ECLI:NL:GHAMS:2024:624

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
200.306.391/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de bank tot verrekening van uitkering aan klant in vaststellingsovereenkomst met debetstand van klant in het kader van renteswap

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Moneyview Nederland (Holding) N.V. en Deutsche Bank A.G. over de uitleg van een vaststellingsovereenkomst die betrekking heeft op een renteswap. Moneyview heeft in hoger beroep de rechtbank Amsterdam aangeklaagd, omdat Deutsche Bank een bedrag van € 101.824,66, dat zij aan Moneyview moest betalen, heeft verrekend met een debetstand van € 59.372,12. Moneyview betwist de bevoegdheid van Deutsche Bank om deze verrekening uit te voeren en vordert betaling van het verrekende bedrag. De rechtbank heeft de vordering van Moneyview afgewezen, waarna Moneyview in hoger beroep is gegaan.

Het hof heeft de feiten vastgesteld die door de rechtbank zijn aangenomen en heeft de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof concludeert dat Deutsche Bank bevoegd was om de betaling aan Moneyview te verrekenen met de debetstand. De uitleg van de vaststellingsovereenkomst volgens Moneyview, dat het debetsaldo in de compensatie was verdisconteerd, wordt door het hof verworpen. Het hof stelt vast dat de tekst van de overeenkomst en de bijlagen geen aanwijzingen bevatten dat Deutsche Bank afstand heeft gedaan van haar recht om het debetsaldo te verrekenen.

Het hof oordeelt verder dat de eisen van artikel 6:127 BW zijn nageleefd en dat de verrekening rechtmatig was. Moneyview heeft geen bewijs geleverd dat Deutsche Bank niet prudent met haar verrekeningsbevoegdheid is omgegaan. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Moneyview af, waarbij Moneyview wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.306.391/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/692399/HA ZA 20-1105
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 februari 2024
inzake
MONEYVIEW NEDERLAND (HOLDING) N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
DEUTSCHE BANK A.G.,
gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.J. Haasjes te Amsterdam.
Partijen worden hierna Moneyview en Deutsche Bank genoemd.

1.De zaak in het kort

Moneyview en Deutsche Bank hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten in verband met een renteswap. In de vaststellingsovereenkomst heeft Deutsche Bank zich verbonden aan Moneyview een bedrag te betalen van € 101.824,66. Dit bedrag is berekend volgens het Uniform Herstelkader Rentederivaten. De rekening courant van de renteswap van Moneyview vertoonde een debetstand van € 59.372,12. Deutsche Bank heeft dit bedrag in mindering gebracht op de betaling onder de vaststellingsovereenkomst en het resterende saldo aan Moneyview betaald. Deutsche Bank heeft zich hierbij op verrekening beroepen. Moneyview betwist dat Deutsche Bank bevoegd was tot verrekening en vordert betaling van het verrekende bedrag. De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Het hof beoordeelt de zaak opnieuw en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

