze mail heeft zij cc aan mr. [naam] gezonden. Op dezelfde dag heeft de notaris per mail aan [advocaat] en in cc aan mr. [naam] te kennen gegeven dat hij inmiddels heeft gereageerd op de brief van mr. [naam] van 22 december 2020. Vervolgens heeft [advocaat] de notaris (en cc mr. [naam] ) per mail gevraagd om die reactie van de notaris naar haar, [advocaat] , door te sturen. De notaris heeft laten weten daartegen bezwaar te hebben vanwege de vertrouwelijkheid van correspondentie over individuele belangen. De notaris heeft toegezegd om op korte termijn een bericht te sturen naar alle erfgenamen van moeder over de door mr. [naam] aangesneden kwesties waaruit actie kan volgen
“in het kader van het gemeenschappelijke belang".
3.34.
Bij e-mail van 20 april 2021 heeft mr. [naam] het volgende aan de notaris gevraagd:
“Op 30 maart jl. hebben wij telefonisch contact gehad in opgemelde zaak naar aanleiding van de door u toegezonden vermogensopstelling ten behoeve van de successieaangifte in de nalatenschap van vader. U zou nog nagaan of de hoogte van de vordering van de kinderen ingevolge de vermogensopstelling aangepast dient te worden. Graag verneem ik nog van u op dit punt.”
Deze mail is bcc naar [advocaat] gestuurd.
3.35.
Bij e-mail van 3 juni 2021 heeft mr. [naam] het volgende aan de notaris (en in cc aan [advocaat] en in bcc aan klager 1) te kennen gegeven:
“Afgelopen maandag 31 mei jl. heb ik getracht telefonisch contact met u op te nemen in opgemelde zaak.
Inmiddels zijn we twee maanden verder en is tot op heden niet tot afronding van de vereffening gekomen. Van belang is dat tot een afronding van de vereffening wordt gekomen op korte termijn, zodat de erfgenamen verder kunnen met de verdeling en de overige (geschil)punten, waarover u in hoedanigheid van vereffenaar geen knoop wenst door te hakken, kunnen worden voorgelegd aan de rechter.
Namens cliënt verzoek ik u gelet op voorgaandeuiterlijk 15 juni a.s.tot een afronding van de vereffening te komen.”
3.36.
Bij e-mail van 20 juli 2021 heeft de notaris klagers, hun drie zussen en in cc mr. [naam] en [advocaat] op de hoogte gesteld van zijn voornemen om als vereffenaar mee te werken aan de doorhaling van een in 2000 ten behoeve van vader en moeder verleend hypotheekrecht op de woning van één van de zussen van klagers. Op 21 en 22 juli 2021 heeft de notaris hierover verder gecorrespondeerd met mr. [naam] en [advocaat] .
3.37.
Bij e-mail van 23 juli 2021 heeft de notaris klagers, hun drie zussen en in cc mr. [naam] en [advocaat] zijn rekening en verantwoording met een actuele boedelbeschrijving, een overzicht van de bankmutaties, een urenoverzicht, een uitdelingslijst en een berekening van de legitieme portie toegezonden. In zijn mail heeft de notaris het volgende toegelicht:
“Hierbij leg ik als vereffenaar rekening en verantwoording af aan u als opvolgers in het beheer van de nalatenschap van uw moeder. Daarvoor verwijs ik naar de bijlagen (5) bij deze e-mail. Uw adviseurs lezen mee via de cc.
Op grond van de wet, zouden de rekening en verantwoording en uitdelingslijst moeten worden neergelegd bij de rechtbank ter inzage van de erfgenamen en schuldeisers. Aangezien u echter de enige schuldeisers bent, leg ik rechtstreeks rekening en verantwoording aan u af, samen met een uitdelingslijst.
NBIndien bezwaar zou willen maken tegen de rekening en verantwoording of de uitdelingslijst, zal ik die alsnog ter inzage neerleggen bij de rechtbank. Dan kan een termijn van een maand starten om daartegen verzet aan te tekenen bij de kantonrechter.
Het is mijn voornemen om over twee weken na vandaag (maandag 9 augustus) het saldo van de nalatenschap uit te keren conform de uitdelingslijst. Vervolgens zal ik het beheer van de nalatenschap overdragen aan u gezamenlijk, waarna mijn taak is geëindigd.”
