ECLI:NL:GHAMS:2024:906

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
23-003383-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake valsheid in geschrifte en deelname aan criminele organisatie in biodiesel fraudezaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Amsterdam was veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrifte en deelname aan een criminele organisatie. De zaak betreft het onderzoek Fosfor, dat zich richtte op fraude met biodiesel, waarbij niet-duurzame biodiesel als duurzame biodiesel werd verkocht. De verdachte, hoofd administratie bij [BV1], werd beschuldigd van het vervalsen van facturen en duurzaamheidsdocumenten, en het deelnemen aan een criminele organisatie die als doel had valsheid in geschrifte, oplichting en witwassen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019 betrokken was bij het omkatten van biodiesel en het opmaken van valse documenten. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 220 uren. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie, die aanzienlijke schade heeft veroorzaakt aan de concurrentie en het milieu.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003383-21
Datum uitspraak: 11 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-845122-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [woonadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 maart 2024, 14 maart 2024 en 28 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – kort weergegeven en na de door de rechtbank toegelaten wijziging – tenlastegelegd dat hij zich in de periode van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019 schuldig heeft gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
1. mede)plegen van valsheid in geschrift door het vervalsen of valselijk opmaken van facturen en duurzaamheidsdocumenten en die geschriften in de bedrijfsadministratie opnemen, alsmede van het opzettelijk gebruik maken van die geschriften, althans, subsidiair, medeplichtigheid daaraan;
2. deelname aan een criminele organisatie die als oogmerk heeft het plegen van valsheid in geschrift, oplichting en witwassen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is ten behoeve van de leesbaarheid van het arrest opgenomen als bijlage bij dit arrest en geldt als hier ingevoegd. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Inleiding en relevante feiten en omstandigheden [1]
Het onderzoek Fosfor ziet op het zogenoemde omkatten van niet duurzaam geproduceerde biodiesel naar (hoger geprijsde) duurzaam geproduceerde biodiesel. Biodiesel is een biobrandstof. Biobrandstoffen worden gebruikt om de hoeveelheid broeikasgasemissie te verminderen. Op Europees niveau zijn daarover afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in de
Renewable Energy Directive(hierna: RED) 2009/28/EG. [2] Die regelgeving is in de Nederlandse wet en regelgeving geïmplementeerd en nader uitgewerkt. [3] Uit die regelgeving vloeit onder meer voort het gebruik van het instrument van de massabalans die ervoor bedoeld is te borgen en controleerbaar te maken dat er per locatie niet meer duurzaam materiaal de locatie verlaat dan erin is gekomen. Om de duurzame herkomst van de biodiesel aan te kunnen tonen conformeert een producent zich aan een systeem van audits en controles, volgens een door hem gekozen 'duurzaamheidssysteem'. Dit is een (privaat) samenwerkingsverband van instanties/bedrijven dat door de Europese Commissie erkend is en toeziet op het productieproces en de administratie van de gecertificeerde biodiesel producenten. Deze duurzaamheidssystemen accrediteren een bedrijf met een certificaat. Eén van de erkende duurzaamheidssystemen is het
International Sustainability and Carbon Certification-systeem (hierna: ISCC-systeem).
In het onderzoek Fosfor zijn onder meer twee Nederlandse biodieselbedrijven betrokken, te weten [BV1] (hierna: [BV1] ) en haar moederbedrijf [BV2] (hierna: [BV2] ). [BV1] was een onderneming die duurzame biodiesel produceerde. De grondstof hiervoor kocht [BV1] in bij [BV2] . Naast de productie van duurzame biodiesel kocht [BV1] ook biodiesel in bij andere bedrijven zoals het Britse bedrijf [Ltd1] . (hierna: [Ltd1] ) en bij [Ltd2] (hierna: [Ltd2] ). [BV1] verkocht vervolgens de door haarzelf geproduceerde, alsmede de ingekochte biodiesel. [BV1] maakte ten behoeve van die verkopen in de relevante periode gebruik van het ISCC-systeem. Op grond van de certificering die zij via ISCC hadden, was [BV1] gerechtigd om ten aanzien van de productielocatie in Kampen een duurzaamheidscertificaat, genaamd
Proof of Sustainability(hierna: PoS), af te geven bij de verkoop van partijen biodiesel die zij zelf had geproduceerd uit duurzame grondstoffen. De PoS heeft als doel duurzaamheid en herleidbaarheid aan te tonen en dient als bewijs dat de (duurzame) biodiesel is geproduceerd volgens de eisen die de RED-regeling daaraan stelt. De facturen en de PoSsen worden opgenomen in de boekhouding van de koper en van de verkoper. Bij een PoS moet informatie gevoegd zijn die de herleidbaarheid van de gebruikte grondstoffen naar een duurzame herkomst waarborgt, een
Composition Data Sheet(hierna: CDS) [4] en een
Waste Transfer Note(hierna: WTN). [5] [BV1] werd jaarlijks geaudit om te bepalen of zij voldeed aan de ISCC regeling. Daarbij werd de massabalans voor de locatie Kampen gecontroleerd. Op basis van deze audit werd bepaald of [BV1] voor het volgende jaar weer ISCC gecertificeerd zou zijn. Deze audit werd uitgevoerd door [BV4] (hierna: [BV4] ).
Naast de productielocatie in Kampen huurde [BV1] van 2015 tot en met 2018 tanks voor de opslag van biodiesel op de locatie van [BV3] te Dordrecht. In 2018 en 2019 maakte [BV1] (ook) gebruik van de opslaglocatie [NV1] te Vlaardingen. [6] Voor deze locaties hield [BV1] geen massabalans bij. Vanaf december 2015 was [BV1] niet langer als trader ISCC gecertificeerd voor locatie [BV3] en voor locatie [NV1] is [BV1] nooit gecertificeerd geweest. [BV1] mocht op basis van voornoemde regelgeving zonder die certificering geen PoS, CDS of WTN verstrekken voor partijen biodiesel die vanaf de locaties [BV3] en [NV1] werden geleverd. Ook van derden ingekochte partijen biodiesel zonder PoS die werden doorverkocht en biodiesel die alleen op papier en niet fysiek werd geleverd, mochten niet worden voorzien van een PoS. [7]
In het onderzoek Fosfor zijn de navolgende natuurlijke personen betrokken. Medeverdachte [medeverdachte2] (hierna: [medeverdachte2] ) was de
CEOvan [BV1] en degene die het beleid bepaalde en namens [BV1] contracten afsloot. Medeverdachte [medeverdachte3] (hierna: [medeverdachte3] ) was als
CFOsamen met [medeverdachte2] verantwoordelijk voor het management en de financiën van [BV1] . De verdachte was bij [BV1] hoofd administratie en medeverdachte [medeverdachte1] (hierna: [medeverdachte1] ) was als
compliance officer– tot medio 2016 samen met [medeverdachte4] (hierna: [medeverdachte4] ) en vanaf medio 2016 alleen – verantwoordelijk voor de afdeling
Quality & Sustainability(Q&S) bij [BV1] . [8]
[medeverdachte5] (hierna: [medeverdachte5] ) was van 1 januari 2015 tot 1 juli 2018 werkzaam als
broker/traderbij [Ltd1] . [medeverdachte5] was verantwoordelijk voor het afsluiten van contracten met betrekking tot de aan- en verkoop van biodiesel door [Ltd1] . Vanaf het najaar van 2018 werd [Ltd2] de belangrijkste leverancier en afnemer van [BV1] ; [Ltd2] is bemiddelaar bij de aan- en verkoop van biodiesel en [medeverdachte5] is haar enig aandeelhouder en bestuurder. [9]
Opsporingsonderzoeken voorafgaand aan onderzoek Fosfor
Aan het onderzoek Fosfor zijn twee opsporingsonderzoeken vooraf gegaan, te weten Kleisteen 1 en 2. Het onderzoek Kleisteen 1 richtte zich op de door [BV1] gedreven handel in zogenoemde biotickets. Kleisteen 2 betrof een onderzoek naar het onttrekken van gelden uit de bedrijven van [Holding1] (het moederbedrijf van [BV2] , hierna: [Holding1] ) en het gebruik van die gelden voor privédoeleinden. Op 3 november 2015 vonden doorzoekingen plaats in de woning van [medeverdachte2] en in bedrijfspanden van [Holding1] , waaronder de panden van [BV1] en [BV2] . Tijdens de doorzoekingen zijn onder meer vele administratieve bescheiden in beslag genomen. [medeverdachte2] en de verdachte (enkel in Kleisteen 2) zijn naar aanleiding hiervan bij vonnissen van 22 augustus 2019 veroordeeld voor – samengevat – medeplegen van valsheid in geschrift en het medeplegen van respectievelijk medeplichtigheid aan gewoontewitwassen. De restinformatie uit de onderzoeken Kleisteen heeft ertoe geleid dat op 9 januari 2018 het onderzoek Fosfor is gestart. [10]

Oordeel van de rechtbank en standpunten in hoger beroep

De rechtbank heeft de verdachte – kort gezegd – veroordeeld voor het vervalsen van 41 inkoopfacturen in 2015 en daarmee een deel van de bedrijfsadministratie, alsmede voor deelname aan een criminele organisatie in dat jaar. De rechtbank heeft de verdachte (partiëel) vrijgesproken voor “de 192 PoSsen en verkoopfacturen, WTN en CDS formulieren, het valselijk op de PoSsen aankruisen van de massabalans en de bedrijfsadministratie” en heeft daartoe – verkort weergegeven – overwogen dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte deze documenten valselijk heeft opgemaakt, dan wel het valselijk opmaken heeft medegepleegd of daaraan medeplichtig is geweest nu hij geen wetenschap had van de valsheden.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, niet alleen in 2015 maar ook in de periode 2016 tot en met april 2019.
