ECLI:NL:GHAMS:2024:717

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
23-001349-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Holland inzake poging doodslag op politieambtenaar en andere strafbare feiten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 april 2023. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder een poging tot doodslag op een politieambtenaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 mei 2022 met hoge snelheid op een politieauto is ingereden, waarbij de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Daarnaast zijn er andere feiten bewezen verklaard, zoals vernieling, mishandeling, en het voorhanden hebben van wapens en drugs. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met tbs met dwangverpleging. In hoger beroep heeft het hof de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar de gevangenisstraf en tbs-maatregel bevestigd, met de aanpassing dat tbs met voorwaarden wordt opgelegd in plaats van dwangverpleging. Het hof heeft de ernst van de feiten en de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen, evenals de noodzaak van behandeling om recidive te voorkomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en tbs met voorwaarden, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001349-23
datum uitspraak: 19 maart 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 april 2023 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-111776-22 en 15-035549-23 en 15-129030-22 en 15-195244-21 en 15-292049-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1982,
thans gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 maart 2024 en 19 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw en de gemachtigde van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 15-111776-22 onder 6
(in het vonnis door de rechtbank en in het vervolg aangeduid als feit 6)en in de zaak met parketnummer 15-195244-21 onder 2
(in het vonnis door de rechtbank en in het vervolg aangeduid als feit 9)is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging en voor zover in hoger beroep nog aan de orde is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
Feit 1(voorheen feit 1 van parketnummer 15-111776-22)hij op of omstreeks 4 mei 2022 te Velsen-Zuid, gemeente Velsen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde01] , politie-ambtenaar van de politie Eenheid Noord-Holland opzettelijk van het leven te beroven, met hoge snelheid met een personenauto heeft ingereden op/tegen/in de richting van een politieauto waarin die [benadeelde01] zich bevond terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2022 te Velsen-Zuid, gemeente Velsen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde01] , politie-ambtenaar van de politie Eenheid Noord-Holland opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met hoge snelheid met een personenauto heeft ingereden op/tegen/in de richting van een politieauto waarin die [benadeelde01] zich bevond terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2022 te Velsen-Zuid, gemeente Velsen [benadeelde01] , politie -ambtenaar van de politie Eenheid Noord-Holland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met hoge snelheid met een personenauto in te rijden op/in de richting van een politieauto waarin die [benadeelde01] zich bevond;
Feit 2(voorheen feit 2 van parketnummer 15-111776-22)hij op of omstreeks 4 mei 2022 te Velsen-Zuid, gemeente Velsen opzettelijk en wederrechtelijk een schutting en/of balk en/of heg, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Feit 3(voorheen feit 3 van parketnummer 15-111776-22)hij op of omstreeks 28 april 2022 te Zandvoort, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning aan de [adres01] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks de periode 28 april 2022 tot en met 4 mei 2022 te Zandvoort opzettelijk een telefoon , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, als gebruiker en/of lener, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 4(voorheen feit 4 van parketnummer 15-111776-22)hij op of omstreeks 4 mei 2022 te Velsen-Zuid en/of Velserbroek, in de gemeente Velsen en/of Haarlem, althans in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Renault kenteken [kenteken01] ) daarmee rijdende op een of meer weg(en), te weten: de N208 en/of de Rijksweg A208 en/of de Broekerdreef/de Kamp, terwijl hij verkeerde onder invloed van een of meer verdovende middelen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door op een of meer van voornoemde weg(en) te rijden:
  • met een niet toegestane, onverantwoord, hoge snelheid en/of
  • tegen de verplichte rijrichting in en/of
  • meerdere door de politie gegeven bevelen tot het stilhouden van zijn voertuig negerend, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
Feit 5(voorheen feit 5 van parketnummer 15-111776-22)hij op of omstreeks 4 mei 2022 te Velsen-Zuid, in de gemeente Velsen, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
Feit 7(voorheen feit 7 van parketnummer 15-111776-22)hij op of omstreeks 4 mei 2022 te Velsen-Zuid en/of Velserbroek, in de gemeente Velsen en/of Haarlem, althans in Nederland een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 158 microgram per liter bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