In de rekening en verantwoording staat onder meer het volgende vermeld:
I Inleiding
Als vereffenaar werd mijn aandacht in eerste instantie gevraagd voor de samenstelling van de nalatenschap. Erven brachten de auto van moeder, haar woning en de bedrijfsgebouwen, een schenking van € 300.000 en de afname van de spaartegoeden met € 130.000 in 2016 onder de aandacht. Die aandacht is later versterkt doordat twee erfgenamen een beroep deden op hun legitieme portie.
Complicaties vormden enerzijds twee machine-geschreven verklaringen met ondertekening “[voorletters en achternaam moeder]
” en “[voornaam en achternaam moeder]
”, betreffende de verkoopopbrengst van landbouwgrond, en anderzijds de vermeende mentale gezondheidstoestand van Erflater.
Dit vormden complicaties omdat (i) de verklaringen een tegenstrijdige inhoud hebben, (ii) de handtekeningen onder de verklaringen niet gelijk zijn, (iii) de inhoud van een van de verklaringen ingewikkeld is. De fysieke en/of mentale toestand van Erflater zoals de erfgenamen die schetsen, maken die complicatie ook nog eens complex.
Over al hetgeen hierna volgt, is met u en uw adviseurs overlegd. Om die reden ga ik niet meer uitvoerig in op de onderscheiden stappen die zijn gezet. Ik verwijs voor de overwegingen en het overleg naar de correspondentie die met u is gevoerd.”
3.38.
Bij e-mail van 3 augustus 2021 heeft mr. [naam] het volgende aan de notaris meegedeeld:
“Naar aanleiding van onderstaande e-mail met bijlagen in opgemelde zaak kan ik u na bestuderen van de stukken namens cliënt als volgt berichten,
Op pagina 5 van de rekening en verantwoording geeft u aan dat u recht heeft op een totale beloning van € 41.191,19, en u heeft dit bedrag ook opgenomen in de uitdelingslijst. Mij is echter niet gebleken dat de kantonrechter uw beloning conform heeft vastgesteld op grond van artikel 4:206 lid 3 BW. Ik verzoek u mij hierover te infomeren. Indien u de kantonrechter niet heeft verzocht om uw loon vast te stellen, dan verzoek ik u dat alsnog te doen.
Verder is gebleken dat er sprake is van een negatieve nalatenschap. De schuldeisers kunnen ook niet volledig worden voldaan op dit moment, er is een tekort op de uitdelingslijst van afgerond € 115.415,-. Cliënt kan in zijn hoedanigheid van schuldeiser niet akkoord gaan met de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst. Ik verzoek u de rekening en verantwoording en uitdelingslijst gelet op voorgaande ter inzage te leggen bij de rechtbank, waarbij ik u nog in overweging wil geven (om een verzetprocedure wellicht te voorkomen) om toch nader onderzoek te doen naar de afname van de spaartegoeden met € 130.000,- en de overboeking van € 300.000,- aan de zussen kort voor het overlijden van moeder. Het is immers in het belang van de schuldeisers dat er voldoende liquide middelen komen om de schulden te kunnen voldoen. Ter zake deze onttrekkingen verwijs ik u naar mijn schrijven van december 2020 en naar de voor handen zijnde e-mailcorrespondentie van de zussen in de periode van de overboekingen.”
3.39.
Bij e-mail van 3 augustus 2021 aan klagers, hun drie zussen en in cc aan mr. [naam] en [advocaat] heeft de notaris het volgende meegedeeld:
“Op verzoek van[klager 1]
zal ik de rekening en verantwoording met de uitdelingslijst neerleggen ter griffie van de rechtbank. Verder al ik de kantonrechter verzoeken om mijn loon vast te stellen conform mijn urenoverzicht en de Recofa-richtlijnen. Of dat lukt voor mijn vakantie kan ik nu niet aangeven.
Kosten en werkzaamheden na de neerlegging zullen nog voor rekening komen van de boedel. Hetzelfde geldt voor de kosten die de vereffenaar maakt in een eventuele verzetprocedure, als die wordt gestart door een van u.”
3.40.
Bij e-mail van 4 augustus 2021 heeft [advocaat] de notaris gevraagd om haar een kopie van het ingediende
“salarisverzoek”toe te zenden en om - gelet op het feit dat er een tekort is op de uitdelingslijst - te overwegen om toch naar de onttrekkingen te kijken. Deze mail is cc naar mr. [naam] gezonden.
