Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
19 december 2019 als erfgrens is uitgemeten.
4.Beoordeling
II. dat de garage van [appellant] de erfgrens aangeeft met de weg, en
27 april 2005 van perceel 4100 van Duet aan [appellant] (en diens echtgenote) en de aan de akte gehechte tekening. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de tekening – die alleen in zwart/wit is overgelegd en hiervoor onder 3.1 is opgenomen – met [appellant] besproken. Volgens [appellant] zou het wel kunnen kloppen dat de dikke lijnen met daarnaast de bolletjes de rode omlijning betreft die in de akte wordt genoemd. Het hof gaat daar dan ook vanuit. Op de tekening is het pad ingetekend. Het pad valt
buitende rode omlijning. Het hof trekt daaruit de conclusie dat het pad dus niet is geleverd aan [appellant] . Indien het pad wél tot het verkochte zou behoren, zou de dikke lijn met daarnaast de bolletjes voorbij het pad moeten hebben gelegen. Ook zou dan een doorgetrokken lijn zichtbaar moeten zijn geweest op de tekening tussen het perceel van [appellant] en het perceel van (thans) [naam 4] ter hoogte van het achtererf van (thans) [geïntimeerde] en het einde van het pad. Met andere woorden: het achtererf van [geïntimeerde] zou dan op die tekening afgesloten moeten zijn met een doorgetrokken lijn en geen opening moeten hebben ter hoogte van het pad naar de [straatnaam 1] .
grief 3 van [geïntimeerde] in het incidenteel hoger beroep volgt dat de onderhavige grieven van [appellant] bij gebrek aan belang geen bespreking behoeven. Vastgesteld is immers dat [appellant] geen eigenaar is van het pad, zodat een erfdienstbaarheid van weg met betrekking tot het pad ten laste van [appellant] niet aan de orde is. [appellant] is niet gerechtigd het pad af te sluiten met betonblokken en kettingen, zodat de veroordeling van [appellant] om de betonblokken en kettingen op het pad te verwijderen en het pad vrij te houden in hoger beroep in stand moet blijven. De grieven van [appellant] falen dan ook.