Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
- uitvoerbaar bij voorraad - haar vordering alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
3.Beoordeling
- kort gezegd - geoordeeld dat, gelet op de erkentenis van Kinderrijk dat zij [geïntimeerde] niet op het ontbindingsrecht heeft gewezen, de ontbindingstermijn op grond van artikel 6:230o lid 2 BW met een jaar is verlengd en dat [geïntimeerde] ingevolge 6:230s lid 5 onder a sub 1 BW geen kosten aan Kinderrijk verschuldigd is. De kantonrechter overwoog daartoe dat de facturen zien op diensten die werden geleverd toen de ontbindingstermijn nog liep en verwees naar een arrest van het Europese Hof van Justitie (HvJEU) van 17 mei 2013 (DC tegen HJ, ECLI :EU:C:2023:413). De kantonrechter heeft de vordering van Kinderrijk afgewezen en Kinderrijk in de proceskosten veroordeeld, welke hij op nihil heeft begroot.
De wet verbindt daaraan in artikel 6:230o lid 2 BW de consequentie dat de herroepingstermijn met maximaal twaalf maanden wordt verlengd. Kinderrijk heeft in hoger beroep een uitvergroting van de handtekening van [geïntimeerde] overgelegd, waaruit blijkt dat zij de overeenkomst op 13 september 2021 heeft ondertekend. Verder heeft Kinderrijk onbetwist gesteld dat de verlengde herroepingstermijn op 30 september 2022 eindigde, zodat het hof van de juistheid daarvan uitgaat.
€ 30,25 aan rente = € 3.324,80 x 0,9 =) € 2.992,32 zal worden toegewezen. De buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente zijn toewijsbaar als hierna te melden.