ECLI:NL:GHAMS:2023:2135

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
200.320.756/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarders inzake weigering naam verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder te noemen en vermeende onwaarheden in officiële stukken

In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen vier gerechtsdeurwaarders, waarbij zij hen verwijt dat zij hebben geweigerd de naam van de verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder(s) te noemen. De klacht is gericht tegen de gerechtsdeurwaarders die exploten aan haar hebben betekend en derdenbeslag hebben gelegd. Het hof heeft op 1 augustus 2023 een tussenbeslissing genomen, waarbij het de klacht tegen gerechtsdeurwaarders 1 tot en met 4 ongegrond heeft verklaard. Gerechtsdeurwaarder 5 is door de kamer niet als beklaagde, maar als gemachtigde aangemerkt. Klaagster heeft op 30 december 2022 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders van 9 december 2022. De zaak is behandeld op 22 juni 2023, waarbij klaagster niet aanwezig was, maar haar echtgenoot en gemachtigde wel. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beslissing van de kamer, waartegen geen bezwaar is gemaakt. De gerechtsdeurwaarders zijn verbonden aan een gerechtsdeurwaarderskantoor en hebben verschillende exploten betekend. Klaagster heeft meerdere klachtonderdelen ingediend, waaronder het opzettelijk vermelden van onwaarheden in officiële stukken en het nalaten om de beslagvrije voet aan te passen. Het hof heeft geconcludeerd dat de klachtonderdelen a en c tot en met j betrekking hebben op de kantoororganisatie van gerechtsdeurwaarder 5, die in de gelegenheid wordt gesteld om een verweerschrift in te dienen. De mondelinge behandeling is gepland op 26 oktober 2023.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.320.756/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/702980 DW RK 21/235
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 1 augustus 2023
inzake
[appellante] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
gemachtigde: [gemachtigde 1] ,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[geïntimeerde 2],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats 2] ,
3.
mr. [geïntimeerde 3],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats 2] ,
4.
[geïntimeerde 4],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats 2] ,
5.
[geïntimeerde 5],
gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats 2] ,
geïntimeerden,
gemachtigde: [gemachtigde 2] .
Partijen worden hierna klaagster en de gerechtsdeurwaarders (afzonderlijk: gerechtsdeurwaarder 1, gerechtsdeurwaarder 2, gerechtsdeurwaarder 3, gerechtsdeurwaarder 4 en gerechtsdeurwaarder 5) genoemd.

1.De zaak in het kort

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders onder meer dat zij hebben geweigerd de naam van de verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder(s) te noemen tegen wie zij haar klachten zou moeten richten. Klaagster heeft haar klacht gericht tegen de gerechtsdeurwaarders die exploten aan haar hebben betekend en derdenbeslag hebben gelegd. Het hof neemt een tussenbeslissing.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klaagster heeft op 30 december 2022 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de, aan deze beslissing gehechte, beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 9 december 2022.
2.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 24 februari 2023 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 juni 2023. Namens klaagster is haar echtgenoot en tevens haar gemachtigde, [gemachtigde 1] , verschenen. Namens de gerechtsdeurwaarders is [gemachtigde 2] verschenen. Zij hebben beiden het woord gevoerd. Klaagster is niet verschenen.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan komen de feiten neer op het volgende:
3.1.
De gerechtsdeurwaarders zijn verbonden aan het gerechtsdeurwaarderskantoor [bedrijf] te [plaats] (hierna: het gerechtsdeurwaarderskantoor).
3.2.
Bij exploot van 29 oktober 2018 heeft gerechtsdeurwaarder 1 klaagster gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter.
3.3.
Bij vonnis van de kantonrechter van 25 september 2019 is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.
3.4.
Bij exploot van 11 november 2019 heeft gerechtsdeurwaarder 2 het vonnis van 25 september 2019 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
3.5.
Op 6 januari 2020 heeft gerechtsdeurwaarder 4 ten laste van klaagster executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank.
3.6.
Bij exploot van 15 januari 2020 heeft gerechtsdeurwaarder 3 het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klaagster betekend.