Hij heeft daartoe aangevoerd, kort en zakelijk weergegeven, dat het dossier voldoende aanwijzingen bevat dat de verdachte niet alleen in 2015 41 inkoopfacturen heeft vervalst, maar ook wetenschap heeft gehad van en deelgenomen heeft aan de omkatfraude bij [BV1] in de jaren daarna. Deze betrokkenheid kan als medeplegen bewezen worden verklaard (feit 1). Medeverdachte [medeverdachte1] heeft consistent voor de verdachte belastende verklaringen afgelegd. De verdachte heeft deze verklaringen deels bevestigd, te weten voor de periode eind 2018-2019, nadat [medeverdachte1] melding bij hem had gedaan van de fraude en beëindiging daarvan verlangde. Het dossier bevat naast de verklaringen van [medeverdachte1] ook andere aanwijzingen dat de verdachte in de periode van 2016 tot en met april 2019 weet had van en betrokkenheid had bij de omkatfraude. De advocaat-generaal heeft in dat verband onder meer gewezen op een aantal (mede) aan de verdachte gerichte e-mails en directe contacten tussen de verdachte en [medeverdachte5] / [Ltd2] , het ontvangen en paraferen van een aantal facturen door de verdachte in die periode en de omvangrijke winstdeling en bonussen die hij in aanvulling op zijn loon ontving.
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, met uitzondering van het vervalsen van de 41 inkoopfacturen van [Ltd1] in 2015. De raadsman heeft met betrekking tot feit 2 integrale vrijspraak bepleit, subsidiair een bewezenverklaring beperkt tot het jaar 2015. Hij heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
De verdachte had reden te geloven dat na 2015 de omkatfraude bij [BV1] was beëindigd. Uit de door de advocaat-generaal genoemde omstandigheden kan geen wetenschap van de verdachte worden afgeleid, evenmin uit de wisselende en onvoldoende concrete verklaringen van medeverdachte [medeverdachte1] . Die verklaringen zijn onbetrouwbaar en moeten van het bewijs worden uitgesloten. De verdachte heeft als hoofd administratie louter zijn werk gedaan en had daarbij geen tijd om de verkoopfacturen inhoudelijk te beoordelen. Hij moest alleen controleren of de administratie boekhoudkundig klopte en kon uit de facturen niet afleiden dat de biodiesel tussen de tanks op de locaties [BV3] en [NV1] werd rondgepompt. Hij was niet betrokken bij de audits en had geen bemoeienis met de operationele gang van zaken, daar was de afdeling Q&S voor. De meeste e-mails die mede aan hem gericht waren, las hij niet eens, omdat hij er niets mee hoefde te doen. Voorts is geen sprake van medeplegen omdat de verdachte in de periode 2016 - 2019 geen significante rol heeft gehad bij de fraude. Het loon en de bonussen die de verdachte ontving, waren niet exorbitant hoog, maar passend bij het harde werken dat hij deed. Ten aanzien van de tenlastegelegde deelname aan een criminele organisatie stelt de raadsman aanvullend dat niet is voldaan aan het vereiste van dubbel opzet.

Bewijsoverwegingen feit 1

Werkwijze omkatten
De frauduleuze werkwijze van [BV1] kan, kort en zakelijk weergegeven, als volgt worden omschreven.
[BV1] kocht in de periode 2015 tot najaar 2018 niet-duurzame biodiesel van [Ltd1] , door tussenkomst van [medeverdachte5] . Vanaf najaar 2018 werd [Ltd2] , zoals hiervoor uiteengezet een onderneming van [medeverdachte5] , de voornaamste leverancier van [BV1] .
Op de (originele) inkoopfacturen stond als productnaam “
FAME (non RED)” [11] vermeld hetgeen niet duurzame biodiesel aanduidt. [BV1] verkocht deze partijen niet duurzame biodiesel per ommegaande weer terug aan [Ltd1] , dan wel vanaf najaar 2018 aan [Ltd2] . Op de tenlastegelegde verkoopfacturen stond als omschrijving “Biodiesel EU” of
“UCOME (ISCC) EU” [12] hetgeen duurzame biodiesel aanduidt. [BV1] verstrekte in totaal 192 PoSsen bij deze partijen biodiesel. Echter, in feite betrof het steeds dezelfde niet duurzame partij biodiesel die eerder van [Ltd1] , dan wel van [Ltd2] , was ingekocht. [13]
Bij een aantal leveringen werd de partij biodiesel meerdere keren heen en weer gepompt tussen de tanks die door [Ltd1] / [Ltd2] en [BV1] werden gehuurd bij [BV3] , dan wel bij [NV1] . Ook werd in een aantal gevallen niet overgepompt, maar veranderde de partij biodiesel alleen op papier van eigenaar. Zo werd op papier een grotere hoeveelheid duurzame biodiesel gecreëerd en verkocht dan er daadwerkelijk fysiek aanwezig was.
De werkwijze van [BV1] – het omkatten van niet duurzame naar duurzame biodiesel – is in eerste aanleg noch in hoger beroep door de verdediging betwist.
Valselijk opgemaakte geschriften
Voornoemde in de tenlastelegging opgenomen PoSsen die [BV1] heeft afgegeven voor partijen biodiesel die op deze manier zijn omgekat, zijn valselijk opgemaakt. Immers, de leveringen vanaf de locaties [BV3] en [NV1] zijn niet opgenomen op een massabalans en alle door [BV1] bij [Ltd1] en [Ltd2] ingekochte en bij [BV3] en [NV1] afgeleverde biodiesel is niet duurzaam. De in de tenlastelegging opgenomen verkoopfacturen zijn ook valselijk opgemaakt, omdat daarop als productnaam “Biodiesel EU” of
“UCOME (ISCC) EU”is vermeld met verwijzing naar de PoS in de bijlage, terwijl het steeds een, niet duurzame, partij
FAME (non RED)betrof.
2015
De verdachte was vanaf 2011 als leidinggevende verantwoordelijk voor de financiële administratie van [Holding1] en alle ondernemingen die daaronder vielen, zoals [BV1] . Hij was eindverantwoordelijk voor de verwerking van de in- en verkoopfacturen in de administratie. [14]
Van de tenlastegelegde 41 aan [BV1] gerichte inkoopfacturen van [Ltd1] over 2015, zoals die in de administratie van [BV1] zijn aangetroffen, kan worden vastgesteld dat deze zijn vervalst, omdat de productomschrijving daarvan door de verdachte is gewijzigd van
FAMEnaar
UCOME ISCC EU(en daarmee zijn omgekat van niet duurzaam naar duurzaam). De verdachte heeft dit feit bekend. [15] Deze vervalste facturen zijn vervolgens opgenomen in de administratie van [BV1] [16] waarmee die administratie eveneens valselijk is opgemaakt. Er is een vergelijking gemaakt tussen de oorspronkelijk door [Ltd1] naar [BV1] gemailde facturen en de facturen die in de administratie van [BV1] zijn opgenomen; op de van [Ltd1] ontvangen inkoopfacturen staat steeds als product “
FAME”vermeld. [17] Diezelfde facturen, zoals opgenomen in de administratie van [BV1] , vermelden echter als product "
UCOME ISCC EU”. [18]
Het hof stelt voorts vast dat in 2015 de tenlastegelegde tien verkoopfacturen [19] en elf PoSsen [20] valselijk zijn opgemaakt. [21] De verdachte heeft verklaard de inkoopfacturen te hebben aangepast op verzoek van de toenmalige compliance officer [medeverdachte4] , omdat [BV1] anders geen certificering meer zou kunnen krijgen en dus geen duurzame biodiesel meer zou kunnen verkopen. [22] Het hof maakt uit de verklaring van de verdachte, mede gelet op de hierboven beschreven context, op dat de verdachte wist dat de aanpassing van de facturen nodig was om biodiesel te kunnen blijven verkopen en daarmee ook dat de door hem valselijk als duurzaam geoormerkte biodiesel als zodanig zou worden verkocht. Uit het dossier blijkt ook dat de verdachte verkoopfacturen (waarin steeds wordt verwezen naar een PoS) [23] heeft geparafeerd, [24] dat de administratie in mailwisselingen omtrent verkoopfacturen werd betrokken [25] en dat de verdachte via dat mailadres reageerde op een verzoek omtrent verrekening daarvan. [26] Uit zijn verklaringen volgt voorts dat hij wist dat bij verkopen PoSsen werden opgemaakt, ook al verklaart hij dat nooit zelf te hebben gedaan. Het hof is van oordeel dat het omkatten van de biodiesel zoals dat is ten laste gelegd als een samenhangend complex van handelingen dient te worden gezien en dat de verdachte weliswaar niet op alle ten laste gelegde subonderdelen uitvoeringshandelingen heeft verricht, maar in dat samenstel van handelingen op voornoemde wijze een significante rol heeft vervuld en ook het doel daarvan begreep. Op grond daarvan komt het hof tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich in 2015 schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen vervalsen van inkoopfacturen, het valselijk opmaken van verkoopfacturen en PoSsen, alsmede het in de bedrijfsadministratie opnemen van die geschriften en het gebruik maken daarvan door deze op te sturen naar de betreffende afnemers.
Met betrekking tot de overige tenlastegelegde duurzaamheidsdocumenten – de WTN en CDS formulieren – is het hof van oordeel, dat niet uit de inhoud van het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat ook deze formulieren (valselijk) werden opgemaakt en/of meegestuurd naar de afnemers (voor zover al kan worden bewezen dat dit laatste steeds gebeurde). Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van dat gedeelte van de tenlastelegging.
2016 tot november 2018
In 2016 ging de hierboven beschreven frauduleuze wijze van omkatten verder, maar niet langer door middel van het vervalsen van de inkoopfacturen zoals dat in 2015 het geval was. De verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte4] hem begin 2016 vertelde dat de inkoopfacturen niet meer aangepast hoefden te worden, omdat de afdeling vanaf dat moment alles netjes in haar massabalans zou gaan verwerken en verantwoorden. Uit de verklaringen die medeverdachte [medeverdachte1] heeft afgelegd, blijkt dat dat laatste niet het geval was. Hij heeft uiteen gezet hoe het omkatten in die opvolgende periode uiteindelijk vrijwel geheel geautomatiseerd in zijn werk ging. Uit die verklaringen volgt dat de verdachte daarin niet langer een (actieve) rol had.
