ECLI:NL:GHAMS:2024:684
Gerechtshof Amsterdam
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Incident tot schorsing van ontruiming in huurzaak met betrekking tot artikel 7:268 lid 2 BW
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep van [X], die in zijn hoedanigheid als bewindvoerder van [X] een incidentele vordering tot schorsing heeft ingesteld. De vordering was gericht tegen de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin [X] was veroordeeld tot ontruiming van een sociale huurwoning. De kantonrechter had geoordeeld dat [X] de woning zonder recht of titel gebruikte en dat hij zich ten onrechte in een voorrangspositie manoeuvreerde. [X] stelde dat de kantonrechter een kennelijke misslag had gemaakt door af te wijken van artikel 7:268 lid 2 BW, dat hem in beginsel het recht geeft om de huur voort te zetten totdat er onherroepelijk op zijn vordering is beslist. Het hof oordeelde dat de uitvoerbaar bij voorraad verklaring inderdaad berustte op een kennelijke misslag en schorste de tenuitvoerlegging van het vonnis voor zover het de ontruiming betrof. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, die naar de rol van 28 mei 2024 werd verwezen voor memorie van antwoord door Lieven de Key.