Feit 8(voorheen feit 1 van parketnummer 15-195244-21)hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 8 april 2021 te Haarlem, in elk geval in Nederland zijn levensgezel, [slachtoffer02] , heeft mishandeld door deze [slachtoffer02] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen de neus, althans in het gezicht te slaan/stompen;
Feit 10(voorheen feit 3 van parketnummer 15-195244-21)hij op of omstreeks 21 juli 2021 te Castricum, in elk geval in Nederland, een (vuist)vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk "FN" model Browning Highpower met (serie)nummer [nummer01] , kaliber 9mm, zijnde een (vuist)vuurwapen in de vorm van een pistool en/of bij dat pistool behorende munitie (te weten: 259 volmantelpatronen van het kaliber 9 mm Luger) van categorie III voorhanden heeft gehad;
Feit 11(voorheen feit 4 van parketnummer 15-195244-21)hij op of omstreeks 21 juli 2021 te Castricum opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,8 gram en/of 23,5 gram (51 tabletten) en/of 3,1 gram (9 tabletten), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende mdma, zijnde mdma een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 12(voorheen feit 5 van parketnummer 15-195244-21)hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks de periode van 8 februari 2020 tot en met 21 juli 2021 in de gemeente Zandvoort en/of (elders) in Nederland (telkens) [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer02] dreigend de woorden toegevoegd:
  • "Ik zorg dat je hele kankerhuis opgeblazen wordt" en/of
  • "Ik maak je dood" en/of
  • "Ik ga je kapot maken. Ik ga je helemaal kapot maken, kankerleijer" en/of
  • "Hoor je mij kankerhoer. Ik maak je helemaal dood. Ik ben om de hoek. [naam02] rustig meisje, rustig meisje rustig rustig rustig ja; je gaat nu zien hoe papa iemand dood gaat schieten.",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 13(voorheen feit 1 van parketnummer 15-292049-21)hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te Zandvoort en/of Castricum, in elk geval in het arrondissement Noord Holland [slachtoffer03] (telefonisch) meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer03] (telefonisch) (telkens) dreigend de woorden toe te voegen "Ik schiet je kop er af" en/of "Ik pak je kinderen en/of Ik pak je moeder" en/of "Ik sla al je tanden uit je mond en/of Ik trek je kankerkop van je romp.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 14(voorheen feit 1 van parketnummer 15-129030-22)hij, op of omstreeks 09 februari 2022 te Castricum munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie (3) scherpe kogelpatronen, kaliber 6,35 x 16mm, volmantel, centraalvuur, allen van het Italiaanse munitie merk Fiocchi, voorhanden heeft gehad;
Feit 15(voorheen feit 1 van parketnummer 15-035549-23)hij te Zandvoort op of omstreeks 17 december 2022 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto Toyota Aygo met kenteken [kenteken02] ), toebehorende aan [slachtoffer04] en/of in gebruik bij [slachtoffer05] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, Van Lennepweg en/of Dr. Joh. G. Mezgerstraat, in elk geval op een weg;
Feit 16(voorheen feit 2 van parketnummer 15-035549-23)hij op of omstreeks 17 december 2022 te Zandvoort terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Van Lennepweg en/of Dr. Joh. G. Mezgerstraat, als bestuurder een motorrijtuig, te weten een personenauto, van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Feit 17(voorheen feit 3 van parketnummer 15-035549-23)hij op of omstreeks 17 december 2022 te Zandvoort als bestuurder van een voertuig(Toyota Aygo, kenteken [kenteken02] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van feit 15 en ten aanzien van de op te leggen maatregel tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 15

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte als feit 15 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat hij toestemming had van getuige [slachtoffer05] om in de auto te rijden. Getuige [slachtoffer05] heeft wisselend verklaard over de al dan niet gegeven toestemming. De auto was eigendom van de werkgever van getuige [slachtoffer05] . De verdachte heeft terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij vermoedt dat getuige [slachtoffer05] bang was dat haar baas aangifte tegen haar zou doen en dat zij om die reden in eerste instantie bij de politie heeft verklaard dat zij de verdachte geen toestemming had gegeven om in de auto te rijden. Deze verklaring voor het wisselend verklaren acht het hof gelet op de inhoud van het dossier niet onaannemelijk. Dit betekent dat de verklaringen van [slachtoffer05] onvoldoende betrouwbaar zijn om een bewezenverklaring op te kunnen baseren. Bij gebrek aan ander bewijsmateriaal dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

De verdediging heeft verweer gevoerd ten aanzien van de feiten 1, 3 en 8, een en ander zoals in de pleitnota verwoord. Het hof verenigt zich ten aanzien van die feiten echter met de bewijsoverwegingen van de rechtbank. Ook ten aanzien van het niet door de verdediging bestreden feit 4 verenigt het hof zich met de bewijsoverwegingen van de rechtbank en ook die worden overgenomen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 16 en 17 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 primair(voorheen feit 1 van parketnummer 15-111776-22)hij op 4 mei 2022 te Velsen-Zuid, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde01] , politieambtenaar van de politie Eenheid Noord-Holland, opzettelijk van het leven te beroven, met hoge snelheid met een personenauto heeft ingereden op/tegen de politieauto waarin die [benadeelde01] zich bevond terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2(voorheen feit 2 van parketnummer 15-111776-22)hij op 4 mei 2022 te Velsen-Zuid, gemeente Velsen, opzettelijk en wederrechtelijk een schutting en balk en heg, die aan [slachtoffer01] toebehoorden heeft vernield of beschadigd;