3.41.
Bij e-mail van 5 oktober 2021 heeft mr. [naam] aan de notaris gevraagd of hij de kantonrechter inmiddels heeft verzocht zijn loon vast te stellen. Verder heeft ze het volgende te kennen gegeven:
“Verder verneem ik graag of u gehoor heeft gegeven aan het verzoek van mij en van [advocaat] , om in heroverweging te nemen toch naar de onttrekkingen te kijken (mede gelet op het feit dat er een tekort is op de uitdelingslijst).”
Deze mail is cc naar [advocaat] gestuurd.
3.42.
Bij e-mail van 8 oktober 2021 heeft de notaris het volgende aan mr. [naam] en in cc aan [advocaat] geantwoord:
“Na mijn vakantie ben ik nog niet toegekomen aan mijn verzoek en inzending ter neerlegging. Ik verwacht dat nu snel te kunnen doen, waarover ik u dan zal berichten. Mijn mening over de taak om als vereffenaar naar onttrekkingen te kijken heb ik al een aantal keren toegelicht. Ik zie geen (nieuwe) reden om die mening te wijzigen.”
3.43.
Bij e-mail van 4 november 2021 heeft [advocaat] de notaris gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot het
“salarisverzoek”. Deze mail is cc naar mr. [naam] gezonden.
3.44.
Bij e-mail van 2 december 2021 heeft de notaris aan mr. [naam] laten weten dat hij in afwachting is van de vaststelling van zijn loon. Verder heeft de notaris meegedeeld dat daarna
“de neerlegging”zal volgen en dat hij de erfgenamen hierover zal berichten.
3.45.
Bij beschikking van 13 januari 2022 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant het loon van de notaris (als vereffenaar) vastgesteld.
3.46.
Bij e-mail van 22 maart 2022 heeft mr. [naam] het volgende aan de notaris en in cc aan [advocaat] te kennen gegeven:
“In opgemelde zaak vernamen wij van de rechtbank dat er op 13 januari jl. een loonbeschikking is afgegeven naar aanleiding van uw verzoek.
Graag verneem ik van u wanneer u de uitdelingslijst en rekening en verantwoording zult gaan indienen bij de rechtbank. Alle stukken zijn inmiddels toch geruime tijd compleet, of gaat u toch naar de onttrekkingen kijken gelet op het feit dat er een tekort is op de uitdelingslijst, zoals door ondergetekende en mr, Hokken verzocht?”
3.47.
Bij e-mail van 5 april 2022 heeft mr. [naam] een herinnering gestuurd naar de notaris. Deze mail is cc naar [advocaat] gezonden.
3.48.
Bij e-mail van 3 mei 2022 heeft de notaris het volgende geantwoord aan mr. [naam] en in cc aan [advocaat] :
“Hierbij kom ik terug op uw onderstaande e-mail, althans de stand van zaken in deze vereffening.
Allereerst bied ik u mijn verontschuldiging aan voor de vertraagde reactie.
Ik kan u berichten dat inmiddels de rekening en verantwoording en uitdelingslijst ter neerlegging (art. 4:218 lid 1 BW) zijn aangeboden aan de rechtbank. Van de rechtbank ontving ik nog geen bevestiging van de neerlegging. Zodra ik die heb ontvangen, zal ik de neerlegging aan de erfgenamen bevestigen en publiceren (art. 4:218 lid 2 BW).”
3.49.
De notaris heeft de neerlegging van de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst openlijk bekend gemaakt op 16 juni 2022.
3.50.
Bij e-mail van 21 juni 2022 om 12:06 uur heeft mr. [naam] de notaris gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot openlijke bekendmaking van de neerlegging van de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst.
3.51.
Bij e-mail van 21 juni 2022 om 13:46 uur heeft de notaris aan klagers, hun drie zussen en in cc aan mr. [naam] en [advocaat] de openlijke bekendmaking van de neerlegging van de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst meegedeeld.
3.52.
