Uitspraak
Procesgang
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
naar het hof begrijpt: naar beneden afgerond)€ 269.717,00. Vast is komen te staan dat de twee vestigingen van [bedrijf] zijn aangeschaft, verbouwd en ingericht met vermogen dat afkomstig was van enig misdrijf. De jaarwinsten en de verkoopopbrengst uit de [bedrijf] worden aangemerkt als vervolgprofijt en daarmee als wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene voerde een gezamenlijk huishouden met [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en beiden waren betrokken bij [bedrijf]. Het bedrag wat door het openbaar ministerie aan betrokkene wordt toegerekend als wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt € 269.717,00 en bestaat uit:
- de jaarwinsten van de [bedrijf] over de periode 2012-2015 van in totaal € 222.769,00, verdeeld over de betrokkene en [naam 1] , zijnde elk een bedrag van € 111.384,50;
- winst op de verkoop van [bedrijf] van € 150.000,00, bestaande uit het door de betrokkene in februari 2016 op haar rekening ontvangen bedrag van € 125.000,00 en daarnaast een bedrag van € 25.000,00 in de vorm van de overname van een leasecontract voor een auto;
- een bedrag van € 8.333,36, zijnde vier aan de betrokkene betaalde aflossingen van elk € 2.083,84 op een door haar in verband met de verkoop van [bedrijf] verstrekte lening van € 100.000,00.
het hof begrijpt: [naam 2] en [naam 3] )de leaseauto voor haar (
[betrokkene] )hebben gefinancierd. [2] Uit het voorgaande maakt het hof op dat de aan de betrokkene toekomende verkoopsom van € 250.000,00 heeft bestaan uit de financiering van de leaseauto ad € 25.000,00, een aan de betrokkene betaald bedrag van € 125.000,00 en een vordering van € 100.000,00 van de betrokkene op de kopers, van welk laatste bedrag € 8.333,36 daadwerkelijk aan de betrokkene is afgelost. Voor zover de verdediging heeft gesteld dat het “leasebedrag” van € 25.000,00 niet naast de bedragen van € 125.000,00 en € 8.333,36 in het kader van de ontnemingsvordering aan de orde kan komen, wordt dit verweer dan ook verworpen.
- een eenmanszaak genaamd [bedrijf] , met locaties aan de [adres 2] en de [adres 3] in Amsterdam;
- in februari 2016 een geldbedrag van € 125.000,00 in verband met de verkoop van de onderneming [bedrijf] ;
- in de periode van februari 2016 tot en met mei 2016 maandelijks een geldbedrag van
€ 269.717,86 (111.384,50 + 125.000.00 + 25.000,00 + 8.333,36).
Verplichting tot betaling aan de Staat
het hof begrijpt: de betalingsverplichting). Nu echter de verbeurdverklaarde vorderingen en dus het voordeel dat de betrokkene hieruit zou hebben ontvangen, niet in het wederrechtelijk verkregen voordeel zijn betrokken, ziet het hof geen aanleiding deze vorderingen in mindering te brengen op de betalingsverplichting.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
BESLISSING
€ 269.717,86 (tweehonderdnegenenzestigduizend zevenhonderdenzeventien euro en zesentachtig cent).
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van afgerond
€ 264.717,00 (tweehonderdvierenzestigduizend zevenhonderdenzeventien euro).