Feit 3 subsidiair(voorheen feit 3 van parketnummer 15-111776-22)hij op of omstreeks de periode 29 april 2022 tot en met 4 mei 2022 te Zandvoort opzettelijk een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer02] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, als gebruiker, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 4(voorheen feit 4 van parketnummer 15-111776-22)hij op 4 mei 2022 te Velsen-Zuid en Velserbroek en Haarlem als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Renault, kenteken [kenteken01] ) daarmee rijdende op meerdere wegen, te
weten: de N208 en de Rijksweg A208 en de Broekerdreef en de Kamp, terwijl hij verkeerde onder invloed van verdovende middelen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door op een of meer van voornoemde wegen te rijden:
  • met een niet toegestane, onverantwoord, hoge snelheid en
  • tegen de verplichte rijrichting in en
  • meerdere door de politie gegeven bevelen tot het stilhouden van zijn voertuig negerend,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
Feit 5(voorheen feit 5 van parketnummer 15-111776-22)hij op 4 mei 2022 te Velsen-Zuid, in de gemeente Velsen, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
Feit 7(voorheen feit 7 van parketnummer 15-111776-22)hij op 4 mei 2022 te Velsen-Zuid en Velserbroek en Haarlem, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 158 microgram per liter bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit bij die stof vermelde grenswaarde;
Feit 8(voorheen feit 1 van parketnummer 15-195244-21)hij in de periode van 1 maart 2021 tot en met 8 april 2021 te Haarlem, zijn levensgezel [slachtoffer02] heeft mishandeld door deze [slachtoffer02] eenmaal met kracht tegen de neus te slaan;
Feit 10(voorheen feit 3 van parketnummer 15-195244-21)hij op 21 juli 2021 te Castricum een (vuist)vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk "FN" model Browning Highpower met (serie)nummer [nummer01] , kaliber 9mm, zijnde een (vuist)vuurwapen in de vorm van een pistool en bij dat pistool behorende munitie (te weten: 259 volmantelpatronen van het kaliber 9 mm Luger) van categorie III voorhanden heeft gehad;
Feit 11(voorheen feit 4 van parketnummer 15-195244-21)hij op 21 juli 2021 te Castricum opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,8 gram en 23,5 gram (51 tabletten) en 3,1 gram (9 tabletten), van een materiaal bevattende mdma, zijnde mdma een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 12(voorheen feit 5 van parketnummer 15-195244-21)hij op tijdstippen op of omstreeks de periode van 8 februari 2020 tot en met 21 juli 2021 in de gemeente Zandvoort en/of (elders) in Nederland telkens [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer02] dreigend de woorden toegevoegd:
  • "Ik zorg dat je hele kankerhuis opgeblazen wordt" en
  • "Ik maak je dood" en
  • "Ik ga je kapot maken. Ik ga je helemaal kapot maken, kankerleijer" en
  • "Hoor je mij kankerhoer. Ik maak je helemaal dood. Ik ben om de hoek. [naam02] rustig meisje, rustig meisje rustig rustig rustig ja; je gaat nu zien hoe papa iemand dood gaat schieten.";
Feit 13(voorheen feit 1 van parketnummer 15-292049-21)hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te Zandvoort en/of Castricum, in elk geval in het arrondissement Noord Holland, [slachtoffer03] telefonisch meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer03] telefonisch telkens dreigend de woorden toe te voegen "Ik schiet je kop er af" en "Ik pak je kinderen en Ik pak je moeder" en "Ik sla al je tanden uit je mond en Ik trek je kankerkop van je romp";
Feit 14(voorheen feit 1 van parketnummer 15-129030-22)hij op 9 februari 2022 te Castricum munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie scherpe kogelpatronen, kaliber 6,35 x 16mm, volmantel, centraalvuur, alle van het Italiaanse munitie merk Fiocchi, voorhanden heeft gehad;
Feit 16(voorheen feit 2 van parketnummer 15-035549-23)hij op 17 december 2022 te Zandvoort terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, Van Lennepweg en Dr. Joh. G. Mezgerstraat, als bestuurder een motorrijtuig, te weten een personenauto, van die categorie heeft bestuurd;
Feit 17(voorheen feit 3 van parketnummer 15-035549-23)hij op 17 december 2022 te Zandvoort als bestuurder van een voertuig (Toyota Aygo, kenteken [kenteken02] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne, waarvan hij wist dat liet gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier al bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het als feit 1 primair, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 16 en 17 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het als feit 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het als feit 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen, meermalen gepleegd.