Bij e-mail van 21 juni 2022 om 15:04 uur heeft mr. [naam] onder andere het volgende aan de notaris te kennen gegeven:
“Uit de toegezonden bijlage blijkt dat u de rekening en verantwoording kennelijk reeds op 13 juni jl. heeft neergelegd ter griffie, en dat vervolgens op 16 juni jl. openlijk bekend heeft gemaakt. Op dat moment is de verzetstermijn al gaan lopen. Pas vandaag (op 21 juni, ruim een week later) volgt een bevestiging van u van de neerlegging ter griffie onder verwijzing naar de bijlage. Inmiddels is er al bijna een week van de zeer korte verzetstermijn verstreken. Client kan zich niet aan de indruk onttrekken dat u op deze manier tracht de mogelijkheid van verzet in te perken.
Verder tref ik bij uw onderstaande e-mail naast de publicatie in de Staatscourant geen stukken aan. Graag ontvang ik de neergelegde rekening en verantwoording en uitdelingslijstomgaandvan u, zodat deze stukken kunnen worden beoordeeld.”
3.53.
Bij e-mail van 21 juni 2022 om 15:37 uur heeft de notaris aan mr. [naam] het volgende geantwoord:
“13 juni verzond de rechtbank mij de bevestiging van de neerlegging. Opgave voor openblijke bekendmaking is direct na ontvangst daarvan op 14 juni gedaan. De verwerking en bevestiging daarvan door de Staatscourant duren een paar dagen. U vergist zich vervolgens: doorzending vond op de derde werkdag na publicatie plaats en niet na "ruim een week".
Overigens vond de neerlegging op verzoek van uw client plaats. Hij heeft zich al maanden op het verzet voorbereid en begin mei heb ik u nota bene geïnformeerd over de neerlegging. De indruk van uw client - uw indruk - dat ik op deze manier de mogelijkheid van verzet zou willen inperken is alleen al daarom niet juist en de beschuldiging daarover voelt onheus. De rekening en verantwoording en uitdelingslijst ontving u tot slot vorig jaar juli al - zie bijlage.”
3.54.
Bij verzetschrift van 29 juni 2022 zijn klagers in verzet gekomen tegen de rekening en verantwoording en tegen de uitdelingslijst. Zij hebben de kantonrechter verzocht de notaris-vereffenaar op grond van artikel 4:210 lid 1 BW de aanwijzingen te geven die met het oog op een correcte afwikkeling van de vereffeningsprocedure wenselijk zijn. Daarbij hebben zij onder meer aangegeven dat er in de jaren voorafgaande aan het overlijden van moeder onrechtmatige overboekingen ten laste van haar bankrekening hebben plaatsgevonden. Klagers zijn van mening dat de notaris deze overboekingen ten bedrage van in totaal € 450.500,-- moet laten terugstorten dan wel deze vermeende giften moet vernietigen.
3.55.
Bij brief van 13 oktober 2022 heeft de gemachtigde van klagers een concept-klacht aan de notaris gezonden.
3.56.
Op 28 oktober 2022 is de klacht bij de kamer ingediend.
3.57.
Bij beschikking van 17 februari 2023 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de kantonrechter) het door klagers ingestelde verzet ongegrond verklaard. De kantonrechter heeft daartoe onder andere het volgende overwogen:
“4.2. Het eerste punt waartegen[klager 2]
en[klager 1]
in verzet komen is dat de vereffenaar, volgens hen onterecht, de schenkingen voor een bedrag van € 450.500,00 niet op de uitdelingslijst heeft opgenomen. Met name stellen zij dat de vereffenaar de schenkingen terug moet laten storten door de ontvangers danwel de schenkingen moet vernietigen op grond van art. 7:176 BW. Gelet op het voornoemde toetsingskader zal beoordeeld worden of de vereffenaar in het kader van de schenkingen gehandeld heeft zoals van een redelijke en/of vakbekwaam handelend vereffenaar verwacht kan worden.
4.2.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vereffenaar wat betreft de schenkingen inderdaad zodanig gehandeld. Hiervoor is het volgende redengevend. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat de vereffenaar tijdens de vereffening de schenkingen onderzocht heeft. Hij heeft de twee door erflaatster ondertekende verklaringen bij de erfgenamen opgevraagd, hij heeft contact opgenomen met een van de artsen van het verzorgingstehuis waar erflaatster woonde en hij heeft de erfgenamen allemaal in de gelegenheid gesteld om stukken met betrekking tot de schenkingen te overleggen. Bij dit alles heeft de vereffenaar meegewogen dat erflaatster in dezelfde periode waarin de verklaringen zijn getekend bij de notaris nog een notariële akte heeft getekend en de notaris erflaatster kennelijk in staat achtte dit te doen. De vereffenaar heeft zijn bevindingen ook voorgelegd aan de erfgenamen. Hij heeft in eerste instantie (zie productie 3 verzoekschrift) daarbij aangegeven: “ik sluit op dit moment niet uit dat de vereffenaar betaalde bedragen zal terugvragen ten behoeve van de boedel”. Voor zover hier volgens[klager 2]
en[klager 1]
uit zou moeten volgen dat de vereffenaar een toezegging heeft gedaan waaraan zij rechten kunnen ontlenen, wordt dit standpunt niet gevolgd. De vereffenaar allereerst niets toegezegd.