Medeverdachte [medeverdachte1] heeft weliswaar (ook) verklaard dat de verdachte als hoofd administratie op de hoogte was van de voortdurende frauduleuze gang van zaken en dat hij daar herhaaldelijk met hem over heeft gesproken, maar afgezien van een eind 2018 met (onder meer) de verdachte gevoerd gesprek waarbij [medeverdachte1] heeft gezegd dat hij wilde dat ‘het’ – het hof begrijpt het omkatten – stopte, heeft [medeverdachte1] onvoldoende concreet verklaard over hetgeen bij de door hem genoemde eerdere gesprekken is besproken, wanneer die gesprekken hebben plaatsgevonden en waaruit hij heeft kunnen afleiden dat de verdachte kennis had van het na 2015 voortduren van de omkatfraude. Het hof is daarom van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte1] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert dat de verdachte zich in de periode van begin 2016 tot november 2018 als (mede)pleger schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, dan wel aan het gebruik maken van valse geschriften. Het verweer van de raadsman, dat de verklaringen van [medeverdachte1] van het bewijs moeten worden uitgesloten, behoeft in dit kader dus geen bespreking.
De door de advocaat-generaal genoemde directe contacten tussen de verdachte en [medeverdachte5] / [Ltd2] hebben geen betrekking op leveringen van biodiesel in de periode tot november 2018. Het ontvangen en paraferen van bepaalde facturen levert, op zichzelf en in het licht van hetgeen de verdachte heeft verklaard over de inhoud van zijn werkzaamheden als hoofd van de administratie, daar evenmin wettig en overtuigend bewijs voor op. Tot slot kan ook uit de door de verdachte ontvangen winstdeling en bonussen geen betrokkenheid bij de omkatfraude in deze periode worden afgeleid, nu het met name de in januari 2016 uitgekeerde winstdeling over 2015 (€ 105.000,-) is die de door de verdachte in de tenlastegelegde periode uit arbeid ontvangen inkomsten exorbitant hoog maakt. Ook deze winstdeling heeft geen betrekking op de hier bedoelde periode en kan daarom niet aan het bewijs van de betrokkenheid van de verdachte bijdragen. De jaarlijkse bonussen van € 45.720,- zijn fors, maar niet zodanig dat het niet anders kan dan dat de verdachte die heeft ontvangen als beloning voor het (mede)plegen van valsheid in geschrift of medeplichtigheid daaraan. Nu er evenmin ander wettig en overtuigend bewijs is voor strafbare betrokkenheid van de verdachte ten aanzien van deze periode, moet hij in zoverre van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
November 2018 tot en met april 2019
Het hof is van oordeel dat wel wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich vanaf november 2018 tot aan zijn aanhouding op 30 april 2019 (wederom) schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen valselijk opmaken van verkoopfacturen en PoSsen, het opnemen van die geschriften in de bedrijfsadministratie en daarmee het valselijk opmaken daarvan, alsmede het gebruik maken van de verkoopfacturen en de PoSsen, door deze op te sturen naar de betreffende afnemers.
Met betrekking tot de overige tenlastegelegde duurzaamheidsdocumenten – de WTN en CDS formulieren – is het hof ook voor deze periode van oordeel dat niet uit de inhoud van het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat ook deze formulieren (valselijk) werden opgemaakt en/of meegestuurd naar de afnemers (voor zover dat al gebeurde). Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van dat gedeelte van de tenlastelegging.
Medeverdachte [medeverdachte1] heeft verklaard dat hij, na de verdachte eerst persoonlijk te hebben aangesproken, in 2018 toen een contract van [Ltd1] binnenkwam hij naar de verdachte en [medeverdachte3] is gegaan en heeft gezegd dat het zo niet kan [27] . Hij heeft voorts verklaard dat hij samen met [medeverdachte2] , [medeverdachte3] en de verdachte de gang van zaken heeft besproken en dat toen is afgesproken dat [BV1] zou stoppen met het met behulp van valse documenten verkopen van niet duurzame biodiesel als duurzame biodiesel. [28] [medeverdachte2] , [medeverdachte3] en de verdachte hebben ter terechtzitting in eerste aanleg bevestigd dat de verdachte in 2018 heeft aangekaart dat ‘het zo niet langer kon’ en dat zij ‘er toen mee zijn gestopt’. [29] [medeverdachte1] heeft evenwel verklaard dat ook daarna de fraude met de duurzaamheidsdocumenten doorging, omdat [medeverdachte2] wilde dat het lopende contract met [Ltd2] werd nagekomen. [30]
Ter terechtzitting in hoger beroep van 12 maart 2024 heeft de verdachte bevestigd dat hij op initiatief van [medeverdachte1] eind 2018 met [medeverdachte1] , [medeverdachte2] en [medeverdachte3] heeft gesproken over de fraude die werd gepleegd en de wens tot beëindiging daarvan. De verdachte heeft voorts bevestigd dat [medeverdachte2] erop stond dat de nog lopende contracten met [Ltd2] zouden worden nagekomen. [31]
De door [medeverdachte1] afgelegde verklaringen worden in zoverre dus niet door de verdachte weersproken. Er bestaat dan ook reeds daarom geen reden om de verklaringen van [medeverdachte1] in dit kader van het bewijs uit te sluiten.
In november 2018 is één partij biodiesel in totaal acht keer heen en weer gepompt tussen de tanks van [Ltd1] en [BV1] op de locatie van [BV3] . [32] [Ltd1] had niet duurzame biodiesel aan [BV1] geleverd. Deze partij werd van een tank van [Ltd1] in een lege tank van [BV1] gepompt. Vrijwel direct daarna werd de gehele hoeveelheid niet duurzame biodiesel teruggepompt naar de tank van [Ltd1] . Dit herhaalde zich nog drie keer. Hiermee werd op papier een hoeveelheid duurzame biodiesel gecreëerd die fysiek niet was geleverd. In de administratie van [BV1] zijn in dit verband vier inkoopfacturen zonder PoS aangetroffen die betrekking hebben op de levering van
FAME(niet duurzame biodiesel). In de administratie zijn ter zake ook vier verkoopfacturen van Biodiesel EU (duurzame biodiesel) met bijbehorende PoSsen aangetroffen. [33] Al deze facturen en PoSsen hebben betrekking op de gehele op papier geleverde hoeveelheid niet duurzame biodiesel, die zo werd omgekat naar duurzame biodiesel. Op de groene PoS formulieren is aangetekend dat deze zijn opgenomen op een massabalans, terwijl dat niet het geval was. [34] De verkoopfacturen en bijbehorende PoSsen zijn opgemaakt om te worden verstrekt aan afnemer [Ltd1] en om deze op te nemen in de bedrijfsadministratie.
Naar aanleiding van twee op 5 oktober 2018 door [medeverdachte2] namens [BV1] met [Ltd2] afgesloten contracten, inhoudende dat [Ltd2] niet duurzame biodiesel verkoopt aan [BV1] en [BV1] duurzame biodiesel verkoopt aan [Ltd2] , hebben zes soortgelijke overpompingen plaatsgevonden, op de locatie van [NV1] . Op 14 november 2018 heeft [medeverdachte5] namens [Ltd2] een e-mailbericht gestuurd aan [medeverdachte2] en aan het persoonlijke e-mailadres van de verdachte, [emailadres] , met betrekking tot de planning voor de overpompingen, met bijgeleverd een schema van drie leveringen van
NON RED(niet duurzame biodiesel) aan [BV1] en drie leveringen van
UCOME(duurzame biodiesel) aan [Ltd2] .
Ook in dit geval zijn in de administratie van [BV1] drie inkoopfacturen van [Ltd2] zonder PoS (met betrekking tot leveringen van
FAME) en drie verkoopfacturen [35] gericht aan [Ltd2] met bijbehorende PoSsen [36] (met betrekking tot leveringen Biodiesel EU) aangetroffen. Al deze facturen en PoSsen hebben betrekking op de gehele op papier geleverde hoeveelheid niet duurzame biodiesel, die zo werd omgekat naar duurzame biodiesel. Op de verkoopfacturen gericht aan [Ltd2] staat dat UCO (
used cooking oil) is geleverd vanaf de locatie Kampen, terwijl feitelijk is geleverd vanaf de locatie van [NV1] in Vlaardingen. De PoS formulieren zijn niet opgenomen op een massabalans. [37] De verkoopfacturen en bijbehorende PoSsen zijn opgemaakt om te worden verstrekt aan afnemer [Ltd2] en om deze op te nemen in de bedrijfsadministratie.