Het als feit 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
verduistering.
Het als feit 4 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het als feit 5 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het als feit 7 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het als feit 8 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Het als feit 10 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het als feit 11 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het als feit 12 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het als feit 13 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met zware mishandeling.
Het als feit 14 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het als feit 16 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het als feit 17 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het als feit 1 primair, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 16 en 17 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft aan de verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden en een tbs met voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan 10 maanden op te leggen. Ten aanzien van het opleggen van een tbs-maatregel (al dan niet met voorwaarden) stelt de raadsvrouw primair dat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 37a lid 1 sub 2 Sr nu minder ingrijpende middelen nog niet zijn ingezet om een eventueel recidiverisico te verminderen. Bovendien acht de verdediging oplegging van de maatregel niet proportioneel. Subsidiair is aangevoerd dat niet is gebleken dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen een dwangverpleging eist omdat niet wordt voldaan aan het gevaarscriterium, zodat de verdediging verzoekt om geen tbs met dwangverpleging op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een grote hoeveelheid (ernstige) strafbare feiten, waaronder een poging doodslag op een politieman. In die bewuste nacht heeft de verdachte geprobeerd om zich in een auto aan een staandehouding te onttrekken, wat levensgevaarlijke situaties heeft opgeleverd voor andere weggebruikers. De verdachte heeft zich bij zijn ontsnappingspoging schuldig gemaakt aan spookrijden, heeft onder invloed van cocaïne met ongeveer 120 kilometer per uur onder meer door een woonwijk gereden en is met grote snelheid tegen een politieauto en een andere auto gebotst, waarna zijn auto pas tot stilstand is gekomen. Dat de politieambtenaar die in de aangereden politieauto zat de aanrijding heeft overleefd, is niet aan de verdachte te danken. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. Daarnaast heeft de verdachte zijn vriendin mishandeld en bedreigd en haar telefoon verduisterd, heeft hij wapens en harddrugs voorhanden gehad en nog een ander persoon bedreigd. Ook heeft hij zonder geldig rijbewijs en onder invloed van cocaïne gereden. Dit zijn ernstige feiten waar de slachtoffers en de samenleving veel nadeel van ondervinden.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte rapportages die zich in het dossier bevinden. Het betreft onder meer de volgende rapporten:
  • de psychologische onderzoeksrapporten van 16 december 2021, 6 december 2022 en 9 februari 2024 van klinisch psycholoog [psycholoog01] ;
  • het psychiatrisch onderzoeksrapport van 5 december 2022 van psychiater [psychiater01] ;
  • het psychiatrisch onderzoeksrapport van 19 februari 2024 van arts assistent in opleiding tot psychiater [psychiater02] , onder supervisie van psychiater [psychiater03] en
  • de reclasseringsrapportages van GGZ Fivoor van 25 maart 2022, 2 januari 2023 en 29 februari 2024.
Het hof zal met name acht slaan op de recent door psycholoog Van [psycholoog01] en arts assistent in opleiding tot psychiater [psychiater02] uitgebrachte rapporten en de reclasseringsrapportage van GGZ Fivoor van 29 februari 2024.
