Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[verweerder 1] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
De eigenaars en gebruikers zijn verplicht de privé gedeelten te gebruiken:- (…)- Voorzover het betreft het terras behorende tot het privé gedeelte van het appartementsrecht met indexnummer 2: als terras, met dien verstande dat het gebruik als terras slechts zal zijn toegestaan na van overheidswege verkregen vergunning;(…).
de funderingen, de dragende muren en de kolommen, het geraamte van het gebouw met de ondergrond, het ruwe metselwerk, alsmede de vloeren met uitzondering van de afwerklagen in de privé gedeelten, de buitengevels, waaronder begrepen de raamkozijnen met glas, de deuren welke zich in de buitengevel bevinden of de scheiding vormen tussen het gemeenschappelijk en het privé gedeelte, de borstweringen, de portiek, de daken, de schoorstenen en de ventilatiekanalen;
Van de te splitsen onroerende zaak is een tekening gemaakt als bedoeld in artikel 5:109 tweede lid van het Burgerlijk Wetboek, duidelijk aangevende de begrenzing van de onderscheiden gedeelten welke bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en die zijn voorzien van Arabische cijfers.
3.Beoordeling
grief 3in het principale hoger beroep komt [verzoeker] op tegen de uitleg die de kantonrechter aan de splitsingsstukken heeft gegeven. Volgens [verzoeker] kan op grond van de splitsingstekening (zie hiervoor onder 2.8) niet anders worden geconcludeerd dan dat hem het gebruik toekomt van het gehele dak. Op de splitsingstekening staat ter hoogte van het platte dak en derhalve buiten de grenzen van het dakterras immers het indexnummer 2 dat verwijst naar zijn appartementsrecht. Bovendien valt het gehele dakoppervlak op de tekening binnen de dikke lijn (die loopt langs de buitengevel) die de grenzen aangeeft van het appartementsrecht. Ook beroept [verzoeker] zich op de splitsingsakte van het naastgelegen pand. [verzoeker] heeft destijds van [naam] vernomen dat hem het gebruik van het gehele dak toekomt.
grief 2in het principale hoger beroep onder meer de veroordeling van [verzoeker] tot het in overeenstemming brengen van zijn dakterras met de vergunning, in die zin dat [verzoeker] gehouden is om de omvang van het dakterras tot ongeveer 67,56m2 terug te brengen en het hekwerk langs de achtergevel tenminste één meter van de rand af te plaatsen, binnen zes maanden na beschikkingsdatum. [verweerders] betogen met
grief 1in het incidentele hoger beroep dat het (gebruik van het) dakterras op alle aspecten moet voldoen aan de vergunning. Zowel grief 2 in het principale hoger beroep als grief 1 in het incidentele hoger beroep zien op de vergunning die in 1999 is verleend (zie hiervoor onder 2.3). Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben partijen onderkend dat de standpunten die zij bij deze grieven hebben ingenomen zijn achterhaald door de volgende omstandigheden:
grief 1 en grief 2, voor zover niet gerelateerd aan de vergunning, in het principale hoger beroep bezwaar tegen het afwijzen van zijn beroep op verjaring. Ook in hoger beroep betoogt hij dat het dakterras in de huidige omvang hem in deze toestand in 2000 is geleverd en dat dit sindsdien ongewijzigd is gebleven (in welk geval er mogelijk een feitelijke situatie zou zijn die meer dan 20 jaar heeft geduurd), met uitzondering van de locatie van de toegang.
Furthermore, I am considering to put solar panels on our roof, that is of course on the bit that is not your roofterrace.Verder blijkt uit de agenda van de VvE vergadering van 28 november 2018 dat [verweerder 1] ook op dat moment nog ervan uitging dat hij aanspraak kon maken op het gebruik van een deel van het dak. Die agenda vermeldt immers:
(…) [verweerder 1] would like to mount solar panels on the parts of the roof that belongs to him.Voor het overige heeft [verzoeker] geen redengevende feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel kunnen leiden. Alles overziend is uitsluitend het plaatsen van het hek dan ook onvoldoende geweest om het gehele dak, waaronder het gedeelte waarvoor geen dakterras vergund is, ondubbelzinnig in bezit te nemen. Dit betekent dat geen verjaringstermijn is aangevangen en geen verjaring is bewerkstelligd. Het bezwaar van [verzoeker] tegen de afwijzing van zijn beroep op verjaring wordt verworpen.
grief 2in het incidentele hoger beroep, waarmee [verweerders] bezwaar maken tegen compensatie van de proceskosten in de procedure bij de kantonechter, geen doel treft. De slotsom is dat het principale en het incidentele hoger beroep geen succes hebben. [verzoeker] moet de proceskosten van het principale hoger beroep en [verweerders] moeten de proceskosten van het incidentele hoger beroep dragen.