De paraaf op de drie verkoopfacturen vertoont sterke gelijkenis met de paraaf van de verdachte. [38]
De verdachte onderhield in september 2018 in persoon contact via WhatsApp met [medeverdachte5] , trader van [Ltd1] en eigenaar van [Ltd2] . Deze berichten zagen onder meer op de inhoud van een PoS; de verdachte heeft de betreffende vragen van [medeverdachte5] doorgezet naar medeverdachte [medeverdachte1] en vervolgens beantwoord. [39]
Vanaf september 2018 werden de inkoopfacturen afkomstig van [Ltd1] , dan wel [Ltd2] , niet meer gefiatteerd door vier personen (de verdachte, medeverdachte [medeverdachte1] , [medeverdachte3] en [medeverdachte2] ), maar alleen nog (eerst) door de verdachte en (vervolgens) door [medeverdachte3] . Uit het digitale registratiesysteem blijkt dat alle inkoopfacturen van [Ltd2] door de verdachte in dat registratiesysteem zijn verwerkt. [40]
Op 10 december 2018 heeft [Ltd2] een e-mail gestuurd aan onder meer het persoonlijke e-mailadres van de verdachte, met een uitleg inzake de facturen van [Ltd2] voor de levering van
NON REDen de facturen van [BV1] voor de levering van
UCOME, met betrekking tot de drie leveringen in november 2018. [41]
Op 17 december 2018 ontving de verdachte in zijn persoonlijke mailbox een bericht van [Ltd2] met het verzoek te bevestigen dat [BV1] facturen en rapporten van [Ltd2] heeft ontvangen en met de mededeling dat [Ltd2] nog in afwachting is van drie facturen van [BV1] . [42]
De verdachte ontving op 21 december 2018 een e-mail aan hem persoonlijk gericht van [zoon medeverdachte5] van [Ltd2] , met betrekking tot de zes transfers in november, met als bijlage de contracten en facturen. Het bericht begint met “
Dear [verdachte] , following your call with [medeverdachte5] …”(het hof begrijpt [medeverdachte5] ). [43]
In januari 2019 heeft [BV1] niet duurzame biodiesel ingekocht van [Ltd2] , die werd geleverd in een tank op de locatie van [NV1] te Vlaardingen. Deze biodiesel werd door [BV1] terug geleverd aan [Ltd2] als duurzame biodiesel. Hoewel [BV1] niet ISCC gecertificeerd was voor de locatie van [NV1] , verstrekte [BV1] bij deze drie leveringen in totaal elf PoSsen. [44]
Op 28 en 31 december 2018 heeft de verdachte aan hem (en medeverdachte [medeverdachte1] ) persoonlijk gerichte e-mailberichten ontvangen van [medeverdachte5] jr. namens [Ltd2] , met de aankondiging van genoemde leveringen in januari aan [Ltd2] . In de berichten is nader gespecificeerd dat zes overpompingen zullen plaatsvinden tussen de tanks van [Ltd2] en [BV1] ; [BV1] zou “
non red” ontvangen van [Ltd2] en leverde volgens de e-mail “
ucome” terug. Het bericht van 31 december 2018 heeft als aanhef ‘
Hi [verdachte] ’en eindigt met: “
thanks for you confirmation by phone”. [45]
Op 17 januari 2019 heeft [Ltd2] een e-mail gestuurd mede aan het persoonlijke e-mailadres van de verdachte (“
Dear [verdachte] & [medeverdachte1]”), met als bijlage rapporten en drie facturen van [Ltd2] aan [BV1] , met betrekking tot de zes “
pumpovers earlier this month”. [46]
In de bedrijfsadministratie van [BV1] zijn drie verkoopfacturen van [BV1] aan [Ltd2] aangetroffen, gedateerd 1/2 januari 2019, met daarop als product vermeld Biodiesel EU en met verwijzing naar de bijbehorende PoS. [47] Deze facturen, die waren voorzien van een paraaf die sterk lijkt op de paraaf van de verdachte, [48] zijn per e-mail door medeverdachte [medeverdachte1] verzonden aan [Ltd2] . [49] De zes overpompingen op de locatie van [NV1] zijn door [BV1] dus als duurzame biodiesel aan [Ltd2] gefactureerd, terwijl steeds sprake was van dezelfde partij niet duurzame biodiesel die [Ltd2] aan [BV1] had geleverd.
In totaal werden ter zake van deze drie leveringen elf PoSsen aan [Ltd2] verstuurd. Op de PoSsen is in strijd met de waarheid vermeld dat is geleverd vanaf de locatie Kampen, dat de levering voldeed aan de ISCC criteria en/of dat de betreffende levering was opgenomen op een massabalans. [50]
Op 21 januari 2019 heeft [medeverdachte5] aan de verdachte persoonlijk het WhatsApp-bericht gestuurd: “
[BV3] tank is gone which makes our lives complicated”. [51]
Op 6 maart 2019 heeft [BV1] opnieuw biodiesel als duurzaam geproduceerd aan [Ltd2] verkocht. Het betrof één levering, waarbij in totaal zes PoSsen zijn verstrekt. [Ltd2] heeft op 5 maart 2019 een hoeveelheid biodiesel geleverd in een tank op naam van [BV1] , op de locatie van [NV1] . Dezelfde hoeveelheid biodiesel is vervolgens in een schip geladen, bestemd voor [Ltd2] . [Ltd2] heeft haar levering gefactureerd; op de factuur is niet verwezen naar
REDof ISCC en er is geen PoS bijgevoegd. [BV1] factureerde de verkoop van dezelfde hoeveelheid biodiesel aan [Ltd2] , met als productomschrijving Biodiesel EU; op de factuur werd verwezen naar een PoS. Vanaf het e-mailadres van de afdeling van medeverdachte [medeverdachte1] zijn met betrekking tot deze levering in totaal zes PoSsen verstuurd naar [Ltd2] . Op de PoSsen is vermeld dat het ging om 100% “
FAME” en dat er sprake was van ISCC certificering en op de groene PoSsen is aangevinkt dat de levering is opgenomen op een massabalans, terwijl dat niet het geval was. [52]
Het hof stelt aan de hand van voornoemde redengevende feiten en omstandigheden vast, dat de verdachte in elk geval vanaf november 2018 wist dat [BV1] frauduleus niet duurzame biodiesel omkatte naar duurzame biodiesel en dat hij daar vanaf dat moment (weer) bewust aan bijdroeg. Zoals de verdachte en medeverdachte [medeverdachte1] hebben verklaard, heeft er in 2018 binnen [BV1] en in aanwezigheid van de verdachte een gesprek plaatsgevonden waarbij de omkatfraude aan de orde is gesteld. Op aandringen van [medeverdachte2] zijn de frauduleuze praktijken echter doorgegaan en is er pas door optreden van de opsporingsdienst een einde aan gekomen. De verdachte heeft hier welbewust aan meegewerkt. Hij was als hoofd van de administratie van [BV1] mede verantwoordelijk voor het opstellen, verzenden en opnemen in de administratie van de verkoopfacturen met bijbehorende PoSsen. Meerdere valse verkoopfacturen zijn door hem geparafeerd en hij was in deze periode degene die als eerste de inkoopfacturen fiatteerde en registreerde. Dat uit deze taken en bevoegdheden van de verdachte, in samenhang met voornoemd gesprek, ten aanzien van deze periode bewustzijn en betrokkenheid van hem kan worden afgeleid, blijkt ook uit de hierboven aangehaalde vanaf september 2018 gestuurde WhatsApp- en e-mailberichten die (mede) aan hem persoonlijk waren gericht. Het persoonlijke e-mailadres van de verdachte werd hierbij gebruikt en hij werd in de aanhef bij zijn voornaam aangesproken. Het gaat hierbij dus niet om berichten aan de administratie in het algemeen en (vele) anderen, waarbij de inhoud hem niet daadwerkelijk aanging. In deze namens [Ltd2] gestuurde berichten wordt expliciet melding gemaakt van de frauduleuze overpompingen en met de verdachte in dit verband gevoerde telefoongesprekken. In januari 2019 spreekt [medeverdachte5] in een persoonlijk WhatsApp-bericht aan de verdachte bovendien zijn zorgen er over uit dat de tanks op de locatie van [BV3] er niet meer zijn, waarna in maart nog weer een levering van niet duurzame biodiesel als duurzaam plaatsvindt op de locatie van [NV1] .
Voor alle tenlastegelegde verkoopfacturen en PoSsen over deze periode geldt dat deze valselijk zijn opgemaakt en opgenomen in de bedrijfsadministratie van [BV1] (waaronder ook vallen de stukken in de map “BIKA Uit” nu ook die een bewijsbestemming heeft). Het opnemen van die valse stukken in de bedrijfsadministratie levert valselijk opmaken op en dus niet gebruikmaken als bedoeld in lid 2 van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). In zoverre zal de verdachte van het tenlastegelegde worden vrijgesproken. [53]
De verkoopfacturen en PoSsen zijn verstuurd naar de afnemers [Ltd1] en [Ltd2] , wat wel als gebruikmaken (lid 2) bewezen kan worden verklaard. Door die documenten worden de opvolgende afnemers in de keten misleid omtrent de duurzaamheid van die biodiesel.
Medeplegen
Uit de inhoud van het dossier kan worden afgeleid dat de samenwerking tussen de verschillende personen met elk hun eigen rol binnen het omschreven proces, geolied verliep, zonder dat directe sturing noodzakelijk was. Deze rolverdeling volgde grotendeels de rol die de verdachten binnen het bedrijf vervulden. [BV1] was een relatief klein bedrijf met korte lijnen, gelet op onder meer de beperkte hoeveelheid personeel, de inwisselbaarheid van taken tijdens vakanties en de uitwisseling van wachtwoorden. De directie huisde op de gang tegenover de kamer waar de administratie zat en de afdeling van medeverdachte [medeverdachte1] zat twee deuren verder. [54]
De 41 inkoopfacturen, 11 PoSsen en 10 verkoopfacturen van 2015 en de verkoopfacturen en PoSsen van november 2018 en 2019 kunnen alleen zijn vervalst respectievelijk valselijk zijn opgemaakt en in de bedrijfsadministratie zijn verwerkt in een samenwerkingsverband zoals beschreven, van de verdachte met [medeverdachte2] , [medeverdachte3] , [medeverdachte1] en/of – tot zijn overlijden – [medeverdachte4] . Ook het gebruik maken van de valse verkoopfacturen en PoSsen, door deze te versturen aan de afnemers, kon alleen plaatsvinden in datzelfde samenwerkingsverband. Al met al is het hof van oordeel dat de verdachte en de andere genoemde betrokkenen bij het omkatten van de biodiesel en dus het plegen van valsheid in geschrift zodanig nauw en bewust hebben samengewerkt, dat sprake is van medeplegen.

Bewijsoverwegingen feit 2

Volgens vaste jurisprudentie wordt onder een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr verstaan: een samenwerkingsverband van ten minste twee (rechts)personen met een zekere duurzaamheid en structuur. De organisatie moet het plegen van misdrijven tot oogmerk hebben. Voor deelneming aan een dergelijke organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat de verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het criminele oogmerk van de organisatie. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft
samengewerkt met, althans bekend was met, alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Evenmin is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven.
