Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
KAMER VAN KOOPHANDEL,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
(zakelijk weergegeven):
- zal verklaren voor recht dat voor de berekening van de transitievergoeding 1 december 1984 als aanvangsdatum van zijn dienstverband dient te worden gehanteerd;
3.Feiten
Afspraken in verband met transitie naar één Kamer van Koophandel dd 15 april 2013’. Daarin staat onder meer:
“(…)1. Begrippen(…)
“(…)A.Jaren die gelden voor de jubileumgratificatie (ARAR)
Jouw arbeidsvoorwaarden blijven hetzelfde’:
“(…) Door de invoering van de nieuwe rechtspositie blijven jouw arbeidsvoorwaarden hetzelfde. Zaken als (de hoogte van) jouw salaris en je pensioenrechten maar ook individuele afspraken die je met jouw leidinggevende hebt gemaakt, veranderen dus niet. (…)”
“In afwijking van de voor ambtenaren volgens de CAO geldende arbeidsvoorwaarden, kan voor de volgende aangelegenheden voor het personeel van de Kamer worden afgeweken van artikel 15, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen:a. toepassing van de volledige arbeidsduur;(…)c. berekening van het aantal in overheidsdienst doorgebrachte jaren;(…)”
“Er zijn regels over op welke wijze wordt vastgesteld wanneer je in geval van overtolligheid je functie verliest. Hiervoor geldt het afspiegelingsbeginsel, zoals deze in bijlage 13 van de CAO Rijk is vastgesteld. Eén van de criteria is de diensttijd. Bij KVK telt naast de in de CAO Rijk vastgestelde diensttijd ook mee de periode direct voorafgaande aan de aanstelling in vaste dienst, waarin men via een detacherings-, payroll-, of uitzendbureau of soortgelijke constructie werkzaam is geweest voor de KvK’s, KvK NL of Syntens of van organisaties die formeel juridisch met deze organisaties zijn gefuseerd dan wel rechtsvoorgangers die formeel in deze organisaties zijn opgegaan.”
“Dit document beschrijft de regels op welke wijze via het afspiegelingsbeginsel wordt vastgesteld wie in geval van overtolligheid zijn functie verliest. (…)De te betrekken diensttijd betreft de tijd doorgebracht als overheidswerknemer als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet privatisering ABP (verder: overheidsdiensttijd).Als hulpmiddel bij het vaststellen van de overheidsdiensttijd kan het ABP een diensttijdopgave leveren. Op deze diensttijdopgave staat echter alleen de tijd die relevant is voor de pensioenen. Omdat ook overheidsdiensttijd mogelijk was waaraan geen pensioenopbouw was verbonden (…), zal de diensttijdopgave niet in alle gevallen volledig zijn. Werknemers moeten daarom in de gelegenheid worden gesteld om hun eigen diensttijdopgave te controleren en aan te vullen (…). Dat geldt overigens ook als gebruik wordt gemaakt van een ander hulpmiddel – bijvoorbeeld de registratie van de diensttijd voor een jubileumuitkering – om de overheidsdiensttijd vast te stellen.”
“(…) We gaan nu de volgende fase in: de voorbereiding van de start van de agile organisatie. Voor een goede voorbereiding is het nodig om jouw uitgangspositie vast te stellen. (…)Jouw uitgangspositie is:Begrip Uitgangspositie(…)Arbeidsduur (Fte) 0,3158 FteOverheidsdiensttijd 36,08KvK diensttijd 36,08
Uitleg begrippen uitgangspositie’, staan de volgende definities:
‘OverheidsdiensttijdDit zijn de jaren die je als overheidsmedewerker werkzaam bent geweest. Deze diensttijd is gelijk aan het aantal jaren op basis waarvan de jubileumuitkering aan je wordt uitgekeerd. De technische formulering van deze diensttijd staat in de CAO Rijk; de tijd doorgebracht als overheidswerknemer als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet privatisering ABP.KVK diensttijdDit zijn de jaren die je aaneengesloten in dienst bent geweest bij de Kamer van Koophandel of eventuele rechtsvoorgangers van de KVK (bv. Syntens). Deze diensttijd is gelijk aan je KVK jubileumdatum.’(…)
4.Het geding in eerste aanleg
a.dient voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 van het Burgerlijk Wetboek (BW) 1 december 1984 (indiensttreding Kamer van Koophandel en Fabrieken Hoorn) of 1 maart 1998 (indiensttreding Kamer van Koophandel en Fabrieken Amsterdam) als aanvangsdatum van het dienstverband van [appellant] te worden genomen?