De psycholoog heeft op 9 februari 2024 – in lijn met de eerdere rapportages – gerapporteerd dat de verdachte kampt met een psychische stoornis in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline kenmerken en een stoornis in het gebruik van cocaïne, speed, GHB en alcohol, in langdurige volledige remissie in een gereguleerde omgeving. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijden van het plegen van die feiten. De psycholoog adviseert om de verdachte de feiten – voor zover in hoger beroep nog van belang – 1, 2, 3, 4, 8, 10, 12 en 13 in verminderde mate toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt door de psycholoog ingeschat als tenminste matig tot hoog. Aangaande het inperken van het recidiverisico overweegt de psycholoog dat het belangrijkste doel van de behandeling van de verdachte dient te zijn om abstinent van middelengebruik te blijven. Om blijvende abstinentie te realiseren is enerzijds behandeling voor de verslavingsproblematiek nodig, anderzijds dienen de risicofactoren voor terugval in gebruik zoveel mogelijk te worden aangepakt, aldus de psycholoog. Een belangrijke risicofactor voor terugval in gebruik is volgens de psycholoog de persoonlijkheidspathologie. De behandeling van de persoonlijkheidspathologie zorgt echter voor het oplopen van onlustgevoelens (nare, pijnlijke en kwetsbare emoties) en spanningen, die weer kunnen leiden tot terugval in middelengebruik. Om deze vicieuze cirkel te voorkomen dient de behandeling voor de persoonlijkheidspathologie in een kliniek te beginnen, omdat daar abstinentie zoveel mogelijk gewaarborgd kan worden. Gezien de tijd die het kost de persoonlijkheidspathologie te behandelen, zal de klinische opname volgens de psycholoog van enige duur moeten zijn (minimaal een jaar).
De verdachte is ook onderzocht door een arts assistent in opleiding tot psychiater, [psychiater02] , onder supervisie van psychiater [psychiater03] (hierna: de psychiaters). De psychiaters stellen dat een persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte niet kan worden vastgesteld, doch evenmin met zekerheid kan worden uitgesloten. Concluderend kan volgens de psychiaters wel worden gesteld dat er bij de verdachte sprake is van antisociale, borderline en narcistische persoonlijkheidstrekken. De psychiaters rapporteren dat sprake is van een stoornis in het gebruik van cocaïne, speed, GHB en alcohol, in langdurige remissie. De psychiaters adviseren, net als de psycholoog, om de verdachte de feiten – voor zover in hoger beroep nog van belang – 1, 2, 3, 4, 8, 10, 12 en 13 in verminderde mate toe te rekenen.
Het recidiverisico hangt volgens de psychiaters vooral samen met een terugval in het gebruik van middelen. Indien de verdachte onder (relationele) stress komt te staan, neemt de kans op een terugval toe. Vanuit de beschreven persoonlijkheidsproblematiek is deze kans verhoogd, aldus de psychiaters. De psychiaters stellen dat de kans op geweldsrecidive onbehandeld matig tot hoog is. Binnen een behandelkader (en abstinentie van middelen) is er sprake van een laag tot matig risico. De behandeling en begeleiding van de verdachte dient volgens de psychiaters onder andere te bestaan uit behandeling van de verslavingsproblematiek en behandeling gericht op de persoonlijkheid van de verdachte. De verdachte is wat behandeling betreft aangewezen op een klinische start. Bij plotselinge blootstelling aan verschillende stressoren bij terugkeer in de maatschappij wordt de kans op een terugval als verhoogd ingeschat door de psychiaters.
Gelet op de pathologie en de gewenste duur en intensiteit van de behandeling en het feit dat de verdachte eerder zijn schorsingsvoorwaarden heeft overtreden en zich veelvuldig heeft onttrokken aan toezicht in de periode rondom en ten tijde van de tenlastegelegde voorwaarden, achten de psycholoog en de psychiaters behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden een gepasseerd station. Gezien het belang van behandeling en het voorkomen van recidive achten de psycholoog en de psychiaters oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden een passend juridisch kader.
Verder heeft het acht geslagen op de reclasseringsrapportage van GGZ Fivoor van 29 februari 2024. In dit rapport adviseert de reclassering de verdachte onder andere een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Tevens wordt een advies gegeven over de stellen voorwaarden.