Daarbij is namens[klager 2]
en[klager 1]
aangevoerd dat met name laakbaar is dat de vereffenaar geen standpunt wil innemen in de discussie tussen de erfgenamen. Uit het feit dat de vereffenaar de bedragen uiteindelijk niet op de rekening & verantwoording en uitdelingslijst heeft opgenomen, is af te leiden dat de vereffenaar na alles afgewogen te hebben op basis van de stukken die hij tot zijn beschikking had en het onderzoek dat hij gedaan heeft tot de conclusie is gekomen dat hij (toch) geen redenen ziet om de schenkingen terug te laten storten dan wel te vernietigen.[Klager 2]
en[klager 1]
hebben, ook na vragen daarover op de mondelinge behandeling, onvoldoende onderbouwd wat de vereffenaar in hun ogen nog meer had moeten doen met betrekking tot de schenkingen. Zij blijven daarin met name vasthouden aan hun standpunt dat de schenkingen vernietigd hadden moeten worden en dat dit eenvoudig was geweest, terwijl de vereffenaar daarvoor kennelijk onvoldoende grond heeft gezien. De kantonrechter is van oordeel dat de vereffenaar zijn taken in redelijkheid uitgevoerd heeft. Hij heeft de schenkingen beoordeeld. De vereffenaar mag dan, zoals door hem aangegeven, niet kunnen oordelen over de (absolute) waarheid in de discussie tussen partijen, conform de rekening en verantwoording heeft hij in de nalatenschap het standpunt ingenomen dat er geen vorderingen zijn (zodat hij dus geen vordering vanwege de schenkingen ziet). De kantonrechter is van oordeel dat een redelijk handelend vakgenoot tot deze conclusie had kunnen komen. De vereffenaar heeft dus gehandeld zoals van hem verwacht mag worden. Dit onderdeel van het verzet is daarom ongegrond.”
3.58.
De notaris heeft de schuldeisers van moeders nalatenschap vervolgens voldaan conform de uitdelingslijst.

4.De klacht

Klagers verwijten de notaris dat hij in zijn hoedanigheid van vereffenaar in moeders nalatenschap onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:
1) de vereffening van moeders nalatenschap is door de notaris niet voortvarend opgepakt;
2) de notaris heeft nagelaten een onderzoek te verrichten naar de door moeder gedane schenkingen.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers tegen de notaris op beide onderdelen ongegrond verklaard.
5.2.
Blijkens het beroepschrift en het verhandelde ter terechtzitting richt het hoger beroep van klagers zich uitsluitend tegen het oordeel van de kamer omtrent de door moeder gedane schenkingen (klachtonderdeel 2). De notaris heeft zich in zijn verweerschrift in hoger beroep ook uitsluitend tot dat klachtonderdeel beperkt. Gelet op het vorenstaande zal het hof enkel klachtonderdeel 2 bespreken. Het hof zal de klacht voor het overige (te weten wat betreft klachtonderdeel 1) buiten verdere bespreking laten, omdat het hof geen reden ziet ten aanzien van dit onderdeel van de oorspronkelijke klacht anders te oordelen dan de kamer heeft gedaan.
Toetsnorm: notaris als vereffenaar
5.3.
Voorop staat dat een notaris tuchtrechtelijk aansprakelijk kan zijn voor het handelen in een andere hoedanigheid dan notaris dat voldoende verband houdt met zijn hoedanigheid van notaris in relatie tot het daarbij passende gedragsniveau, zonder dat het handelen uitsluitend aan een notaris is voorbehouden.
5.4.