2.Het geding in hoger beroep

Moneyview is bij dagvaarding van 16 december 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 september 2021, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Moneyview als eiseres en Deutsche Bank als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met productie;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 1 december 2023 mondeling doen toelichten. Moneyview door mr. G. van Atten, advocaat te Heemstede en Deutsche Bank door mr. M. Vreuls, advocaat te Amsterdam en mr. Haasjes voornoemd, allen aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Bij die gelegenheid heeft Moneyview aanvullende producties in het geding gebracht. Tenslotte is arrest gevraagd.
Moneyview heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de vorderingen van Moneyview zal toewijzen, met veroordeling van Deutsche Bank in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
Deutsche Bank heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Moneyview in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.15 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen ook het hof als uitgangspunt. De feiten komen neer op het volgende.
3.1.
ABN AMRO Bank heeft Moneyview op 1 augustus 2006 een lening verstrekt, waarbij het risico op een stijgende Euribor-rente werd afgedekt met een rentederivaat, te weten een renteswap. Deutsche Bank heeft nadien de positie van ABN AMRO overgenomen. Voor zowel de lening als de renteswap was als einddatum 1 januari 2017 overeengekomen.
3.2.
Bij brief van 8 december 2015 heeft Deutsche Bank, voor zover van belang, het volgende geschreven aan Moneyview:
“Geachte heer [naam],
(…)
Hierbij bevestigen wij dat u heeft aangegeven uw leningen bij Deutsche Bank uiterlijk per 31-12-2015 volledig en vervroegd te gaan aflossen uit uw liquide middelen.
(...)
Wij wijzen u er nogmaals op dat uw besluit om de renteswap te continueren, zonder dat daar een lening tegenover staat, in strijd is met de adviezen van Deutsche Bank. Er is thans sprake van een negatieve marktwaarde. Door ondertekening van deze brief bevestigt u tevens dat u de renteswap wenst te continueren, alsmede dat u zich ervan bewust bent dat u
vanwege de onvoorspelbaarheid van de Euribor
een ongelimiteerd renterisico loopt. Wij verzoeken u gedurende de resterende looptijd van de renteswap zorg te dragen voor voldoende saldo op uw rekening om de verschuldigde betalingen uit hoofde van de renteswap te kunnen voldoen. (...)“
3.3.
In december 2015 heeft Moneyview de lening bij Deutsche Bank vervroegd afgelost. De renteswap bleef doorlopen.
3.4.
Bij brief van 11 februari 2016 heeft Deutsche Bank aan Moneyview onder meer geschreven dat de rekening-courant uit hoofde van de renteswap een debetstand had van € 24.539,50 en dat zij Moneyview per e-mail van 8 februari 2016 had verzocht voor aanzuivering zorg te dragen.
3.5.
Als reactie op het e-mailbericht van Deutsche Bank heeft de accountant van Moneyview aan Deutsche Bank verzocht een redelijk voorstel te doen ter beëindiging van de renteswap.
3.6.
Bij brief van 27 juli 2016 heeft Deutsche Bank aan Moneyview bericht dat zij zich aansluit bij het Uniform Herstelkader Rentederivaten (hierna: het Herstelkader of UHK). Uit hoofde hiervan bieden deelnemende banken aan klanten die binnen het bereik van het Herstelkader vallen een coulancevergoeding aan. Deutsche Bank heeft verder geschreven dat zij zal nagaan waar Moneyview recht op heeft conform het Herstelkader. De definitieve versie daarvan is op 19 december 2016 gepubliceerd.
3.7.
Bij brief van 13 januari 2017 heeft Deutsche Bank aan Moneyview geschreven dat ondanks een eerdere betaling de debetstand in rekening-courant € 59.372,12 bedroeg. Zij heeft Moneyview bij deze brief nogmaals verzocht voor aanzuivering zorg te dragen.
3.8.
Als reactie op deze brief heeft de accountant van Moneyview in een e-mailbericht van 18 januari 2017 Deutsche Bank weer verzocht een redelijk voorstel te doen ter beëindiging van de renteswap.
3.9.
Bij brief van 20 februari 2017 heeft Deutsche Bank de inhoud van haar brief van 13 januari 2017 herhaald tegenover de accountant. Zij heeft daarbij verder geschreven, voor zover hier van belang:
“Door het niet nakomen van eerdere afspraken en de voortdurende ongeregelde debetstand, is Moneyview al geruime tijd in verzuim terzake het met Moneyview overeengekomen rentederivaatcontract. Deutsche Bank is dan ook gerechtigd om per direct over te gaan tot opeising van onze vordering op Moneyview, waarbij Deutsche Bank zonodig zal over gaan tot uitwinning van de aan haar verstrekte zekerheden. Onder voorbehoud van alle rechten en weren zullen wij vooralsnog niet overgaan tot opeising van onze vordering en eerst de uitkomst van het uniform herstelkader afwachten (...)“
3.10.
Bij brief van 29 september 2017 heeft Deutsche Bank, voor zover hier van belang, het volgende aan Moneyview geschreven:
“(...) Geachte heer [naam],
U heeft recht op compensatie ingevolge het uniform herstelkader. In deze brief leest u hoeveel compensatie u ontvangt en onder welke voorwaarden. Bent u akkoord? Dan verzoeken we u om deze brief binnen vier weken te ondertekenen en aan ons te retourneren. U ontvangt dan vervolgens uw compensatie.
Samenvatting
1. U heeft recht op een compensatie van € 101.824,66.
2. In de bijlage ‘Overzicht compensatie Uniform Herstelkader
Rentederivaten’ leest u hoe deze compensatie is berekend.
3. Controleer de aangeboden compensatie. (...)
4. Lees de voorwaarden goed voordat u akkoord gaat. Win zo nodig advies
in. U bent niet verplicht ons aanbod te accepteren. (...)
Welke voorwaarden gelden er?
U ontvangt de aangeboden compensatie onder twee belangrijke voorwaarden. De eerste voorwaarde is dat u aan ons finale kwijting verleent. De tweede belangrijke voorwaarde is dat u akkoord gaat met ons aanbod. Graag lichten we deze twee voorwaarden toe.
1. Finale kwijting
De eerste voorwaarde is dat u aan ons algehele finale kwijting dient te verlenen, door het ondertekenen van deze brief, ter zake van alle klachten dan wel aanspraken en/of vorderingen die u jegens onze bank heeft in verband met de bij ons afgesloten rentederivaten en de bijbehorende dienstverlening. Dat betekent dat u niets meer te vorderen heeft vanwege welke schade dan ook en u kunt daarna niet meer naar de civiele rechter of het Kifid ten aanzien van deze dienstverlening.
2. Acceptatie aanbod
(...)
U aanvaardt het aanbod
Aanvaardt u het aanbod? Dan verzoeken we u om binnen vier weken na dagtekening van deze brief deze brief voor akkoord te ondertekenen en aan ons te retourneren. U ontvangt vervolgens van ons de (additionele) vergoeding zoals weergegeven in de bijlage bij deze brief. Wij zullen dit bedrag overmaken op uw rekening bij Deutsche Bank. Een eventuele betalingsachterstand zal worden verrekend. (...)“
3.11.
Bij de brief van 29 september 2017 horen verschillende bijlagen. In de bijlage “Overzicht compensatie Uniform Herstelkader Rentederivaten” is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
3.12.
Op 17 december 2017 heeft Moneyview het door Deutsche Bank bij de brief van 29 september 2017 (met bijlagen) gedane aanbod geaccepteerd (de als gevolg daarvan tot stand gekomen overeenkomst wordt hierna aangeduid als de vaststellingsovereenkomst).
3.13.
Op 22 december 2017 heeft Deutsche Bank het compensatiebedrag van € 101.824,66 verrekend met het debetsaldo van € 59.372,12 en het restant van € 42.452,54 overgemaakt naar de rekening courant van Moneyview bij Deutsche Bank behorende bij de renteswap.
3.14.
Bij brief van 12 maart 2018 heeft de advocaat van Moneyview aan Deutsche Bank geschreven – samengevat – dat het Deutsche Bank op grond van de vaststellingsovereenkomst niet vrijstond om te verrekenen, aangezien er finale kwijting was verleend. De advocaat heeft verder geschreven dat het compensatiebedrag van € 101.824,66 in zijn geheel diende te worden voldaan en heeft Deutsche Bank daartoe gesommeerd.
3.15.
Deutsche Bank heeft in haar reactie van 19 maart 2018 – samengevat – te kennen gegeven dat de rekening van Moneyview een ongeoorloofde debetstand vertoonde en dat verrekening geoorloofd was.