Naar aanleiding van het onderzoek Fosfor zijn onder meer [medeverdachte2] , [medeverdachte3] en [BV1] onherroepelijk veroordeeld voor, kort gezegd, valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk op valsheid in geschrift, oplichting en witwassen in de periode van november 2014 tot en met april 2019. [BV2] is alleen veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie. Daarnaast doet het hof vandaag ook uitspraak in de zaak van medeverdachte [medeverdachte1] die wordt veroordeeld voor, kort gezegd, valsheid in geschrift en voor deelname aan voornoemde criminele organisatie.
Uit al hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, alsmede overigens uit het dossier, komt een beeld naar voren van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van verschillende (rechts)personen dat zich jarenlang heeft beziggehouden met het verrichten van strafbare handelingen. Binnen dit samenwerkingsverband bestond een bepaalde rolverdeling, waarbij iedere deelnemer een eigen functie, taken en verantwoordelijkheden had. De criminele activiteiten waren volledig ingebed in de normale bedrijfsvoering van [BV1] , waar de verdachte onderdeel van uitmaakte. [55]
Het oogmerk van de criminele organisatie was gericht op het plegen van valsheid in geschrift, het oplichten van certificerende en/of controlerende organisaties en op het witwassen van het crimineel verworven vermogen. Wat betreft het oogmerk tot het plegen van valsheid in geschrift overweegt het hof dat dit reeds voldoende blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 1.
Oplichting
Het oogmerk op oplichting van de certificerende en/of controlerende organisaties volgt uit de door [BV1] , in de persoon van medeverdachte [medeverdachte1] , bijgehouden schaduwboekhouding. In de ordner met als opschrift “BIKA Uit” werden de valse facturen en PoSsen opgeborgen van de leveringen van biodiesel aan [Ltd1] en [Ltd2] , met betrekking tot locaties waarvan geen massabalans werd bijgehouden en die niet ISCC gecertificeerd waren. Deze ordner werd bij de jaarlijkse audits niet aan controlerende instantie [BV4] getoond. Daarnaast hield medeverdachte [medeverdachte1] ordners bij met als opschrift BIKA Audit. In deze mappen bevonden zich de facturen en documenten van leveringen die wel op de massabalans werden bijgehouden. Deze ordners werden tijdens de audits wel aan [BV4] getoond. Op basis van deze audits werd de ISCC certificering steeds verlengd. [BV4] werd zo op basis van onvolledige informatie bewogen tot het afgeven van de certificering. Medeverdachte [medeverdachte1] heeft ook verklaard dat de bedoeling van de schaduwadministratie was om het omkatten van de biodiesel buiten de boeken en buiten het zicht van de controleurs te houden. [56]
Witwassen
Dat het samenwerkingsverband het oogmerk had tot het plegen van witwassen blijkt uit het volgende.
[BV1] ontving in de tenlastegelegde periode geldbedragen van in totaal ruim € 110.000.000,- afkomstig van de fraude op haar bankrekening voor het totaal aan leveringen van omgekatte biodiesel, per jaar gemiddeld 41,3% van de omzet van [BV1] . De criminele inkomsten zijn zo vermengd geraakt met de legale inkomsten van [BV1] . [BV2] was financieel afhankelijk van [BV1] , [Holding1] was op haar beurt hoofdzakelijk financieel afhankelijk van [BV2] , waardoor ook bij de andere betrokken vennootschappen crimineel vermogen is binnengestroomd en vermenging is opgetreden. [57] Dat geldt ook voor het vermogen van [BV5] (hierna: [BV5] , een onderneming waarin [medeverdachte2] bestuurder en middellijk (via [BV6] ) aandeelhouder was), van welk vermogen [medeverdachte2] meerdere panden heeft aangekocht. [58]
[medeverdachte2] en [medeverdachte3] konden als
CEOen
CFObeslissen en beschikken over de liquide middelen van de criminele organisatie. De omzet die werd behaald met het omkatten van de biodiesel is binnen [BV1] , [BV2] , [Holding1] en [BV5] vermengd geraakt met het legale vermogen van deze bedrijven. Binnen deze vermengde vermogens is niet meer te herleiden welk deel specifiek uit misdrijf afkomstig is. Het merendeel van de omzet van de bedrijven binnen de [Holding1] -groep was afkomstig van [BV1] . Op grond hiervan kan het gehele vermengde vermogen van [BV1] , [BV2] en [Holding1] beschouwd worden als uit misdrijf afkomstig.
[medeverdachte2] en [medeverdachte3] wisten dat het vermogen van [BV1] , [BV2] , [Holding1] en [BV5] uit misdrijf afkomstig is. Het vermengde vermogen werd door [medeverdachte2] en [medeverdachte3] onder andere besteed aan de aankoop van onroerende goederen tot een bedrag van ongeveer € 10.000.000,-. [59]
Het geld dat hiervoor gebruikt is, kan als (deels) uit misdrijf afkomstig worden aangemerkt. Het aankopen van onroerend goed is daarmee een omzettingshandeling in het kader van witwassen. Het oogmerk van de criminele organisatie was aldus gericht op witwassen.
Rolverdeling
De rol van [medeverdachte2] bestond erin dat hij van [BV1] , [BV2] , [Holding1] en [BV5] de feitelijk leidinggever was, die de belangrijke beslissingen nam en namens [BV1] de contracten sloot. Hij heeft feitelijk leiding gegeven aan het strafbare handelen van [BV1] en aan de deelname van genoemde vennootschappen aan het criminele samenwerkingsverband. [medeverdachte3] had als CFO de financiële verantwoordelijkheid en was de direct leidinggevende van de verdachte. [medeverdachte2] en [medeverdachte3] gaven feitelijk leiding aan de omkatfraude binnen de organisatie.
De verdachte heeft als hoofd administratie in 2015 inkoopfacturen vervalst en in 2015 en de periode van eind 2018 tot en met april 2019 een rol gespeeld in het valselijk opmaken van verkoopfacturen, duurzaamheidsdocumenten en de bedrijfsadministratie (bij wege van het daarin opnemen van voornoemde documenten) en het aan de afnemers sturen van die documenten.
Medeverdachte [medeverdachte1] maakte uit hoofde van zijn functie als
compliance officervalse facturen en duurzaamheidsdocumenten op, vervalste de massabalans en maakte de administratie valselijk op.
[medeverdachte5] was samen met [medeverdachte2] initiatiefnemer, bepaalde de gang van zaken en sloot de contracten af met betrekking tot de aan- en verkoop van biodiesel door [Ltd1] en [Ltd2] .
[BV1] heeft de verboden activiteiten verricht als vennootschap. De bedrijfsvoering van [BV1] was erop gericht biodiesel om te katten, crimineel geld wit te wassen en certificerende/controlerende instanties op te lichten.
[BV2] heeft het omkatten van biodiesel door [BV1] gefaciliteerd door meerdere keren dezelfde
UCO'ste verkopen aan [BV1] , waarbij zij valse
WTNformulieren heeft ondertekend [60] en heeft afgegeven aan [BV1] .
De vennootschappen werden gebruikt om geld weg te sluizen en de herkomst daarvan te verhullen. [Holding1] en [BV5] hebben deelgenomen aan het samenwerkingsverband door het witwassen van gelden. De opbrengst van de omgekatte biodiesel liep via [Holding1] en [Holding1] was een van de belangrijkste financiers van het aangekochte onroerend goed. [61] De bedragen waarmee de onroerende goederen werden aangeschaft zijn voorafgaand aan de onroerend goed transacties op de rekening van [Holding1] gezet om daarmee de betalingen mogelijk te maken. [62]
[Ltd2] heeft deelgenomen aan het samenwerkingsverband via de gepleegde valsheden en de hieronder uiteengezette kickbackconstructies met [BV5] .
Kickbackconstructie tussen [BV5] en [Ltd2]
[medeverdachte2] en [medeverdachte5] hadden een gezamenlijk financieel belang bij het verhandelen van biodiesel tussen [BV1] en [Ltd1] . Zij betaalden via een kickbackconstructie elkaars bedrijven [BV5] en [Ltd2] een
brokerage feeen een
co-brokerage feeover de onderlinge verkopen tussen [Ltd1] en [BV1] , zodanig dat zij beiden persoonlijk evenveel winst overhielden.
In de periode 2015 tot en met 2017 stuurde [BV5] facturen voor
co-brokerage feesaan [Ltd2] , nadat [Ltd2]
brokeragefacturen aan [BV1] had gestuurd met betrekking tot de biodieseldeals tussen [BV1] en [Ltd1] . [BV5] ontving hierdoor een deel van de door [BV1] aan [Ltd2] betaalde
brokerage feeterug. Via deze kickbackconstructie kwam een deel van de winst van [BV1] afkomstig van de omgekatte biodiesel bij [BV5] en haar aandeelhouder [medeverdachte2] terecht.