In deze zaak is de notaris sinds 28 november 2017 bij de nalatenschap betrokken als vereffenaar. De klacht heeft (mede) betrekking op de handelwijze van de notaris in zijn hoedanigheid van vereffenaar. Naar het oordeel van het hof houden de gedragingen van een vereffenaar voldoende verband met het daarbij passende gedragsniveau van een notaris, zodat de notaris zich voor zijn handelen als vereffenaar tuchtrechtelijk moet verantwoorden. Hierop dient een uitzondering te worden gemaakt voor de regels die de functie van een vereffenaar in algemene zin betreffen. Op dat gebied is de kantonrechter bevoegd.
5.5.
Van een notaris die, al dan niet als vereffenaar, bij de afwikkeling van een nalatenschap betrokken is, mag worden verwacht dat hij de belangen van de erfgenamen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt en dat hij daarbij in de gegeven omstandigheden voldoende voortvarend handelt (zie ook ECLI:NL:GHAMS:2021:2227).
Klachtonderdeel 2: onderzoek naar schenkingen
5.6.
Klagers verwijten de notaris dat hij heeft nagelaten om een onderzoek naar de rechtmatigheid van de door moeder gedane schenkingen te verrichten. Daarmee heeft hij, in zijn hoedanigheid van vereffenaar, in deze zaak onvoldoende zorgvuldig gehandeld. In deze specifieke situatie was het noodzakelijk om een onderzoek naar de discutabele schenkingen te verrichten. De notaris heeft dat onvoldoende gedaan. Ondanks meerdere toezeggingen daartoe is de notaris niet meer teruggekomen op de punten zoals vermeld in zijn e-mail van 10 december 2018 (zoals weergegeven in de feiten onder 3.10). Bij brief van 23 juli 2021 heeft de notaris abrupt meegedeeld dat zijn werkzaamheden voltooid zijn en dat de kwesties die nog lopen niet vallen onder zijn taak als vereffenaar in moeders nalatenschap. De notaris was ten tijde van zijn benoeming door de rechtbank op 28 november 2017 al op de hoogte van de discutabele schenkingen. Ook was de notaris ervan op de hoogte dat de erfgenamen zich tot de rechtbank moesten wenden voor het benoemen van een vereffenaar, omdat zij het over dit geschilpunt niet eens konden worden. Het totaalbedrag van de discutabele schenkingen/overboekingen is € 450.500,-. Uit de bankgegevens blijkt dat klager 2 hiervan € 44.000,- heeft ontvangen en dat het restant van € 406.500,- tussen de drie zussen is verdeeld. Het verrichten van deugdelijk onderzoek naar deze schenkingen/overboekingen was in het belang van de boedel. Het saldo van de nalatenschap is namelijk negatief. Op het moment dat uit het onderzoek was gebleken dat de schenkingen onrechtmatig waren en daarom moesten worden teruggestort, zou de boedel positief worden. De vorderingen van alle schuldeisers (dus ook die van klagers) zouden dan volledig kunnen worden voldaan, aldus klagers.
5.7.
Het hof is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de notaris als vereffenaar onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de schenkingen. De notaris heeft zijn onderzoek verricht aan de hand van de gegevens waarover hij de beschikking had. Uit de e-mails van de notaris uit 2018 volgt dat de notaris gesignaleerd heeft dat het saldo van moeders bankrekening voor haar overlijden was afgenomen en dat er verschillen waren tussen de twee onderhandse verklaringen van moeder. De notaris heeft daarover navraag gedaan bij de erfgenamen maar het hof is niet gebleken dat klagers naar aanleiding daarvan concrete informatie bij de notaris hebben aangeleverd. In deze procedure hebben klagers evenmin stukken ingebracht op basis waarvan het hof kan oordelen dat de notaris meer had moeten doen dan hij heeft gedaan.
5.8.
Omdat het verweten gedrag van de notaris niet is komen vast te staan, komt het hof er niet aan toe dit gedrag te toetsen aan de norm zoals hiervoor onder 5.5. beschreven.
5.9.
Uit het voorgaande volgt dat klagers dit klachtonderdeel feitelijk onvoldoende hebben onderbouwd. Dit brengt met zich dat het klachtonderdeel ongegrond is.
Conclusie
5.10.
Het hoger beroep slaagt niet. Het hof verklaart beide klachtonderdelen, net als de kamer, ongegrond. Het hof zal de bestreden beslissing daarom bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, A.D.R.M. Boumans en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024 door de rolraadsheer.