4.Eerste aanleg

4.1.
Moneyview heeft in eerste aanleg – samengevat –gevorderd dat Deutsche Bank, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van € 59.372,12 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017 althans vanaf de dagvaarding met veroordeling van Deutsche Bank in de kosten van het geding met rente en nakosten. Moneyview heeft, kort gezegd, het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. Moneyview heeft een vaststellingsovereenkomst gesloten met Deutsche Bank waarin partijen zijn overeengekomen dat Deutsche Bank aan Moneyview een bedrag van € 101.824,66 zou betalen. Het gaat om betaling van een zogeheten coulancevergoeding onder het UHK. Deutsche Bank heeft ten onrechte het debetsaldo uit hoofde van de renteswap van € 59.372,12 door middel van verrekening in mindering gebracht op de overeengekomen coulancevergoeding. Deutsche Bank was niet bevoegd tot verrekening. In de bijlage bij de overeenkomst tussen partijen is opgenomen dat het te verrekenen bedrag € 0,00 bedraagt. Moneyview mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij de volledige coulancevergoeding zou ontvangen.
4.2.
De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen. De rechtbank heeft, kort gezegd, overwogen dat geen sprake is van een overeenkomst tussen partijen waarbij Deutsche Bank afstand heeft gedaan van haar vordering uit hoofde van de renteswap.