Doordat [Ltd2]
brokerage feesaan [BV1] factureerde en een deel daarvan doorbetaalde aan [BV5] , evenals [BV1] een vennootschap van [medeverdachte2] , kwam hierdoor een deel van de winst van [BV1] in twee gelijke delen terecht bij de beide dealmakers. [63] [medeverdachte2] heeft ten overstaan van de ILT verklaard dat [BV1] geen werkzaamheden verrichtte voor de aan [Ltd2] gerichte facturen. [64] De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij in opdracht van [medeverdachte2] de facturen voor [BV5] opmaakte en dat hij samen met [medeverdachte3] de boekhouding van [BV5] voerde. Hij heeft met betrekking tot deze constructie verklaard dat door middel van die facturen ‘ontzettend hoge bedragen’ binnenkwamen bij [BV5] . [65]
Conclusie
Gezien het structurele en opzettelijke karakter van de werkwijze van [BV1] en de verbondenheid tussen alle genoemde rechts- en natuurlijke personen, is sprake van een crimineel samenwerkingsverband.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht het hof bewezen dat de verdachte zowel opzet had op deelname aan de organisatie als op het oogmerk daarvan. Immers, gelet op zijn rol binnen [BV1] en zijn handelen zoals hiervoor overwogen, heeft hij op tijdstippen in de tenlastegelegde periode, in 2015 en in de periode van november 2018 tot en met april 2019, een actieve en wezenlijke bijdrage geleverd aan de vervalsingen die binnen [BV1] plaatsvonden en zodoende mede opzet gehad op het oplichten van de controlerende instanties en op het witwassen van de criminele opbrengsten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 april 2019 te Kampen tezamen en in vereniging met anderen een aantal geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
in 2015
- 11 PoS formulieren met als ontvanger [Ltd1] . en
- 10 verkoopfacturen van [BV1] aan [Ltd1] . en
- 41 ( in de administratie van [BV1] opgenomen) inkoopfacturen van [Ltd1] . aan [BV1] en
in 2018
- 4 PoS formulieren met als ontvanger [Ltd1] . en
- 4 verkoopfacturen van [BV1] aan [Ltd1] . en
- 3 PoS formulieren met als ontvanger [Ltd2] en
- 3 verkoopfacturen van [BV1] aan [Ltd2] en
in 2019
- 17 PoS formulieren met als ontvanger [Ltd2] en
- 4 verkoopfacturen van [BV1] aan [Ltd2] ,
valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande die valsheid hierin dat hij en/of zijn mededaders telkens valselijk en in strijd met de waarheid hebben vermeld op die geschriften dat:
- sprake was van leveringen van gecertificeerde duurzaam geproduceerde biodiesel, althans van UCOME EU ISCC, terwijl het in werkelijkheid geen gecertificeerde duurzaam geproduceerde biodiesel, althans UCOME EU ISCC betrof en/of
- de leveringen biodiesel waarop die PoS formulieren en verkoopfacturen betrekking hadden geproduceerd waren door [BV1] op de locatie te Kampen, terwijl die biodiesel daar niet geproduceerd was en/of
- die leveringen biodiesel geproduceerd waren met UCO’s (Used Cooking Oil) van [BV2] , terwijl dat niet zo was en/of
- die PoS formulieren waren opgenomen op een massabalans, terwijl dat niet zo was en
vervolgens die valse/vervalste PoS formulieren en in- en verkoopfacturen hebben opgenomen in de bedrijfsadministratie
en
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 april 2019 te Kampen tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die valse verkoopfacturen en PoS formulieren, zijnde telkens geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij en zijn mededaders telkens wisten dat die geschriften bestemd waren tot gebruik als ware die geschriften echt en onvervalst en bestaande dat gebruik maken hierin dat hij en zijn mededaders voornoemde valse verkoopfacturen en PoS formulieren hebben verstuurd aan [Ltd1] . of [Ltd2] ;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 april 2019 in Nederland en/of elders in Europa heeft deelgenomen aan een organisatie met:
- [medeverdachte2] en/of
- [medeverdachte3] en/of
- [medeverdachte5] en/of
- [medeverdachte1] en/of
- [Holding1] en/of
- [BV1] en/of
- [BV2] en/of
- [BV5] en/of
- [Ltd2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
- plegen van valsheid in geschrift en
- plegen van oplichting en
- witwassen van gelden die uit misdrijf zijn verkregen.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht de verdachte geen gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Hij heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. Het is voor de verdachte nadelig geweest dat de onderzoeken Kleisteen en Fosfor afzonderlijk van elkaar zijn behandeld en artikel 63 Sr is van toepassing. Er is sprake van een tijdsverloop van 5 á 6 jaar en de verdachte heeft zijn leven opnieuw opgebouwd door middel van twee betaalde banen. Hernieuwde detentie dient geen redelijk doel meer. De gevolgen van de vervolging zijn al groot voor hem geweest. De straffen zoals opgelegd door de rechtbank zijn passend. Het hof zou in geval van een andere bewezenverklaring eventueel een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een hogere taakstraf kunnen opleggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte werkte als hoofd administratie bij [BV1] , een bedrijf dat zich bezig hield met de productie en in- en verkoop van biodiesel. In die functie heeft hij zich in 2015 en van eind 2018 tot en met april 2019 schuldig gemaakt aan het samen met anderen vervalsen van inkoopfacturen en valselijk opmaken van verkoopfacturen, duurzaamheidsdocumenten en de bedrijfsadministratie, alsmede aan het gebruik maken van die valse stukken, door deze te verzenden aan afnemers. Mede door zijn toedoen heeft [BV1] structureel afnemers en derden misleid en daar zeer omvangrijke winsten mee gegenereerd. De verdachte was weliswaar uitvoerder van een manier van werken die was bedacht door het management van [BV1] , maar was als hoofd administratie een onmisbare schakel in een crimineel samenwerkingsverband dat voornamelijk gericht was op het omkatten van niet duurzame biodiesel naar duurzaam geproduceerde, wel gecertificeerde biodiesel en het witwassen van de daarmee verkregen opbrengsten.
De verdachte heeft in 2015 (onder meer) 41 inkoopfacturen vervalst en is in datzelfde jaar geconfronteerd met andere strafrechtelijke onderzoeken bij [BV1] (Kleisteen I en II), waarbij onder meer het bedrijfspand van [BV1] is doorzocht en hijzelf (Kleisteen II) en verschillende van zijn collega’s als verdachte zijn aangemerkt. Hij heeft desondanks jaren later wederom misbruik gemaakt van zijn positie als hoofd administratie door die te vervuilen met valselijk opgemaakte documenten, terwijl hij bij uitstek de persoon was die zich binnen [BV1] zou moeten richten op het opmaken en bijhouden van een waarheidsgetrouwe en controleerbare bedrijfsadministratie. De verdachte heeft aldus ook misbruik gemaakt van het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming. Door zijn bijdrage aan het frauduleuze handelen van [BV1] is de controle op naleving van de milieuwetgeving onmogelijk gemaakt, konden grote hoeveelheden niet duurzaam geproduceerde biodiesel voor een hogere prijs als gecertificeerde biodiesel worden verkocht, is de markt voor duurzame biodiesel ernstig verstoord geraakt en is de concurrentie vervalst ten opzichte van bedrijven die zich wel aan de regels hielden. De schade die aan het milieu werd toegebracht, heeft de verdachte er niet van weerhouden zijn strafbare werkzaamheden voort te zetten. De omvang van de fraude is aanzienlijk; [BV1] heeft een bedrag van ongeveer € 110 miljoen verdiend met de verkoop van omgekatte biodiesel.
Het hof komt tot een hogere straf dan door de rechtbank is opgelegd, nu het hof tot een omvangrijkere bewezenverklaring komt. Ten nadele van de verdachte weegt het hof voorts mee dat hij weinig inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen. Hij heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen in de periode van eind 2018 tot en met april 2019 en vooral naar anderen gewezen. Ten slotte weegt mee dat de verdachte in aanzienlijke mate financieel heeft meegeprofiteerd van de fraude, met name door de winstdeling over 2015 ad € 105.000,- die aan hem in januari 2016 is uitgekeerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 februari 2024 is de verdachte (in onderzoek Kleisteen II) op 22 augustus 2019 voor medeplichtigheid aan gewoontewitwassen en – samengevat – valsheid in geschrift gepleegd in 2012 onherroepelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
In de persoonlijke omstandigheden, zoals ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsman en de verdachte naar voren gebracht, en in het tijdsverloop, ziet het hof aanleiding de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die het voorarrest overstijgt. Het hof is van oordeel dat een fors hogere taakstraf dan door de rechtbank is opgelegd en een aanvullende voorwaardelijke gevangenisstraf passend is om de ernst van het bewezenverklaarde tot uiting te brengen. Het hof acht, alles afwegende, in beginsel passend en geboden een gevangenisstraf op te leggen van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 240 uren.
Het hof heeft verder acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. De termijn is aangevangen op 30 april 2019, de rechtbank heeft uitspraak gedaan op 6 december 2021 en het hof wijst heden, op 11 april 2024, arrest. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak dient te zijn afgerond binnen twee jaren per rechterlijke instantie.
In eerste aanleg heeft een overschrijding van de redelijke termijn plaatsgevonden van ruim 7 maanden en in hoger beroep van ongeveer 4 maanden. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de straf, in die zin dat in plaats van een taakstraf van 240 uren, een taakstraf van 220 uren zal worden opgelegd.
Aangezien met betrekking tot het onder feit 1 bewezenverklaarde deels sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 lid 2 Sr, te weten het valselijk opmaken van geschriften enerzijds en het gebruik maken daarvan anderzijds, zal het hof daarvoor één strafbepaling toepassen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 56, 57, 63, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
220 (tweehonderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
110 (honderdtien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. L.F. Roseval en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 april 2024.
Bijlage
Tenlastelegging [verdachte]
Aan de verdachte [verdachte] is ten laste gelegd dat
1. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019 te Kampen en/of Dordrecht en/of elders in Nederland en/of te Groot-Brittannië en/of België en/of elders in Europa, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een (groot) aantal, althans een of meer, geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- 192 Proof of Sustainability formulier(en) (PoS formulieren) en verkoopfacturen (zoals opgenomen in D-1147 en D-1150) en/of bij die Pos formulieren gevoegde Waste of transfer note’s (WTN formulier) en/of Composition data Sheets (CDS formulier) en/of
- 41 ( in de administratie van [BV1] opgenomen) inkoopfacturen van [Ltd1] . aan [BV1] over 2015 (DOC-278)
waaronder,
in het jaar 2015 (zaaksdossier 2015, p. 13):
- 11 althans één of meer PoS formulier(en) met als ontvanger [Ltd1] . (te weten onder meer DOC-379, DOC-190, DOC-192) en/of
- bij die PoS formulier(en) behorende WTN en/of CDS formulier(en) en/of
- 10 althans één of meer verkoopfactu(u)r(en) van [BV1] aan [Ltd1] .,
(te weten onder meer DOC-189/696, DOC-187, DOC-404) en/of
- 41 althans één of meer (DOC-278) (in de administratie van [BV1] opgenomen) inkoopfacturen van [Ltd1] . aan [BV1] , (te weten onder meer DOC- 403, DOC-156, DOC-186);
en/of
in het jaar 2016 (zaaksdossier 2016, p. 10):
- 9 althans één of meer PoS formulier(en) met als ontvanger [Ltd1] . (te weten onder meer DOC-711 (20160018), DOC-712 (20160032), DOC-714 (20160204)) en/of
- bij die PoS formulier(en) behorende WTN en/of CDS formulier(en) en/of
- 9 althans één of meer verkoopfactu(u)r(en) van [BV1] aan [Ltd1] .
(te weten onder meer DOC-829/697, DOC-835/701, DOC 841/704)
en/of
in het jaar 2017 (zaaksdossier 2017, p. 9):
- 9 althans één of meer PoS formulier(en) met als ontvanger [Ltd1] ., (te weten onder meer DOC-751 (20170053), DOC-741 (20170165), DOC-741 (20170171)) en/of
- 9 althans één of meer verkoopfactu(u)r(en) van [BV1] aan [Ltd1] .
(te weten onder meer DOC-749/760 (20170053), DOC-738 (20170165), DOC-738 (20170171))
en/of
in het jaar 2018 (zaaksdossier 2018, p. 10):
- 10 althans één of meer PoS formulier(en) met als ontvanger [Ltd1] . (te weten onder meer DOC-607/3, DOC-586/02, DOC-589/02) en/of
- 9 althans één of meer verkoopfactu(u)r(en) van [BV1] aan [Ltd1] .
(te weten onder meer DOC-598, DOC-586, DOC-589) en/of
- 3 althans één of meer PoS formulier(en) met als ontvanger [Ltd2] (DOC 622/4, DOC-622/5, DOC-622/6) en/of
- 3 althans één of meer verkoopfactu(u)r(en) van [BV1] aan [Ltd2] , waaronder in elk geval 3 (DOC-621/1, DOC-621/2, DOC-621/3)
en/of
in het jaar 2019 (zaaksdossier 2019 p. 9):
- 17 althans één of meer PoS formulier(en) met als ontvanger [Ltd2] (te weten onder meer DOC-923/010, DOC-1120/4) en/of
- 4 althans één of meer verkoopfactu(u)r(en) van [BV1] aan [Ltd2]
(te weten onder meer DOC-934/1, DOC-559/01)
en/of
- ( over de jaren 2015 tot en met 2019) (een deel van) de bedrijfsadministratie van [BV1] , zijnde een samenstel van geschriften,
valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst of heeft doen opmaken of heeft doen vervalsen, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande die valsheid hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid heeft/hebben vermeld op die/dat geschrift(en) dat:
- sprake was van (een) levering(en) van (gecertificeerd) duurzaam geproduceerde biodiesel, althans van UCOME (EU) (ISCC), terwijl het in werkelijkheid geen (gecertificeerd) duurzaam geproduceerde biodiesel, althans UCOME (EU) (ISCC) betrof en/of
- de levering(en) biodiesel waarop dat/die PoS en/of WTN en/of CDS formulier(en) en/of in- en verkoopfactu(u)r(en) betrekking had(den) geproduceerd was/waren door [BV1] op de locatie te Kampen, terwijl die biodiesel daar niet geproduceerd was en/of
- dat die levering(en) biodiesel geproduceerd was/waren met UCO’s (Used Cooking Oil) van [BV2] , terwijl dat niet zo was en/of
- op dat/die PoS formulier(en) aangekruist dat dat/die PoS formulier(en) was/waren opgenomen op een massabalans, terwijl dat niet zo was en/of
- ( vervolgens) die/een valse/vervalste PoS en/of WTN en/of CDS formulier(en) en/of die in- en verkoopfactu(u)r(en) heeft/hebben opgenomen in die bedrijfsadministratie
en/of
heeft hij, verdachte, toen en aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik gemaakt van en/of afgeleverd en/of voorhanden gehad die valse en/of vervalste in- en verkoopfactu(u)r(en) en/of PoS formulier(en) en/of WTN formulier(en) en/of CDS formulier(en), zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst en bestaande dat gebruik maken en/of afleveren en/of voorhanden hebben hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemd(e) valse en/of vervalste in- en verkoopfactu(u)r(en) en/of PoS formulier(en) en/of WTN formulier(en) en/of CDS formulier(en) heeft/hebben verstuurd aan [Ltd1] . en/of [Ltd2] en/of heeft/hebben opgenomen in de administratie van [BV1] ;
1. subsidiair
[BV1] , en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte1] en/of [medeverdachte3] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019 te Kampen en/of Dordrecht en/of elders in Nederland en/of te Groot-Brittannië en/of België en/of elders in Europa, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een (groot) aantal, althans een of meer, geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- 192 Proof of Sustainability formulier(en) (PoS formulieren) en verkoopfacturen (zoals opgenomen in D-1147 en D-1150) en/of bij die Pos formulieren gevoegde Waste of transfer note’s (WTN formulier) en/of Composition data Sheets (CDS formulier) en/of
- 41 ( in de administratie van [BV1] opgenomen) inkoopfacturen van [Ltd1] . aan [BV1] over 2015 (DOC-278)
waaronder,
in het jaar 2015 (zaaksdossier 2015, p. 13):
- 11 althans één of meer PoS formulier(en) met als ontvanger [Ltd1] . (te weten onder meer DOC-379, DOC-190, DOC-192) en/of
- bij die PoS formulier(en) behorende WTN en/of CDS formulier(en) en/of
- 10 althans één of meer verkoopfactu(u)r(en) van [BV1] aan [Ltd1] .,
(te weten onder meer DOC-189/696, DOC-187, DOC-404) en/of
- 41 althans één of meer (DOC-278) (in de administratie van [BV1] opgenomen) inkoopfacturen van [Ltd1] . aan [BV1] , (te weten onder meer DOC- 403, DOC-156, DOC-186);
en/of
in het jaar 2016 (zaaksdossier 2016, p. 10):
- 9 althans één of meer PoS formulier(en) met als ontvanger [Ltd1] . (te weten onder meer DOC-711 (20160018), DOC-712 (20160032), DOC-714 (20160204)) en/of
- bij die PoS formulier(en) behorende WTN en/of CDS formulier(en) en/of
- 9 althans één of meer verkoopfactu(u)r(en) van [BV1] aan [Ltd1] .
(te weten onder meer DOC-829/697, DOC-835/701, DOC 841/704)
en/of
in het jaar 2017 (zaaksdossier 2017, p. 9):
- 9 althans één of meer PoS formulier(en) met als ontvanger [Ltd1] ., (te weten onder meer DOC-751 (20170053), DOC-741 (20170165), DOC-741 (20170171)) en/of
- 9 althans één of meer verkoopfactu(u)r(en) van [BV1] aan [Ltd1] .
(te weten onder meer DOC-749/760 (20170053), DOC-738 (20170165), DOC-738 (20170171))
en/of
in het jaar 2018 (zaaksdossier 2018, p. 10):
- 10 althans één of meer PoS formulier(en) met als ontvanger [Ltd1] . (te weten onder meer DOC-607/3, DOC-586/02, DOC-589/02) en/of
- 9 althans één of meer verkoopfactu(u)r(en) van [BV1] aan [Ltd1] .
(te weten onder meer DOC-598, DOC-586, DOC-589) en/of
- 3 althans één of meer PoS formulier(en) met als ontvanger [Ltd2] (DOC 622/4, DOC-622/5, DOC-622/6) en/of
- 3 althans één of meer verkoopfactu(u)r(en) van [BV1] aan [Ltd2] , waaronder in elk geval 3 (DOC-621/1, DOC-621/2, DOC-621/3)
en/of
in het jaar 2019 (zaaksdossier 2019 p. 9):
- 17 althans één of meer PoS formulier(en) met als ontvanger [Ltd2] (te weten onder meer DOC-923/010, DOC-1120/4) en/of
- 4 althans één of meer verkoopfactu(u)r(en) van [BV1] aan [Ltd2]
(te weten onder meer DOC-934/1, DOC-559/01)
en/of
- ( over de jaren 2015 tot en met 2019) (een deel van) de bedrijfsadministratie van [BV1] , zijnde een samenstel van geschriften,
valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst of heeft doen opmaken of heeft doen vervalsen, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande die valsheid hierin dat [BV1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte1] en/of [medeverdachte3] en/of zijn/haar/hun mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid heeft/hebben vermeld op die/dat geschrift(en) dat:
- sprake was van (een) levering(en) van (gecertificeerd) duurzaam geproduceerde biodiesel, althans van UCOME (EU) (ISCC), terwijl het in werkelijkheid geen (gecertificeerd) duurzaam geproduceerde biodiesel, althans UCOME (EU) (ISCC) betrof en/of
- de levering(en) biodiesel waarop dat/die PoS en/of WTN en/of CDS formulier(en) en/of in- en verkoopfactu(u)r(en) betrekking had(den) geproduceerd was/waren door [BV1] op de locatie te Kampen, terwijl die biodiesel daar niet geproduceerd was en/of
- dat die levering(en) biodiesel geproduceerd was/waren met UCO’s (Used Cooking Oil) van [BV2] , terwijl dat niet zo was en/of
- op dat/die PoS formulier(en) aangekruist dat dat/die PoS formulier(en) was/waren opgenomen op een massabalans, terwijl dat niet zo was en/of
- ( vervolgens) die/een valse/vervalste PoS en/of WTN en/of CDS formulier(en) en/of die in- en verkoopfactu(u)r(en) heeft/hebben opgenomen in die bedrijfsadministratie
en/of
heeft/hebben [BV1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte1] en/of [medeverdachte3] ,
toen en aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik gemaakt van en/of afgeleverd en/of voorhanden gehad die valse en/of vervalste in- en verkoopfactu(u)r(en) en/of PoS formulier(en) en/of WTN formulier(en) en/of CDS formulier(en), zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
terwijl [BV1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte1] en/of [medeverdachte3] en/of zijn/haar/hun mededader(s) (telkens) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst en bestaande dat gebruik maken en/of afleveren en/of voorhanden hebben hierin dat [BV1] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte1] en/of [medeverdachte3] en/of zijn/haar/hun mededader(s) voornoemd(e) valse en/of vervalste in- en verkoopfactu(u)r(en) en/of PoS formulier(en) en/of WTN formulier(en) en/of CDS formulier(en) heeft/hebben verstuurd aan [Ltd1] . en/of [Ltd2] en/of heeft/hebben opgenomen in de administratie van [BV1] ,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest, door toen en aldaar, (onder meer)
- valse en/of vervalste facturen op te (laten) maken en/of
- valse en/of vervalste facturen te versturen, en/of goed te keuren en/of op te nemen in de boekhouding en/of bedrijfsadministratie
althans, is hij op enigerlei (andere) wijze, opzettelijk behulpzaam geweest en/of heeft hij op enigerlei (andere) wijze opzettelijk gelegenheid gegeven en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) verschaft;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 30 april 2019 te Kampen en/of Dordrecht en/of elders in Nederland en/of te Groot-Brittannië en/of België en/of elders in Europa heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten met onder andere:
- [medeverdachte2] en/of
- [medeverdachte3] en/of
- [medeverdachte5] en/of
- [medeverdachte1] en/of
- [Holding1] en/of
- [BV1] en/of
- [BV2] B.V en/of
- [BV5] en/of
- [Ltd2] Trading Ltd,
welke organisatie (telkens) tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) plegen van valsheid in geschrifte (artikel 225
Wetboek van Strafrecht) en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) plegen van oplichting (artikel 326 Wetboek van
Strafrecht) en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) witwassen van gelden en/of goederen die uit
misdrijf zijn verkregen (artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht).

Voetnoten

1.Bij de verwijzing naar bewijsmiddelen uit het dossier van de ILT/Inlichtingen en Opsporingsdienst Inspectie Leefomgeving en Transport met nummer 201705048ZK gaat het om processen-verbaal, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (AMB-, V- en G-), dan wel om geschriften (Doc). Alle overige bewijsmiddelen zijn - voor zover niet benoemd als proces-verbaal - geschriften. De geschriften zijn gebezigd in samenhang met de overige bewijsmiddelen.
2.Vertaald: Hernieuwbare Energie Richtlijn, van het Europees Parlement en van de Europese Raad van 23 april 2009 omtrent het bevorderen van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.
3.De Richtlijn is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd via de Wet milieubeheer (Wm) en de daaronder vallende besluiten en regelingen. Dit betreffen het Besluit hernieuwbare energie vervoer (Bhev) en de Regeling hernieuwbare energie vervoer (Rhev). Met ingang van 1 januari 2015 zijn het Bhev en de Rhev vervangen door het Besluit hernieuwbare energie vervoer 2015 (Bhev 2015) en de Regeling hernieuwbare energie vervoer 2015 (Rhev 2015). Met ingang van 1 januari 2018 zijn het Bhev2015 en het Rhev2015 vervangen door het Besluit energie vervoer en de Regeling energie vervoer.
4.Een document waarin de samenstelling van de partij biodiesel nader wordt gespecificeerd.
5.Een document dat dient als bewijs voor de overdracht van het afval.
6.Processen-verbaal zaaksdossiers 2015 tot en met 2019, p. 4 003, 4 022, 4 041, 4 071, 4 101 en 4 136.
7.AMB-088, p. 6 021, 6 026, 6 027 en 6 029.
8.AMB-143, p. 6 222 en 6 223; proces-verbaal zaaksdossier criminele organisatie, p. 4 153, 4 171, 4 174, 4 177 en 4 179; Doc-077, p. 10 188 en 10 189; Doc-078, p. 10 195 en 10 196; Doc-079, p. 10 209; Doc-642, p. 16 490.
9.AMB-089, p. 6 054; proces-verbaal zaaksdossier criminele organisatie, p. 4 153 en 4 155.
10.AMB-001 en AMB-002, p. 5 011-5 030.
11.Fatty Acid Methyl Esters oftewel Methylvetzuren (biodiesel) die niet volgens de Renewable Energy Directive (RED) geproduceerd zijn, oftewel die niet voldoen aan de duurzaamheidseisen voor tweede generatie biodiesel en dus geclassificeerd moeten worden als eerste generatie biodiesel (veelal geproduceerd uit voedsel gerelateerde bronnen).
12.Used Cooking Oil Methyl Esters, methylvetzuren die afkomstig zijn uit Used Cooking Oils (UCO's), oftewel geclassificeerd kunnen worden als tweede generatie biodiesel (geproduceerd uit niet-voedsel gerelateerde bronnen).
13.Proces-verbaal zaaksdossier 2019, p. 4 133 en 4 134.
14.AMB-101, p. 6 093.
15.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd op 12 maart 2024 en V03-009, p. 7 084.
16.AMB-027, p. 5 132 – 5 136.
17.AMB-072 p. 5 369 – 5 374; Doc-277, p. 12 448 – 12 547.
18.Doc-123, p. 11 060 – 11 115.
19.Doc-696, p 17 461, Doc-187, p 12 182, Doc-188, p. 12 138, Doc-404, p. 14 132, Doc-158, p. 11 465, Doc-159, p. 11 469, Doc-160, p. 12 010, Doc-161 p. 12 014, Doc-442, p. 14 278 en Doc-451, p. 14 320.
20.Doc-379, p 14 065, Doc-190, p. 12 185, Doc-191, p. 12 186, Doc-192, p. 12 187, Doc-442, p. 14 281, Doc-452, p. 14 326, Doc-162/2 p. 12 017, Doc-162/3 p. 12 018, Doc-163/2 p. 12 024, Doc-163/3 p. 12 025 en Doc-163/4 p. 12 026.
21.Proces-verbaal zaaksdossier 2015, p 4 006 – p 4 015.
22.V03-009, p. 7 084 en het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 27 september 2021, p. 7 en 54.
23.AMB-227, p. 6387-6 388.
24.Doc-404, p 14 132.
25.AMB-034, p. 5 166- 5 167, en bijvoorbeeld Doc-158, p. 11 462, Doc-160, p 12 007, Doc-441, p 14 275 en Doc-1075, p 22 452.
26.Doc-1074, p 22 449 - 22 451.
27.Proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 5 oktober 2021, p. 40.
28.V04-004, p. 03 063; V04-007, p. 03 086.
29.Proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 27 september 2021, p. 7 en 8.
30.V04-004, p. 03 064.
31.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 12 maart 2024 afgelegd.
32.AMB-137, p. 6 203.
33.Proces-verbaal zaaksdossier 2018, p. 4 105-p.4 107; Doc-586, -587, -588 en -589, p. 16 149 – 16 164.
34.Proces-verbaal aanvullend zaaksdossier 2018, p 4 119- 4 120.
35.Doc-621/1, Doc-621/2 en Doc 621/3, p. 16 311 – 16 313.
36.Doc-622/4, p 16 317, Doc-622/5, p 16 318, Doc-622/6, p 16 319.
37.Proces-verbaal zaaksdossier 2018, p. 4 105; Doc-612, p. 16 250 en 16 251; Doc-616, -617, -618, -619, -620, -621 en -622, p. 16 259 – 16 319.
38.AMB-154, p. 6 254, Doc-621/1, Doc-621/2 en Doc-621/3, p. 16 311- 16 313 en Doc-545, p 15 472.
39.AMB-157, p. 6 262 en 6 263; Doc-720 en -721, p. 18 011 – 18 031.
40.AMB-228, p. 6 389 – 6 392.
41.Doc-616, p. 16 259.
42.Doc-662, p. 17 071.
43.AMB-147, p. 6 232; Doc-662, p. 17 071.
44.Proces-verbaal van zaaksdossier 2019, p. 4 137 – 4 139; AMB-231, p. 6 401 – 6 408.
45.AMB-231, p. 6 402 en 6 403; Doc-917, p. 20 353 en 20 355.
46.AMB-231, p. 6 404; Doc-918, p. 20 358.
47.Doc-934, p. 20 590 – 20 592.
48.Doc-545, p 15 472.
49.Doc-922, p. 20 405.
50.Doc-923, p. 20 423, 20 424 en 20 428; Doc-924, p. 20 432; Doc-925, p. 20 435, 20 437, 20 439, 20 441, 20 443, 20 445 en 20 447.
51.Doc-722, p. 18 032.
52.Proces-verbaal zaakdossier 2019, p. 4 138 en p. 4 139; Doc-559, p. 16 047 en 16 048; Doc-1120, p. 22 563 – 22 568.
54.AMB-138, , p. 6 206 en 6 207, Doc-719, p. 18 007 e.v., V04-007, p. 03 090.
55.Proces-verbaal zaaksdossier criminele organisatie, p. 4 160 e.v.
56.V04-006, p. 03 079, 03 080 ; V04-007, p. 03 089, 03, 090.
57.AMB-304, p. 24 297 e.v.
58.AMB-305, p. 24 315 e.v.
59.AMB-312 p. 24 355 e.v. AMB-317, AMB-249, p. 24 021.
60.Doc-405, p. 14 133.
61.AMB-312, p. 24 350 e.v. en p. 24 356.
62.Doc-1489, p. 29 101; Grootboekrekening [Holding1] : totaaloverzicht 2015-30 april 2019.
63.AMB-039, p. 5 197-5 199; AMB-044, p. 5 223 e.v.; AMB-045, p. 5 231 e.v.; AMB-171, p. 6 314; proces-verbaal zaakdossier criminele organisatie, p. 4 157; Doc-354, p. 13 452-13 453.
64.Doc-246, p. 12 369 e.v.; Doc-247, p. 12 380.
65.Proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 28 september 2021, p. 21.