b.dienen de harmonisatietoelagen die [appellant] ontvangt of een van die toelagen meegenomen te worden bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding ex artikel 7:673 BW?
a) 1 maart 1998 als aanvangsdatum van het dienstverband van [appellant] gehanteerd dient te worden, te weten de datum van indiensttreding bij de Kamer van Koophandel Amsterdam, en (
b) de harmonisatietoelagen die [appellant] ontvangt niet meegenomen dienen te worden. Met betrekking tot de proceskosten heeft de kantonrechter bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt.
vraag (a)heeft de kantonrechter overwogen dat de Kamer van Koophandel Noordwest-Holland en de Kamer van Koophandel Amsterdam niet als ‘dezelfde partijen’ in de zin van artikel 7:673 lid 4 onderdeel b eerste zin BW kunnen worden aangemerkt. Evenmin kunnen zij als ‘opvolgend werkgevers’ als bedoeld in de tweede zin van dat artikellid worden beschouwd omdat volgens de wetsgeschiedenis alleen sprake is van opvolgend werkgeverschap als de aanleiding voor het overgaan naar een nieuwe werkgever bij de werkgever is gelegen, terwijl in dit geval [appellant] naar de functie bij de Kamer van Koophandel Amsterdam heeft gesolliciteerd en het initiatief voor de overstap dus bij hemzelf lag, aldus de kantonrechter. Ten overvloede heeft de kantonrechter nog overwogen dat niet aan de criteria van de beschikking van de Hoge Raad van 17 november 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2905, hierna: de Constar-beschikking) is voldaan. Voor werkgeverswisselingen die vóór 1 juli 2015 hebben plaatsgevonden geldt dat niet alleen sprake moet zijn van dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden, maar ook dat tussen de oude en de nieuwe werkgever zodanige banden moeten bestaan dat het door de vorige werkgever verkregen inzicht in de hoedanigheden en geschiktheid van de werknemer in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever. De kantonrechter oordeelde dat [appellant] bij de Kamer van Koophandel Amsterdam een andere functie had dan bij de Kamer van Koophandel Noordwest-Holland (hij had bij eerstgenoemde functie geen leidinggevende rol meer) én dat van de hiervoor genoemde ‘zodanige banden’ tussen beide Kamers niet is gebleken. Ook op deze grond kon daarom geen opvolgend werkgeverschap worden aangenomen. Dat er afspraken zijn gemaakt over het meetellen van diensttijd achtte de kantonrechter niet van belang omdat de berekening van de hoogte van de transitievergoeding uitsluitend dient plaats te vinden aan de hand van de wettelijke regels en de rechtspraak.
vraag (b)heeft de kantonrechter geoordeeld dat de harmonisatietoelagen niet meetellen bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding. Hij overwoog dat beide harmonisatietoelagen een compensatie zijn voor het wegvallen bij de fusie begin 2014 van organisatiespecifieke arbeidsvoorwaarden van de Kamer van Koophandel Amsterdam. De harmonisatietoelage van € 19,79 bruto per maand is een compensatie voor het wegvallen van een toelage voor zorg- en compensatiesparen en de harmonisatietoelage van 9,157% van het salaris voor het wegvallen van het recht op met name een 14e maand. Er is volgens de kantonrechter geen sprake van een vaste eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3 lid 1 van het Besluit loonbegrip omdat de toelage niet aan het einde van een kalenderjaar maar per maand wordt betaald. Van een variabele looncomponent is volgens de kantonrechter geen sprake omdat de hoogte van de toelage niet wordt bepaald door de resultaten van de onderneming of het persoonlijk functioneren van de werknemer. Evenmin kan de toelage worden aangemerkt als vaste looncomponent in de zin van artikel 4 van de Regeling looncomponenten omdat het geen overwerkvergoeding of ploegentoeslag is. Overeenkomstig de rechtspraak kan alleen van de regelingen worden afgeweken indien onverkorte toepassing daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, maar het is de kantonrechter niet gebleken dat dat in dit geval zo is, aldus steeds de kantonrechter.
5.Beoordeling
grief 1komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding als aanvangsdatum van het dienstverband 1 maart 1998 (aanvang dienstverband Kamer van Koophandel Amsterdam) moet worden aangehouden. Volgens [appellant] moet dit 1 december 1984 (aanvang dienstverband Kamer van Koophandel Hoorn) zijn.