5.Beoordeling

5.1.
Moneyview komt met drie grieven op tegen de beslissing van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Uitleg vaststellingsovereenkomst
5.2.
Volgens Moneyview dient de vaststellingsovereenkomst zo te worden uitgelegd dat partijen zijn overeengekomen dat Moneyview per saldo van Deutsche Bank een bedrag van € 101.824,66 dient te ontvangen. Moneyview stelt dat zij de vaststellingsovereenkomst zo heeft mogen begrijpen dat de debetstand behorende bij de rekening courant van de renteswap van € 59.372,12 (hierna: het debetsaldo) in de compensatie van € 101.824,66 was verdisconteerd althans dat Deutsche Bank afstand had gedaan van haar recht om betaling van het debetsaldo van Moneyview te vorderen. Deutsche Bank betwist deze uitleg en voert aan dat er bij een juiste uitleg van de vaststellingovereenkomst voor haar geen belemmering is het debetsaldo te verrekenen met de uit te betalen compensatie.
5.3.
Bij de uitleg van een vaststellingsovereenkomst dient de zogeheten Haviltex-maatstaf te worden toegepast. Het gaat hierbij niet alleen om de taalkundige betekenis van de bewoordingen die bij het maken van de afspraak zijn gebruikt, maar het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Daarbij moeten ook de aard en strekking van de overeenkomst in aanmerking worden genomen. Wanneer de vaststellingsovereenkomst aan de hand van deze maatstaf wordt uitgelegd, leidt dat tot het volgende.
5.4.
Op grond van de vaststellingsovereenkomst heeft Moneyview recht op een compensatie van € 101.824,66. Hierover wordt in de brief van 29 september 2017 (waarbij het door Moneyview geaccepteerde aanbod is gedaan) onder het kopje “
U aanvaardt het aanbod” vermeld dat dit bedrag wordt overgemaakt op de rekening van Moneyview bij Deutsche Bank. De tekst van de brief voegt daaraan toe dat een eventuele betalingsachterstand zal worden verrekend. Naar het oordeel van het hof kon Moneyview deze tekst redelijkerwijs niet anders begrijpen dan dat het debetsaldo verrekend zou worden met de compensatie waarop zij recht had. Moneyview heeft gewezen op het “Overzicht compensatie Uniform Herstelkader Rentederivaten”, dat als bijlage bij de brief is gevoegd. Deze bijlage bevat een berekening van de compensatie waarop Moneyview recht heeft. De berekening noemt als “
bedrag opeisbare vordering wegens betalingsachterstand” € 0,00, en geeft bij “
Per saldo door u te ontvangen uit hoofde van het UHK” een bedrag van € 101.824,66. Volgens Moneyview heeft zij uit deze bijlage – mede gelet op het gebruik van de woorden “
per saldo” – mogen begrijpen dat Deutsche Bank het debetsaldo in de door Moneyview te ontvangen compensatie had verdisconteerd (al dan niet door middel van verrekening) althans dat Deutsche Bank afstand had gedaan van haar recht om betaling hiervan te vorderen.
5.5.
Het hof volgt Moneyview hierin niet. Uit de bijlage blijkt niet meer dan dat de compensatie waar Moneyview recht op heeft € 101.824,66 bedraagt en dat hierop geen bedrag in mindering is gebracht wegens betalingsachterstand. Moneyview heeft hieruit niet mogen begrijpen dat Deutsche Bank daarmee afzag van haar opeisbare vordering uit hoofde van het debetsaldo. De brief zelf vermeldt namelijk dat met de aan Moneyview te betalen compensatie – die is gespecificeerd in de genoemde bijlage – een eventuele betalingsachterstand zal worden verrekend. Zoals hiervoor aan de orde is gekomen, had Moneyview daaruit redelijkerwijs moeten begrijpen dat het bedrag van het debetsaldo nog in mindering zou komen op de compensatie waarop zij volgens de berekening in de bijlage recht had. Moneyview mocht de genoemde bijlage redelijkerwijs niet zo begrijpen dat in het daarin genoemde saldo het debetsaldo was verdisconteerd of dat Deutsche Bank afstand deed van haar recht om betaling van het debetsaldo van Moneyview te vorderen. Daarvoor had Moneyview geen enkele aanwijzing; het bedoelde debetsaldo wordt in de bijlage nergens genoemd. Met betrekking tot het eerste punt (verdiscontering) komt daarbij dat de toegekende compensatie zoals uit de berekening in de bijlage blijkt voor het overgrote deel bestaat uit een coulancevergoeding van € 100.000,-. Gelet op de omvang en het afgeronde karakter van dit bedrag, had Moneyview redelijkerwijs moeten begrijpen dat de haar toegekende compensatie hooguit voor een klein deel het resultaat was van – zoals zij stelt – voor een leek niet te volgen berekeningen, maar grotendeels bestond uit een gefixeerd bedrag dat naar zijn aard niet de uitkomst is van een verrekening met achterstallige betalingen.
5.6.
Moneyview heeft gesteld dat de achtergrond van het UHK steun zou bieden aan de door haar verdedigde uitleg van de vaststellingsovereenkomst. Zij voert aan dat het UHK tot stand is gekomen nadat was vastgesteld dat banken hun zorgplicht jegens (met name) MKB-klanten hadden geschonden bij de advisering over derivaatcontracten. Het UHK beoogt op (relatief) eenvoudige wijze de schade van de gedupeerden te vergoeden, aldus Moneyview. Volgens Moneyview ligt het daarom voor de hand dat de compensatie waartoe Deutsche Bank op basis van het UHK is gekomen op te vatten als vergoeding voor de totale schade, waarop niet nog eens het debetsaldo in aftrek wordt gebracht. Het hof verwerpt dit betoog. Het UHK voorziet erin dat deelnemende banken MKB-klanten, die binnen het bereik van het UHK vallen, een coulancevergoeding aanbieden. Deze vergoeding is, kort gezegd, gebaseerd op de rente die de klant heeft betaald en naar verwachting nog zal betalen. Het UHK voorziet niet in het stelselmatig kwijtschelden van een betalingsachterstand van de klant. Deze achtergrond kon Moneyview dan ook niet redelijkerwijs het vertrouwen geven dat Deutsche Bank het debetsaldo niet zou verrekenen met de compensatie onder het UHK.
5.7.
Moneyview heeft zich niet op concrete andere feiten en omstandigheden beroepen waaruit volgt dat zij de vaststellingsovereenkomst heeft mogen begrijpen in de door haar verdedigde zin. Anders dan Moneyview betoogt, biedt ook de brief van 20 februari 2017 hiervoor geen aanknopingspunt. Op zich zelf is juist dat Deutsche Bank in die brief aankondigt vooralsnog niet over te gaan tot opeising van haar vordering en de uitkomst van het UHK af te zullen wachten, maar uit de brief blijkt ook dat Deutsche Bank dit doet onder voorbehoud van recht en onder de mededeling dat zij gerechtigd is haar vordering op te eisen en zo nodig over te gaan tot het uitwinnen van zekerheden. Moneyview heeft die brief dan ook redelijkerwijs niet zo mogen begrijpen dat Deutsche Bank niet onverkort zou vasthouden aan haar vordering.
5.8.
De hiervoor aangenomen uitleg van de vaststellingsovereenkomst wordt niet anders door de omstandigheid dat deze is opgesteld door Deutsche Bank. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat Deutsche Bank in andere zaken de berekening van een onder het UHK uit te betalen compensatie mogelijk op een andere wijze aan de desbetreffende klant heeft gepresenteerd. Hetgeen Moneyview verder op het punt van de uitleg van de vaststellingsovereenkomst heeft aangevoerd, leidt evenmin tot een ander oordeel.
Deutsche Bank niet verrekeningsbevoegd?
5.9.
Moneyview heeft verder gesteld dat Deutsche Bank niet bevoegd zou zijn tot verrekening omdat niet is voldaan aan de eisen van artikel 6:127 BW dan wel omdat paragraaf 3.6.7 UHK de verrekeningsbevoegdheid van Deutsche Bank zou inperken.
5.10.
Het hof verwerpt Moneyviews betoog dat Deutsche Bank zich niet op verrekening kan beroepen omdat zij geen verklaring in de zin van artikel 6:127 lid 1 BW heeft uitgebracht. Moneyview ziet over het hoofd dat partijen zijn overeengekomen dat Deutsche Bank de betaling onder de vaststellingsovereenkomst zou uitvoeren op de rekening courant van Moneyview bij Deutsche Bank in verband met de renteswap. Uit artikel 6:140 lid 1 BW volgt dat verrekening in rekening courant automatisch plaatsvindt, zonder dat daarvoor een verrekeningverklaring nodig is. Overigens geldt los daarvan dat de mededeling van Deutsche Bank in haar brief van 29 september 2017 (“
Een eventuele betalingsachterstand zal worden verrekend.”) als een toereikende verklaring in de zin van artikel 6:127 lid 1 BW moet worden aangemerkt.
5.11.
Moneyview heeft in haar memorie van grieven de vraag opgeworpen of de door Deutsche Bank van Moneyview te vorderen prestatie wel beantwoordt aan de schuld van Deutsche Bank jegens Moneyview. Het hof begrijpt dat Moneyview hiermee heeft willen stellen dat niet is voldaan aan het hierover in artikel 6:127 lid 2 BW opgenomen vereiste. Dit argument gaat niet op. Het gaat in deze om verrekening ter zake van (op partijen in hun eigen hoedanigheid rustende) verbintenissen die geldsommen tot voorwerp hebben, waarmee aan het genoemde vereiste is voldaan.
5.12.
Moneyview heeft haar stelling dat Deutsche Bank niet verrekeningsbevoegd is omdat paragraaf 3.6.7 UHK deze bevoegdheid inperkt als volgt toegelicht. Uit paragraaf 3.6.7 UHK volgt dat een bank prudent moet omgaan met haar bevoegdheid een uit te betalen compensatie onder het UHK te verrekenen met een nog openstaande schuld van de klant bij de bank. Deutsche Bank heeft in deze zaak niet inzichtelijk gemaakt of, en zo ja hoe, zij prudent met haar verrekeningsbevoegdheid is omgegaan. Hierbij is van belang dat volgens de toelichting op deze paragraaf (onderdeel III.30 van de toelichting van 10 november 2017) het voor de hand ligt dat de compensatie die onder het UHK wordt betaald volledig ten gunste komt van de klant in een geval dat de bank willens en wetens een overstand heeft geaccepteerd of gedoogd, aldus nog steeds Moneyview. Volgens Moneyview heeft Deutsche Bank de debetstand op de rekening courant van de renteswap geaccepteerd dan wel gedoogd.
5.13.
Deutsche Bank heeft deze stellingen van Moneyview betwist. Zij heeft erop gewezen dat de volledige tekst van de zin uit onderdeel III.30 van de toelichting waarop Moneyview een beroep doet als volgt luidt:

Indien de Bank al geruime tijd willens en wetens een overstand accepteert of gedoogt, ligt het meer voor de hand dat de Compensatie volledig ter beschikking komt aan de MKB-Klant dan in de situatie waarin de Bank juist stelselmatig aandringt op het terugbrengen van de overstand.
5.14.
Deutsche Bank heeft naar het oordeel van het hof terecht betwist dat zij de debetstand op de rekening courant van de renteswap heeft geaccepteerd of gedoogd. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat Deutsche Bank meermalen bij Moneyview heeft aangedrongen op het aanzuiveren van het debetsaldo. Dit volgt uit de brieven van 11 februari 2016, 13 januari 2017 en 20 februari 2017 waarin Deutsche Bank ondubbelzinnig aan Moneyview heeft laten weten dat zij aanspraak maakte op aanzuivering van de debetstand op de rekening courant van de renteswap. Moneyview had uit de omstandigheid dat Deutsche Bank in afwachting van de uitkomst van de beoordeling onder het UHK haar vordering niet opeiste, niet mogen afleiden dat Deutsche Bank de debetstand accepteerde of gedoogde. De brief van 20 februari 2017 vermeldt – zoals ook hiervoor al overwogen – uitdrukkelijk dat Deutsche Bank dit deed onder voorbehoud van alle rechten en weren en dat zij
vooralsnogniet zal overgaan tot opeising van de vordering. De door Moneyview aangehaalde situatie dat een bank een schuld (‘overstand’) van een klant in verband met een renteswap heeft geaccepteerd of gedoogd is derhalve in deze zaak niet aan de orde. Het hof kan daarmee onbesproken laten of de regeling van het UHK de wettelijke verrekeningsbevoegdheid van een bank überhaupt kan inperken.
Afronding
5.15.
Het hof komt niet toe aan bewijslevering. Moneyview heeft geen bewijs aangeboden van voldoende concrete stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel in deze zaak kunnen leiden.
5.16.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de grieven van Moneyview falen. De rechtbank heeft haar vorderingen terecht afgewezen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Moneyview is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld. Zij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt de proceskosten als volgt vast:
- verschotten (griffierecht) € 2.135,-
- salaris
€ 6.639,-(tarief IV, 3 punten)
Totaal: € 8.774,-

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Moneyview in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Deutsche Bank vastgesteld op € 8.774,- en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. K.A.J. Bisschop, M.M.M. Tillema en H.O. Kerkmeester en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.
.