De op te leggen straf
Het hof acht de oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. De ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en maatschappij rechtvaardigen naar het oordeel van het hof zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Daarbij komt dat de verdachte een deel van de onderhavige feiten heeft gepleegd tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis van eerder gepleegde feiten. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te begaan, waaronder de poging doodslag op een politieambtenaar. Een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt, ligt daarom niet in de rede.
De door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal geëiste gevangenisstraf is in overeenstemming met straffen die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet het hof aanleiding daarvan af te wijken, waarbij het hof rekening houdt met verminderde mate waarin een aantal van de bewezenverklaarde feiten volgens de deskundigen aan de verdachte kan worden toegerekend.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Het hof zal bepalen dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De op te leggen tbs-maatregel
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of naast de oplegging van een gevangenisstraf ook de noodzaak aanwezig is tot het opleggen van tbs met dwangverpleging, zoals door de rechtbank is opgelegd, dan wel tbs met voorwaarden, zoals in de meest recente rapportages geadviseerd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
De maatregel tbs met dwangverpleging kan door de rechter worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Voor oplegging van de maatregel is voorts ingevolge het bepaalde in artikel 37, tweede lid, Sr vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. De maatregel kan bovendien slechts worden opgelegd indien sprake is van een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2 Sr.
Het hof neemt de conclusies van de psycholoog en psychiaters over en maakt deze tot de zijne voor zover deze zien op de vaststelling van een stoornis in middelengebruik en de doorwerking van die stoornis ten tijde van een aantal bewezenverklaarde feiten. Daarnaast neemt het hof de vaststelling en doorwerking van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline kenmerken over zoals gedaan door de psycholoog, hierbij onder andere gesterkt door de conclusie van de psychiaters dat zij bij de verdachte trekken van dergelijke persoonlijkheidsproblematiek zien.
Ook het advies van de deskundigen tot oplegging van de maatregel van tbs met voorwaarden, neemt het hof over, met name gelet op hun omschrijvingen van het recidiverisico en de noodzakelijke behandelingen om dit risico te beperken.
In de meest recente rapporten van de psychloog en de psychiaters ligt besloten dat de deskundigen het opleggen van de maatregel tbs met voorwaarden voldoende adequaat achten om het recidivegevaar op afdoende wijze te beteugelen en dat zij, naar het hof begrijpt, de verdergaande maatregel van tbs met dwangverpleging (op dit moment) niet noodzakelijk achten.
Het door reclasseringswerker mevrouw [naam01] uitgebrachte reclasseringsrapport van 29 februari 2024 is daarmee in lijn. Zij adviseert positief over tbs met de door haar in het rapport opgenomen voorwaarden. Ter terechtzitting gehoord als deskundige is zij bij haar standpunt gebleven en heeft dit nader toegelicht.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 1 het opleggen van de maatregel tbs met voorwaarden eist.
Uit het voorgaande blijkt dat het hof, in afwijking van de rechtbank, het opleggen van de verdergaande maatregel tbs met dwangverpleging niet noodzakelijk acht en daartoe niet zal overgaan nu kan worden volstaan met tbs met voorwaarden. Aan het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om de psycholoog en de psychiater te horen als tbs met dwangverpleging wordt opgelegd, wordt dan ook verder voorbijgegaan, nu aan de gestelde voorwaarde niet is voldaan.
Bij het formuleren van de aan de op te leggen maatregel te koppelen voorwaarden zal het hof aansluiting zoeken bij hetgeen door de reclassering in het rapport van 29 februari 2024 is voorgesteld, waarbij een enkele voorwaarde enigszins zal worden aangepast naar aanleiding van hetgeen de raadsvrouw van de verdachte hierover ter terechtzitting heeft opgemerkt. De verdachte heeft zich tegenover de reclassering en op de terechtzitting van 5 maart 2024 bereid verklaard deze voorwaarden na te leven.
Het hof merkt tenslotte nog op dat het onder feit 1 begane misdrijf was gericht tegen en gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon in de zin van artikel 38e, eerste lid, Sr. Dit betekent dat de totale duur van de terbeschikkingstelling, indien in de toekomst alsnog zal worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, een periode van vier jaren te boven kan gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Het hof zal op de voet van artikel 38, zesde lid Sr de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel met voorwaarden bevelen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet naar het oordeel van het hof namelijk ernstig rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen indien hij geen (verdere) behandeling zal ondergaan.
