ECLI:NL:GHAMS:2024:893

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
23-003147-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak mishandeling en veroordeling tot taakstraf wegens vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2007, was eerder veroordeeld voor mishandeling van een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) en vernieling van diens eigendom. De tenlastelegging omvatte mishandeling van de BOA op 14 februari 2023 te Hoofddorp, waarbij de verdachte zou hebben geslagen en geschopt. Daarnaast werd hem verweten opzettelijk en wederrechtelijk een ketting van de BOA te hebben vernield.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 maart 2024 heeft de verdachte zijn ontkenning van de mishandeling herhaald. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de aangever, die lijnrecht tegenover elkaar stonden, zorgvuldig gewogen. Ondanks de aangifte en ondersteunende foto’s, concludeerde het hof dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te achten aan de mishandeling. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van het eerste tenlastegelegde feit.

Het hof achtte echter wel bewezen dat de verdachte de ketting van de BOA had vernield. De verdachte had zich recalcitrant gedragen en de ketting tijdens een schermutseling kapotgetrokken. Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden, legde het hof een taakstraf op van 10 uren en 5 dagen jeugddetentie. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de mishandeling die de schade zou hebben veroorzaakt. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003147-23
datum uitspraak: 11 april 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 november 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-045624-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een ambtenaar, [benadeelde] (Buitengewoon Opsporingsambetenaar binnen gemeente Haarlemmermeer), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door:
- die [benadeelde] één of meerdere malen te slaan tegen het hoofd, althans het lichaam, en/of
- die [benadeelde] één of meerdere malen te schoppen tegen de knie, althans het lichaam;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk en wederrechtelijk de ketting en/of koord, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] en/of gemeente Haarlemmermeer, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kinderrechter.

Vrijspraak

Volgens de aangifte zou de verdachte op 14 februari 2023 de aangever [benadeelde] tijdens zijn werkzaamheden als buitengewoon opsporingsambtenaar hebben mishandeld door hem te schoppen en te slaan. In het dossier bevinden zich foto’s van de aangever waarop een verdikking op diens bovenlip is te zien en, gelet op de toelichting van de politie, zou ook een rode verkleuring op de knie te zien zijn.
De verdachte heeft steeds, consequent, ontkend dat hij de aangever heeft geslagen of geschopt.
De verklaringen van de verdachte en de aangever staan gelet op het voorgaande lijnrecht tegenover elkaar. Hoewel er meerdere collega’s van de aangever ter plaatse waren, hebben deze collega’s niet daadwerkelijk waargenomen dat de aangever is geraakt door de verdachte. Geen van de collega’s heeft de verdachte zien schoppen en voor zover zij de verdachte slaande bewegingen hebben zien maken, is niet duidelijk of de aangever door die bewegingen is geraakt. Daar komt bij dat uit de bevindingen van buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant] naar voren komt dat er naast de verdachte nog een tweede persoon betrokken was bij de schermutseling, die door de aangever “op afstand moest worden gehouden”.
Juist in zaken als deze komt het voor de vraag of er sprake is van wettig en overtuigend bewijs ten laste van een verdachte aan op de vraag in hoeverre er sprake is van overtuigend steunbewijs voor de gedane aangifte ten laste van een verdachte. En daaraan ontbreekt het hier naar het oordeel van het hof.
Gelet op het voorgaande biedt het dossier onvoldoende steun aan de aangifte om overtuigend bewezen te achten dat de verdachte de ten laste gelegde mishandeling heeft begaan, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 14 februari 2023 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk de ketting, die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, subsidiair 10 (tien) dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de vernieling van de halsketting van een buitengewoon opsporingsambtenaar. De verdachte heeft zich vervelend en recalcitrant gedragen toen hem werd gevraagd om zijn ID-bewijs te tonen, waarbij hij de ketting tijdens een schermutseling kapot heeft getrokken. De verdachte heeft hiermee geen respect getoond voor het eigendom van de opsporingsambtenaar, die enkel zijn werk uitvoerde. Het hof rekent de verdachte deze vernieling en dit gedrag aan.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 maart 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.135,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 685,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, met een aanvullend verzoek om vergoeding van de in 2024 gemaakte kosten voor psychische hulp (eigen risico) in het kader van de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
10 (tien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
5 (vijf) dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 april 2024.
=========================================================================
[…]