4.De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders:
a. weigeren de naam van de verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder(s) te noemen tegen wie klaagster haar klachten zou moeten richten;
b. opzettelijk onwaarheden vermelden in officiële stukken;
c. een procedure beginnen terwijl het bekend is dat er geen verhaalsmogelijkheden zijn, hetgeen in strijd is met de uitspraken van de Hoge Raad en laakbaar;
d. beweren dat er zonder beslag geen beslagvrije voet kan worden berekend, hetgeen in strijd is met de waarheid en onzorgvuldig;
e. nalaten om het door de gerechtsdeurwaarder gepretendeerde bewijs te leveren als zou er een hoger inkomen zijn, en verzuimen om onverwijld de beslagvrije voet aan te passen;
f. opzettelijk valselijk een te lage beslagvrije voet vaststellen;
g. weigeren om op 21 januari 2020 desgevraagd onverwijld de beslagvrije voet aan te passen;
h. nalaten om het door de gerechtsdeurwaarder erkende ten onrechte ingehouden vakantiegeld terug te storten en klaagster zodoende noodzaken om een kostbare civiele procedure op te starten;
i. nalaten om in de berekening van de beslagvrije voet van 7 mei 2021 de servicekosten bij de woonlasten op te nemen, hoewel zij een specificatie van de servicekosten hebben ontvangen;
j. ondanks vroegtijdige sommatie door klaagster nalaten om het in mei 2021 ten onrechte ontvangen vakantiegeld onverwijld aan klaagster terug te betalen.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen gerechtsdeurwaarders 1 tot en met 4 ongegrond verklaard. Gerechtsdeurwaarder 5 is door de kamer niet als beklaagde, maar als gemachtigde aangemerkt.
Klachtonderdeel b: opzettelijk onwaarheden vermelden in officiële stukken
5.2.
Dit klachtonderdeel richt zich tegen gerechtsdeurwaarders 1 tot en met 3.
5.3.
Klaagster stelt dat in de exploten van 29 oktober 2018, 11 november 2019 en 15 januari 2020 ten onrechte is opgenomen dat op het desbetreffende adres niemand is aangetroffen om de stukken in ontvangst te nemen. Klaagster stelt dat zij en haar echtgenoot op al die dagen de gehele dag thuis waren.
5.4.
De kamer heeft over dit klachtonderdeel het volgende overwogen. Uitgangspunt is dat een exploot van een gerechtsdeurwaarder een authentieke akte is in de zin van artikel 156 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Op grond van het bepaalde in artikel 157 lid 1 Rv levert een zodanige akte dwingend bewijs op van de daarin gerelateerde verrichtingen van de gerechtsdeurwaarder. Dat betekent dat de inhoud daarvan vast staat behoudens tegenbewijs. Dat heeft klaagster niet geleverd. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de exploten aan klaagster zijn betekend door achterlating van de exploten in een gesloten envelop, omdat de gerechtsdeurwaarders niemand hebben aangetroffen. Dat de gerechtsdeurwaarders niemand hebben aangetroffen, betekent overigens niet zonder meer dat er niemand op het betreffende adres aanwezig was. De gerechtsdeurwaarders hebben alleen niemand op het betreffende adres getroffen, bijvoorbeeld omdat niet gereageerd is op aanbellen of aankloppen. Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan met betrekking tot dit klachtonderdeel niet worden vastgesteld.
5.5.
Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kamer en de gronden waarop dat berust. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die een ander oordeel rechtvaardigen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdelen a en c tot en met j
5.6.
Het hof is, anders dan de kamer, van oordeel dat ten aanzien van deze klachtonderdelen gerechtsdeurwaarder 5 als beklaagde moet worden gemerkt, en niet gerechtsdeurwaarders 1 tot en met 4. De klachtonderdelen betreffen de kantoororganisatie van [bedrijf] . Gerechtsdeurwaarder 5 heeft de klachten ook zo begrepen en heeft verklaard dat hij – in zijn hoedanigheid als gerechtsdeurwaarder (ondernemer) en eigenaar van het gerechtsdeurwaarderskantoor – daarvoor verantwoordelijk is. In het verweerschrift in eerste aanleg heeft gerechtsdeurwaarder 5 zich ook opgeworpen als beklaagde en gesteld dat hij tuchtrechtelijk verantwoordelijk is voor het doen en nalaten van de bij hem werkzame medewerkers. De klacht is door klaagster weliswaar gericht tegen gerechtsdeurwaarders 1 tot en met 4, maar uit het klaagschrift volgt dat klaagster dat heeft gedaan omdat zij desgevraagd van de medewerkers van het gerechtsdeurwaarderskantoor niet de naam van de verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder heeft gekregen en dat haar daarom niets anders restte dan haar klacht te richten tegen de vier gerechtsdeurwaarders die de desbetreffende exploten hebben betekend.
Conclusie
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat klachtonderdeel b ongegrond is. De bestreden beslissing zal in zoverre worden bevestigd. Ten aanzien van de overige klachtonderdelen (a en c tot en met j) merkt het hof gerechtsdeurwaarder 5 aan als beklaagde. Voordat het hof overgaat tot een inhoudelijke beoordeling van die klachtonderdelen, wordt gerechtsdeurwaarder 5 in de gelegenheid gesteld desgewenst een verweerschrift in te dienen.
5.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing, voor zover het klachtonderdeel b betreft,
- vernietigt de bestreden beslissing voor het overige;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verstaat dat de klachtonderdelen a en c tot en met j zijn gericht tegen gerechtsdeurwaarder [geïntimeerde 5] en dat daarop nog niet is beslist;
- stelt gerechtsdeurwaarder [geïntimeerde 5] in de gelegenheid om desgewenst uiterlijk 30 augustus 2023 een inhoudelijk verweerschrift in te dienen;
- bepaalt dat de mondelinge behandeling zal plaatsvinden op 26 oktober 2023, 14.15 uur;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023 door de rolraadsheer.