3.Reikwijdte van het begrip «ambtenaar»De leden van de VVD-fractie vragen naar de hoogte van de transitievergoeding voor ambtenaren als hun aanstelling verandert in een arbeidsovereenkomst en in hoeverre de jaren vande publiekrechtelijke aanstelling meetellen voor de bepaling van de hoogte van de transitievergoeding. De bedoeling van de Wnra is dat ambtenaren zoveel mogelijk dezelfde rechten en plichten krijgen als werknemers in de private sector. Het zou dan ook onlogisch en onrechtvaardig zijn als de tijdsduur van hun dienstverband op grond van eerdere aanstellingen niet zou worden meegerekend bij de bepaling van de hoogte van (bijvoorbeeld) de transitievergoeding (artikel 7:673 van het Burgerlijk Wetboek). In beginsel voorziet artikel 14 van de Ambtenarenwet 2017 er in dat de ambtenaar met de omzetting van zijn aanstelling in een arbeidsovereenkomst zijn rechten behoudt. Het is gebleken dat onzekerheid bestaat of artikel 14 van de Ambtenarenwet 2017 ook inhoudt dat de duur van aanstellingen voorafgaand aan de laatste aanstelling moet worden meegerekend bij bijvoorbeeld de vaststelling van het recht op transitievergoeding. Om die onzekerheid weg te nemen wordt in onderdeel E van de nota van wijziging artikel 14 aangepast.
Jouw arbeidsvoorwaarden blijven hetzelfde’:
“(…) Door de invoering van de nieuwe rechtspositie blijven jouw arbeidsvoorwaarden hetzelfde. Zaken als (de hoogte van) jouw salaris en je pensioenrechten maar ook individuele afspraken die je met jouw leidinggevende hebt gemaakt, veranderen dus niet. (…)”
Afspraken in verband met transitie naar één Kamer van Koophandel dd 15 april 2013), uit de omschrijving van de diensttijd bij overtolligheid in artikel 1.9.1 van het KvK Personeelshandboek en uit de artikelen 2a en 2g van het Basis Rechtspositiereglement dat aan het Personeelshandboek voorafging. Het meenemen van eerdere aanstellingen blijkt voorts uit de salarisspecificaties die [appellant] van de Kamer van Koophandel ontving, uit een overgelegd overzicht van het ABP en uit een uitdraai van de jubilea van [appellant] , waarop steeds 1 december 1984 als datum indiensttreding is vermeld. Daarnaast heeft de Kamer van Koophandel [appellant] in de loop der jaren meerdere brieven gestuurd waarin staat dat zijn eerdere dienstjaren meetelden. In de brief van 26 april 2013 is de diensttijd van [appellant] per
1 april 2014 berekend op 29,08 jaren en in die van 8 februari 2021 zijn overheids- en KvK diensttijd op 36,08 jaren, terwijl de KvK diensttijd in de bijlage bij die laatste brief is gedefinieerd als:
‘Dit zijn de jaren die je aaneengesloten in dienst bent geweest bij de Kamer van Koophandel of eventuele rechtsvoorgangers van de KvK (bv. Syntens). Deze diensttijd is gelijk aan je KvK jubileumdatum’. Tot slot valt ook steun voor het oordeel van het hof te vinden in het Besluit rechtspositie Kamer van Koophandel van 7 juli 2020 en bijlage 13 bij de cao Rijk. In de cao Rijk zelf wordt niet van een ruimer aantal dienstjaren dan dat van artikel 7:673 BW uitgegaan, maar in artikel 2 van genoemd besluit is bepaald dat voor medewerkers van de Kamer van Koophandel voor wat betreft de toepassing van de volledige arbeidsduur en de berekening van het aantal in overheidsdienst doorgebrachte jaren kan worden afgeweken van de cao Rijk. In bijlage 13 bij de cao Rijk is vervolgens voor wat betreft de overtolligheid uitgegaan van de overheidsdiensttijd, waarbij expliciet als hulpmiddel om tot die overheidsdiensttijd te komen is verwezen naar een diensttijdopgave van het ABP of de registratie van de diensttijd voor de vaststelling van een jubileumuitkering. In beide documenten wordt, zoals hiervoor is overwogen, voor [appellant] uitgegaan van 1 december 1984 als datum indiensttreding.