38z maatregel
Het hof acht geen termen aanwezig om, als gevorderd door de advocaat-generaal, de maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen, mede omdat aan de maatregel tbs reeds uitgebreide voorwaarden zullen worden gekoppeld. De noodzaak om daarnaast een nog maatregel op te leggen is niet gebleken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]

De benadeelde partij [benadeelde01] heeft een vordering tot schadevergoeding van €1.075,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Het hof is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt het hof billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De aard en ernst van de normschending brengen mee dat de toekenning van het gevorderde bedrag voor de hand ligt, waardoor verdere onderbouwing van het geestelijk letsel niet nodig is. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57, 285, 287, 300, 304, 321 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 5a, 8, 9, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-111776-22 onder 6
(feit 6)en in de zaak met parketnummer 15-195244-21 onder 2
(feit 9)tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-111776-22 onder 3 primair
(feit 3 primair)en in de zaak met parketnummer 15-035549-23 onder 1
(feit 15)tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-111776-22 onder 1
(feit 1), 2
(feit 2), 3 subsidiair
(feit 3 subsidiair), 4
(feit 4), 5
(feit 5)en 7
(feit 7)en in de zaak met parketnummer 15-195244-21 onder 1
(feit 8), 3
(feit 10), 4
(feit 11)en 5
(feit 12)en in de zaak met parketnummer 15-292049-21
(feit 13)en in de zaak met parketnummer 15-129030-22
(feit 14)en in de zaak met parketnummer 15-035549-23 onder 2
(feit 16)en 3
(feit 17)tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-111776-22 onder 1
(feit 1), 2
(feit 2), 3 subsidiair
(feit 3 subsidiair), 4
(feit 4), 5
(feit 5)en 7
(feit 7)en in de zaak met parketnummer 15-195244-21 onder 1
(feit 8), 3
(feit 10), 4
(feit 11)en 5
(feit 12)en in de zaak met parketnummer 15-292049-21
(feit 13)en in de zaak met parketnummer 15-129030-22
(feit 14)en in de zaak met parketnummer 15-035549-23 onder 2
(feit 16)en 3
(feit 17)bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
ter beschikking stellingvan de verdachte, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
de verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
de verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
 de verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een andere door de reclassering te bepalen locatie;
 de verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
 de verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
 de verdachte zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
 de verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
 de verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
 de verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
 de verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
 de verdachte verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
 de verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
3. de verdachte laat zich opnemen en zal ter overbrugging per 20 maart 2024 verblijven in de [kliniek 1] , gevestigd aan de [adres02] . Per een nader exact te bepalen datum in april 2024 zal de verdachte verblijven in de [kliniek 2] , gevestigd in [adres03] ;
 de opname start direct aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden;
 de verdachte houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en controle kan onderdeel zijn van de behandeling;
 als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
4. de verdachte laat zich, als hij een gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks volgens de reclassering eist, na het bevel daartoe van een rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie, voor een time-out opnemen in een forensisch psychiatrische kliniek of soortgelijke instelling. Deze time-out duurt maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar, met de mogelijkheid van tussentijds beëindiging door de reclassering;
5. aansluitend aan zijn klinische opname zal de verdachte, indien de reclassering dat nodig acht, verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden;
 de verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
6. aansluitend aan zijn klinische behandeling laat de verdachte zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt;
 de verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en controle kan onderdeel zijn van de behandeling;
7. de verdachte gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek;
8. de verdachte zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden;
9. de verdachte geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind;
10. de verdachte zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven;
11. de verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met ex-partner mw. [slachtoffer02] en haar kinderen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Indien contact tussen de verdachte en aangeefster wenselijk wordt geacht in het kader van reclasseringsbegeleiding, dan dient het Openbaar Ministerie hiervan op de hoogte te worden gebracht. Tevens dient voorafgaand aan dit contact vast te staan wat het doel en de duur hiervan is en welke instantie hierbij aanwezig zal zijn.
Geeft de reclassering opdracht aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde01] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-111776-22 onder 1
(feit 1)bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.075,00 (duizend vijfenzeventig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde01] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-111776-22 onder 1
(feit 1)bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.075,00 (duizend vijfenzeventig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 mei 2022.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 20 maart 2024.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. C.J. van der Wilt en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 maart 2024.
mrs. Van der Wilt en De Munnik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.