ECLI:NL:GHAMS:2024:735

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
23-000768-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling in strafzaken met betrekking tot diefstal, schuldheling en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak, op basis van artikel 404 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering.

De zaak betreft drie tenlasteleggingen: feit 1, diefstal door middel van braak, feit 2, schuldheling, en feit 3, mishandeling. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal, maar heeft hem wel veroordeeld voor schuldheling en mishandeling. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verwerven en voorhanden hebben van gestolen goederen, en heeft een slachtoffer meerdere malen mishandeld.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist. Het hof heeft de straf verlaagd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte is vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000768-21
datum uitspraak: 20 maart 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-032820-21 en 13-025843-21 en 13-055904-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1973,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 maart 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 13-055904-21 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is dan ook mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte om die reden niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
Zaak 1 met parketnummer 13-032820-21:
primair
hij op of omstreeks 2 februari 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres02] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen:
- twee, althans een, saxofoon(s) en/of
- een Philips tv en/of
- een Sakai Cassette speler en/of
- twee, althans een, Alcatel telefoon(s) en/of
een Alcatel oplader en/of
- een Asus laptop en/of
- een Polaroid koptelefoon en/of
- een Grunding wireless koptelefoon en/of
- een (zilveren) doos met cassettebandjes en/of
- een harddisk van het merk Western Digital en/of
- een zaklamp en/of
- twee kappersscharen en/of
- een fles jenever en/of een fles cola en/of
- een of meerdere andere (waardevolle) goederen, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde01] , terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 2 februari 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- twee, althans een, saxofoon(s) en/of
- een Philips tv en/of
- een Sakai Cassette speler en/of
- twee, althans een, Alcatel telefoon(s) en/of een Alcatel oplader en/of een Asus laptop en/of
- een Polaroid koptelefoon en/of
- een Grunding wireless koptelefoon en/of
- een (zilveren) doos met cassettebandjes en/of
- een harddisk van het merk Western Digital en/of
- een zaklamp en/of
- twee kappersscharen en/of
- een fles jenever en/of een fles cola en/of
- een of meerdere andere (waardevolle) goederen, althans (een) goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Zaak 3 met parketnummer 13-025843-21:
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van op of omstreeks 16 oktober 2020 tot en met 22 oktober 2020 te Amsterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door haar: een of meerdere malen bij haar hoofd vast te pakken en deze hard te draaien en/of meerdere malen (met een voorwerp) te slaan/stompen op haar gezicht, hoofd en/of lichaam;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering en omdat het hof tot andere beslissingen dan de politierechter komt.

Vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 13-032820-21 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Weliswaar is de aanwezigheid van de gestolen goederen, kort na de diefstal, in de woning waarin de verdachte verbleef en deels zelfs in zijn jaszak, voor hem zeer belastend. Maar aangezien ook anderen tegelijk met de verdachte in die woning verbleven, en de verdachte voor de aanwezigheid van de goederen in zijn jaszak een andere niet onaannemelijke verklaring heeft gegeven, kan het hof uit het voorhanden bewijsmateriaal niet met de voor een bewezenverklaring benodigde mate van zekerheid vaststellen wat de rol van de verdachte met betrekking tot de inbraak is geweest.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-032820-21 subsidiair en in de zaak met parketnummer 13-025843-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak 1 met parketnummer 13-032820-21:
hij op 2 februari 2021 te Amsterdam twee Alcatel telefoons en een zaklamp, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Zaak 3 met parketnummer 13-025843-21:
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van op of omstreeks 16 oktober 2020 tot en met 22 oktober 2020 te Amsterdam [slachtoffer01] heeft mishandeld door haar: een of meerdere malen bij haar hoofd vast te pakken en deze hard te draaien en te slaan/stompen op haar gezicht, hoofd en lichaam;
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-032820-21 subsidiair en in de zaak met parketnummer 13-025843-21 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak 1 met parketnummer 13-032820-21 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
schuldheling.
Het in zaak 3 met parketnummer 13-025843-21 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 1 maand voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft de politierechter als bijzondere voorwaarde gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, zo vaak en zo lang de instelling dat noodzakelijk acht.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder zaak 1 primair tenlastegelegde en onder zaak 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek en een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, zo vaak en zo lang de instelling dat noodzakelijk acht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof, in geval van een strafoplegging, verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aan de verdachte een straf op te leggen die geen (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich brengt. Ten slotte heeft de raadsman betoogd dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof komt ten aanzien van zaak 1 tot bewezenverklaring van een minder ernstig feit dan door de politierechter is bewezenverklaard. Daarom komt het hof tot een lagere straf.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verwerven en het voorhanden hebben van twee telefoons en een zaklamp, terwijl hij op het moment van verwerven en voorhanden hebben redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen van diefstal afkomstig waren. Door goederen te helen heeft de verdachte andere misdrijven ondersteund en deze daarmee begunstigd. Helingshandelingen als deze werken misdrijven als diefstal in de hand of houden deze in stand. Verder heeft de verdachte met zijn handelen ervan blijk gegeven zich niet te bekommeren om de eigendomsrechten van anderen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 23 februari 2024, waaruit blijkt dat het niet de eerste keer is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een vermogensdelict.
Daarnaast heeft de verdachte zich ten aanzien van zaak 3 schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer meerdere malen te slaan en te stompen tegen haar hoofd en lichaam. De verdachte heeft met deze geweldsuitbarsting fors inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en een voor haar angstige situatie in het leven geroepen.
Met betrekking tot het beroep op de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM overweegt het hof het volgende. De rechtbank heeft op 17 maart 2021 vonnis gewezen. Namens de verdachte is op 25 maart 2021 hoger beroep ingesteld. Het hof doet heden uitspraak, zodat de redelijke termijn in de fase van het hoger beroep is overschreden met ongeveer 12 maanden. Het hof ziet daarin aanleiding om de op te leggen taakstraf met tien uren te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]

De benadeelde partij heeft zich in zaak 1 met parketnummer 13-032820-21 in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.850,00 ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00 te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding. De verdachte is ten aanzien van het onder zaak 1 primair tenlastegelegde feit, waarop de vordering betrekking heeft, vrijgesproken. De verdachte heeft de onder zaak 1 subsidiair tenlastegelegde schuldheling begaan, op de wijze als hiervoor omschreven. Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het onder zaak 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in zijn vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 300 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-055904-21 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-032820-21 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-032820-21 subsidiair en in de zaak met parketnummer 13-025843-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-032820-21 subsidiair en in de zaak met parketnummer 13-025843-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
110 (honderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde01] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. N. van der Wijngaart en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 maart 2024.
=========================================================================
[…]
[…]