In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van Sint Maarten Telephone Company N.V. (TELEM) tot vernietiging van een arbitraal vonnis. TELEM had de vernietiging gevorderd van een arbitraal vonnis van het International Court of Arbitration van de International Chamber of Commerce (ICC) van 20 januari 2022, waarin een vordering van MER Sint Maarten B.V. (MER) werd toegewezen. TELEM stelde dat het scheidsgerecht zich niet aan de opdracht had gehouden, dat het vonnis niet met redenen was omkleed, en dat het vonnis in strijd was met de openbare orde. Het hof oordeelde dat de vernietigingsgronden van artikel 1065 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet van toepassing waren. Het hof benadrukte dat een vernietigingsprocedure niet mag worden gebruikt als een verkapt hoger beroep en dat de burgerlijke rechter zich terughoudend moet opstellen bij het toetsen van arbitrale vonnissen.
De procedure begon met een dagvaarding van TELEM op 13 mei 2022, waarin zij de vernietiging van het arbitraal vonnis eiste. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 november 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. TELEM voerde aan dat de vordering van MER niet ontvankelijk was, omdat de voorwaarden voor toegang tot de overheidsrechter niet waren nageleefd. Het hof oordeelde echter dat de bezwaren van TELEM niet voldoende waren om de vernietiging van het vonnis te rechtvaardigen. Het hof concludeerde dat de vordering van TELEM werd afgewezen en dat zij in de kosten van het geding werd veroordeeld.
De uitspraak van het hof bevestigt het belang van een effectieve arbitrale rechtspleging en de beperkingen van de burgerlijke rechter bij het toetsen van arbitrale beslissingen. Het hof heeft de vordering van TELEM afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van het geding, wat de uiteindelijke beslissing van het hof onderstreept.