Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het verdere geding in hoger beroep
3.Feiten
4.De klacht
5.Beoordeling
Gaarne verneem ik de antecedenten van de deurwaarder tegen wie mijn klacht zich moet richten.” Als reactie op de mail van klaagster heeft een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor in een mail van 21 januari 2020 verwezen naar de vermelding in het exploot van 15 januari 2020 van de naam van de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft overbetekend.
Bovendien blijkt uit de ontvangen processtukken dat uw inkomen aanzienlijk hoger ligt dan de beslagvrije voet. (…)”.
Tot slot delen wij uw mening dat het vakantiegeld in mei niet ingehouden hoeft te worden omdat er sprake is van een berekening inclusief vakantiegeld.” De gerechtsdeurwaarder heeft hierover in zijn verweer aangevoerd dat dit een ongelukkige wijze van uitdrukken is geweest. De medewerker probeerde duidelijk te maken dat het jaarlijks uitgekeerde vakantiegeld niet onder het beslag valt als met het vakantiegeld gedurende het jaar al rekening is gehouden bij het bepalen van de maandelijkse afdracht, maar die situatie doet zich niet voor als de uitkering door de SVB wordt gedaan. De advocaat van klaagster heeft in reactie op de hiervoor genoemde e-mail op 1 mei 2020 aan de gerechtsdeurwaarder verzocht de SVB te berichten dat het vakantiegeld in mei niet ingehouden hoefde te worden en dat het vakantiegeld aan klaagster kon worden uitgekeerd.
Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof). Nu het hoger beroep van klaagster leidt tot oplegging van een maatregel, ziet het hof – overeenkomstig de uitgangspunten – aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de volgende kosten in hoger beroep waarbij wegingsfactor 1 wordt gehanteerd op de onder b genoemde post: