ECLI:NL:GHAMS:2024:498

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
200.315.263/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest over garantstelling voor meerdere orders in civiele procedure

In deze civiele zaak heeft Gebo B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de vorderingen van Gebo tegen Sevens Beheer B.V. werden afgewezen. Gebo had in de eerste helft van 2018 twee grote tegelorders geplaatst bij een failliet verklaarde onderneming, [bedrijf] B.V., waarvan Sevens de bestuurder en aandeelhouder was. Gebo stelt dat Sevens garant stond voor de betaling van de facturen van de tweede order, maar de rechtbank oordeelde dat niet was komen vast te staan dat Sevens ook voor deze order garant stond. In hoger beroep heeft het hof de vorderingen van Gebo opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat een eventuele garantstelling zou kunnen gelden voor zowel de eerste als de tweede order. Het hof heeft echter behoefte aan nadere inlichtingen over de vraag of Sevens een volmacht heeft gegeven voor de garantstellingsovereenkomst en of er onrechtmatig is gehandeld. Het hof heeft een mondelinge behandeling gelast om deze vragen te verhelderen. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over garantstellingen en vertegenwoordigingsbevoegdheid in het civiele recht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.315.263/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/322009 / HA ZA 21-592
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 maart 2024
in de zaak van
GEBO B.V.,
gevestigd in Ede,
appellant,
advocaat: mr. H.C.W. Geffroy uit Ede,
tegen
SEVENS BEHEER B.V.,
gevestigd in Alkmaar,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A. Glijnis uit Alkmaar.
Partijen worden hierna Gebo en Sevens genoemd.

1.De zaak in het kort

[bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf]) heeft in de eerste helft van 2018 twee omvangrijke tegelorders geplaatst bij Gebo. Vervolgens is [bedrijf] in november 2018 failliet verklaard. Op dat moment waren de facturen voor de tweede order niet betaald. Gebo meent dat Sevens, bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf], garant stond voor de tweede order, zodat Sevens gehouden is de bijbehorende facturen aan haar te betalen. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat Sevens (ook) voor de tweede order garant zou staan en heeft de vorderingen van Gebo daarom afgewezen. In dit hoger beroep beoordeelt het hof de vorderingen van Gebo opnieuw. Het hof is van oordeel dat een eventuele garantstelling zou gelden voor zowel de eerste als de tweede order, maar dat (nog) niet kan worden beoordeeld of Sevens een volmacht heeft gegeven om namens haar een garantstellingsovereenkomst aan te gaan. Ook kan het hof nog niet beoordelen of Sevens onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof heeft behoefte aan nadere inlichtingen en gelast een mondelinge behandeling.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Gebo is bij dagvaarding van 4 juli 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 22 juni 2022 van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Gebo als eiseres en Sevens als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
2.2.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, tevens akte wijziging van eis, met productie;
  • memorie van antwoord, met productie.
2.3.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.De feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
De ondernemersactiviteiten van Gebo bestaan voornamelijk uit de (groot)handel in tegels, tegelproducten en aanverwante producten. Gebo had een exclusieve leveringsovereenkomst met BMW/MINI.
3.2.
Sevens is een financiële holding. Enig aandeelhouder en bestuurder van Sevens is [naam 1] (hierna: [naam 1]).
3.3.
[bedrijf] exploiteerde een onderneming in tegelwerk. Sevens was aandeelhouder van [bedrijf]. In december 2015 is Sevens (mede)bestuurder geworden van [bedrijf].
3.4.
Een vertegenwoordiger van Gebo, [naam 2] (hierna: [naam 2]), heeft in december 2017 contact gelegd met de inkoper van [bedrijf], [naam 3] (hierna: [naam 3]). Vervolgens heeft [naam 3] aan [naam 2] een offerte gevraagd voor in totaal 2.510 m2 tegels in verband met een opdracht voor BMW Dusseldorp in Zwaag, bestaande uit zowel BMW tegels als MINI tegels.
3.5.
Op 5 februari 2018 heeft [naam 3] per e-mail het volgende aan [naam 2] geschreven:
"Als we de opdracht krijgen moeten we week 9 al starten met een groot gedeelte BMW, de Mini komt dan in week 19."
3.6.
Op 20 februari 2018 heeft [naam 3] aan [naam 2] een e-mail gestuurd waarin – voor zover van belang – het volgende staat:
"Hoi [naam 2],
Bij deze alvast de bestelling per mail.
De K.v.K. is van [bedrijf] en bijgevoegd ook de K.v.K. van Sevens Beheer de groot aandeelhouder van [bedrijf].
Omdat er nog geen cijfers van [bedrijf] over 2017 zijn gedeponeerd zijn zal de kredietcheck daarop waarschijnlijk wel een probleem geven.
Ondanks dat [naam 4] en de RAB groep volop leveren en er geen probleem mee hebben.
Maar als zekerheid, en dat snap ik bij een nieuwe klant kunnen jullie het anders op Sevens Beheer zetten. (…)
Ik mail je in de loop van de week de exacte meters voor het vervolg van B.M.W. en als de bemonstering van Mini is goedgekeurd ook
Deze meters.(…)"
3.7.
Op 21 februari 2018 heeft [naam 2] per e-mail aan [naam 3] het volgende geschreven:
"Wij hebben een kredietverzekering aangevraagd op [bedrijf]. Deze is niet goed gekeurd. Op Sevens beheer krijgen wij wel een positieve uitslag. Kun je mij per mail bevestigen dat zij inderdaad garant staan."
3.8.
Daarop heeft [naam 3] op diezelfde dag als volgt geantwoord:
"Sevens beheer de eigenaar van [bedrijf] B.V. staat garant zoals al reeds aangegeven. Daarom waren de K.v.K. papieren van Sevens beheer al bijgevoegd."
3.9.
Na ontvangst van de bevestiging van de garantstelling heeft Gebo de order van februari 2018 uitgeleverd aan [bedrijf]. De twee facturen die Gebo hiervoor aan [bedrijf] heeft gestuurd, heeft [bedrijf] betaald.
3.10.
Op 3 april 2018 heeft Gebo in verband met hetzelfde project een tweede order ontvangen van [naam 3]. Die order is op 18 juni 2018 uitgeleverd en op 19 juni 2018 aan Sevens gefactureerd. De facturen voor deze order zijn niet betaald.
3.11.
Op 6 november 2018 is [bedrijf] (inmiddels genaamd: [bedrijf] B.V.) in staat van faillissement verklaard.
3.12.
Vervolgens is tussen partijen een discussie ontstaan over de aansprakelijkheid van Sevens voor de tweede order. Daarover heeft op verzoek van Gebo een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. Daarbij is onder andere [naam 3] als getuige gehoord. Hij heeft – voor zover hier van belang – het volgende verklaard:
"Ik ken het bedrijf Gebo B.V. Daar heb ik eenmalig zaken meegedaan. Dat kwam omdat een opdracht bij BMW alleen via deze groothandel mocht. Het ging om 2000 tot 2500 m2 voor Dusseldorp in Zwaag. De opdrachtgever was [naam 5] uit [plaats]. Het ging om een volwaardige BMW mini vestiging, een dealer schap. Ik heb voor deze opdracht contact gehad met de heer [naam 2]. De deal is gesloten door heel veel te mailen over de prijsvorming en een kennismakingsgesprek. Uiteindelijk is het tot een bestelling gekomen. Mr. Geffroy vraagt mij over de mails van 20 februari en 21 februari 2018 die ik heb gestuurd aan de heer [naam 2]. Ik kan daarover het volgende verklaren. Als wij [bedrijf] de klus zouden aannemen, zou [naam 1] borg staan. Dat is ook op die manier gebeurd bij de RAB Groep en [naam 4]. Dat gebeurde ook vaker. Ik heb het uittreksel van de KVK van Sevens Beheer gehad via [naam 6] om te checken. Ik contact gehad [naam 1], ik heb dit mondeling besproken. Ik heb hem gezegd dat als hij niet borg zou staan dat wij de opdracht niet zouden kunnen uitvoeren voor een belangrijke opdrachtgever. [naam 5] was namelijk een belangrijke opdrachtgever. Het uittreksel heb ik via [naam 6] gekregen, [naam 6] is het hoofd administratie. [naam 1] wist hiervan. Op voorhand heb ik het zelf met hem besproken. Toen heb ik toestemming gekregen om de bestelling te doen en de kredietcheck te laten doen. Er is een mail van 29 mei 2018 van 11:57 van de heer [naam 1] aan mij waarin hij mij vraagt om de mail door te sturen aangaande de borgstelling "van mij" op de factuur van Gebo. (…) Mr. Geffroy vraagt mij wat ik nu precies met de heer [naam 1] heb besproken. Ik heb gezegd dat als hij niet garant zou staan, Gebo niet zou leveren en wij de opdracht niet zouden kunnen uitvoeren voor een goede opdrachtgever. Ook heb ik aangeven dat wij dit al eerder hebben gedaan, het was een normale gang van zaken. [naam 1] heeft akkoord gegeven op een kredietcheck op zijn beheer en dus ook op de bestelling want de kredietcheck hoort bij de bestelling. Ik verstond daaronder dat het besteld kon worden met borg. Op vraag van mr. Geffroy wanneer dat is geweest antwoord ik dat ik de borg/ garantstelling expliciet heb besproken, dat zal in januari of februari geweest zijn. (…) Op vraag van mr. Geffroy aangaande de eerste order 20 februari 2018 en de tweede 3 april 2018 antwoord ik dat deze order hetzelfde project betreffen, hetzelfde contract en dezelfde aannemer. Het was één opdracht. (…) [naam 1] heeft aan mr. Glijnis op 29 mei de volgende email gestuurd: "ik heb je verteld dat ik een order bij [bedrijf] heb geplaatst (ikzelf niet, maar [naam 3] mijn calculator), nu heeft hij ook (zonder mijn medeweten) de mail van 21 februari gestuurd, sta ik nu borg voor dit bedrijf? (…)" Er staat in deze mail dat het zonder mij medeweten was, maar dat klopt niet, [naam 1] wist dondersgoed hoe het zat."

4.De eerste aanleg

4.1.
Gebo heeft in eerste aanleg – samengevat – gevorderd dat Sevens wordt veroordeeld aan Gebo een bedrag van € 58.500,72 te betalen, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente. Gebo heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Sevens op grond van de garantstellingsovereenkomst tussen Gebo en Sevens gehouden is om de facturen voor de tweede order van [bedrijf] te betalen.
4.2.
De rechtbank heeft de vordering van Gebo afgewezen. De rechtbank heeft – kort gezegd – geoordeeld dat voor de eerste en de tweede order sprake is van twee afzonderlijke overeenkomsten en dat niet is komen vast te staan dat rechtsgeldig namens Sevens voor de tweede order een garantstelling is afgegeven.

5.De beoordeling

De vorderingen in hoger beroep
5.1.
Tegen deze beslissing van de rechtbank en de motivering die daaraan ten grondslag ligt, komt Gebo met drie grieven op. Gebo betoogt – kort gezegd – dat sprake is van één bestelling tussen Gebo en [bedrijf] (die bestond uit twee afzonderlijke delen) en dat ten aanzien van de totale bestelling namens Sevens een garantstelling is afgegeven. Daarnaast heeft Gebo haar eis gewijzigd.
5.2.
Gebo heeft – samengevat – geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, Sevens zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 58.500,72, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente en Sevens zal veroordelen tot terugbetaling van wat Gebo op grond van het bestreden vonnis aan Sevens heeft betaald (met rente), met veroordeling van Sevens in de kosten van het geding in beide instanties.
5.3.
Sevens heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen met, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Gebo in de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten.
5.4.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
Eventuele garantstellingsovereenkomst ziet op beide orders van [bedrijf]
5.5.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is of een eventuele garantstellingsovereenkomst tussen Gebo en Sevens slechts de eerste order of ook de tweede order van [bedrijf] omvatte. Het hof is van oordeel dat een mogelijke garantstelling van Sevens in beginsel gold voor beide orders en licht dat als volgt toe. Daarbij neemt het hof veronderstellenderwijs aan dat een garantstellingsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, zonder daarmee vooruit te lopen op de vraag of dat daadwerkelijk het geval is.
5.6.
Het antwoord op de vraag wat Gebo en Sevens met elkaar zijn overeengekomen hangt af van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex)).
5.7.
Gebo heeft zich op het standpunt gesteld dat zij er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat een garantstelling voor beide orders van [bedrijf] zou gelden. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. [bedrijf] heeft bij Gebo één bestelling gedaan die in twee delen is afgeroepen. [bedrijf] heeft bij Gebo een aanvraag gedaan voor in totaal 2.510 m2 tegels voor een opdracht voor een project bij dealer Dusseldorp. Dat is één garagebedrijf, met een vleugel voor BMW en een vleugel voor MINI. Daarnaast ging het om één opdracht. Vervolgens heeft [bedrijf] een eerste deel van de tegels in bestelling gezet. Daarbij heeft zij opgemerkt dat in de loop van diezelfde week de exacte meters voor het vervolg van BMW zouden worden doorgegeven en na goedkeuring ook de meters voor MINI. In eerste instantie heeft Gebo 940 m2 tegels geleverd aan [bedrijf]. De tweede levering bestond uit 1.360 m2. In totaal heeft Gebo 2.300 m2 tegels geleverd aan [bedrijf]. Gebo heeft iets minder geleverd dan de aanvankelijk gevraagde 2.510 m2, maar dat is omdat de metingen iets gunstiger uitkwamen. Verder heeft [bedrijf] geen voorbehoud gemaakt ten aanzien van de tweede uitlevering. Daarnaast hebben Gebo en [bedrijf] pas nadat zij de aantallen en prijzen hebben besproken, gesproken over de garantstelling. De garantstelling gold dus voor beide orders, aldus steeds Gebo.
5.8.
Sevens heeft betoogd dat een eventuele garantstelling slechts zou gelden voor de eerste order. Dat blijkt volgens haar uit het volgende. Er is sprake van twee verschillende overeenkomsten tussen Gebo en [bedrijf]. Gebo heeft in eerste aanleg erkend dat de bestelling bestond uit twee verschillende orders. Verder heeft Gebo voor de verschillende orders verschillende prijsopgaven gegeven, waarbij Gebo aanvankelijk geen prijsopgave heeft gegeven voor de tegels die bij de tweede order zijn besteld. Daarnaast heeft Gebo voor de verschillende orders afzonderlijke orderbevestigingen gestuurd. Uit niets blijkt dat [bedrijf] van aanvang af gehouden was in totaal 2.510 m2 tegels af te nemen. Voor de tweede order is niet afzonderlijk gesproken over een garantstelling. Voor zover al een garantstelling zou zijn afgegeven, gold deze dus alleen voor de eerste order, aldus Sevens.
5.9.
Het hof is van oordeel dat de beide orders van [bedrijf] aan Gebo onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Het ging, zoals Gebo wist, om één opdracht voor één project voor één dealer, waarvoor aanvankelijk één aanvraag voor 2.510 m2 is gedaan. Weliswaar zijn eerst tegels voor de BMW-vleugel en vervolgens de tegels voor de MINI-vleugel besteld, maar deze orders maken deel uit van hetzelfde project. Bovendien is de totale hoeveelheid tegels die is besteld nagenoeg gelijk aan het aangevraagde aantal. Dat Gebo in eerste aanleg ook zelf heeft gerefereerd aan een eerste order en een tweede order en dat Gebo voor de twee orders afzonderlijke orderbevestigingen heeft gestuurd doet niet af aan de geconstateerde verbondenheid tussen de orders. Verder is niet van doorslaggevend belang of [bedrijf] van aanvang af gehouden was de totale hoeveelheid tegels af te nemen en dus na de eerste order nog een tweede order te plaatsen. Deze omstandigheden sluiten namelijk niet uit dat de twee orders, zoals die zijn geplaatst, in wezen als één voortgezette bestelling kunnen worden gezien.
5.10.
Gelet op deze verbondenheid, heeft Gebo er naar het oordeel van het hof gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat een garantstelling die is afgegeven voorafgaand aan de eerste order, ook zou gelden voor de opvolgende order tenzij bij de tweede order anders te kennen is gegeven.
5.11.
De conclusie van het voorgaande is dat de eventuele garantstellingsovereenkomst tussen Gebo en Sevens in beginsel ook zag op de tweede order. Dat brengt mee dat de grieven I en II in zoverre slagen.
Geen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid door Sevens
5.12.
De volgende vraag die partijen verdeeld houdt, is of tussen Gebo en Sevens een overeenkomst tot stand is gekomen waarin Sevens zich ten gunste van Gebo garant heeft gesteld voor de nakoming van de verplichtingen van [bedrijf] jegens Gebo. Volgens Gebo is dit het geval omdat [naam 3] expliciet heeft bevestigd dat Sevens garant zou staan en hij daartoe een volmacht had van ([naam 1] namens) Sevens. Voor zover een volmacht zou ontbreken, beroept Gebo zich op toerekening van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid aan Sevens (artikel 3:61 lid 2 BW). Dat beroep gaat echter niet op.
5.13.
Voor toerekening van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid aan Sevens is vereist dat Gebo die schijn heeft aangenomen op grond van verklaringen of gedragingen van ([naam 1] namens) Sevens of die voor risico van Sevens komen. De kern van het betoog van Gebo is dat zij op basis van verklaringen en gedragingen van [naam 3] (en niet: Sevens) heeft vertrouwd op een toereikende volmacht. Het enige dat zij Sevens verwijt, is dat Sevens niet heeft geacteerd toen zij naar eigen zeggen op 29 mei 2018 bekend raakte met de garantstelling. Sevens had op dat moment te kennen moeten geven dat zij in haar ogen niet garant stond. Door dat niet te doen, heeft Gebo erop vertrouwd dat [naam 3] een toereikende volmacht had, aldus Gebo. Als Sevens op dat moment niet heeft geprotesteerd, wat zij betwist, is dat echter onvoldoende voor het oordeel dat Sevens daardoor de schijn heeft gewekt dat [naam 3] drie maanden eerder vertegenwoordigingsbevoegd was.
Nog onduidelijk of Sevens zich garant heeft gesteld
5.14.
Het komt er dus op aan of Sevens aan [naam 3] een volmacht heeft verstrekt om namens haar een garantstelling af te geven. Het hof heeft nog niet voldoende informatie om te kunnen beoordelen of het betoog van Gebo dat Sevens zich (op deze wijze) garant heeft gesteld slaagt en heeft behoefte aan nadere voorlichting. Hierna legt het hof uit waarom.
5.15.
Voor zover Sevens ervan uitgaat dat geen sprake kan zijn van een garantstellingsovereenkomst omdat de garantstelling niet is neergelegd in een uitgewerkte overeenkomst en niet is ondertekend door een bevoegde bestuurder, is dat onjuist. Een dergelijke overeenkomst komt vormvrij tot stand. Een uitgewerkte overeenkomst of ondertekening is dus niet vereist.
5.16.
Daarmee komt het hof op de vraag of [naam 3] een volmacht had van Sevens. Een volmacht kan zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend worden verleend (artikel 3:61 lid 1 BW). De vraag of een volmacht is verleend en, zo ja, met welke inhoud, moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaven van artikel 3:33 en 3:35 BW. Daarbij komt het aan op wat partijen (de volmachtgever en de gevolmachtigde) over en weer hebben verklaard en over en weer uit elkaars gedragingen en verklaringen hebben mogen begrijpen, waarbij in het bijzonder van belang is de verklaring of gedraging waarbij de volmacht is verleend (HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9243). In dit geval gaat het dus om de verklaringen en gedragingen van [naam 1] (als bestuurder van de volmachtgever) en [naam 3] (als gevolmachtigde).
5.17.
Bij de beoordeling stelt het hof voorop dat Gebo zich beroept op de rechtsgevolgen van het bestaan van een volmacht van Sevens aan [naam 3]. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rusten daarom op Gebo de stelplicht en – bij voldoende gemotiveerde betwisting door Sevens – de bewijslast. Gebo moet dus feiten en omstandigheden stellen (en bewijzen) waaruit kan worden afgeleid dat Sevens een volmacht had verleend aan [naam 3].
5.18.
Over een volmacht van Sevens aan [naam 3] heeft [naam 3] in het kader van een voorlopig getuigenverhoor al een verklaring afgelegd. Van de kant van Sevens zijn toen geen getuigen voorgebracht. Het hof heeft, alvorens verder te beslissen, behoefte aan nadere inlichtingen.
Nog onduidelijk of Sevens onrechtmatig heeft gehandeld
5.19.
Gebo heeft zich – als aanvullende grondslag voor haar vordering – op het standpunt gesteld dat Sevens (in ieder geval) op of voor 29 mei 2018 (dus voor uitlevering van de tweede order) ermee bekend was dat Gebo op een garantstelling van Sevens vertrouwde en dat Sevens door toen niet te melden dat zij niet garant zou staan onrechtmatig jegens Gebo heeft gehandeld. Sevens heeft een en ander betwist. Het hof heeft behoefte aan nadere inlichtingen over de contacten tussen Sevens en Gebo op en voor 29 mei 2018. Daarbij zal ook aan de orde komen wat is besproken in het kader van de wijziging van de tenaamstelling van de eerdere facturen (die aanvankelijk op naam van Sevens waren gesteld).
Hoe nu verder?
5.20.
Het hof heeft zoals gezegd behoefte aan nadere voorlichting en zal daarom een mondelinge behandeling gelasten. Deze mondelinge behandeling zal plaatsvinden door één van de raadsheren die als raadsheer-commissaris wordt aangesteld. Als partijen (toch) prijs stellen op een mondelinge behandeling ten overstaan van alle raadsheren die dit arrest hebben gewezen, kunnen zij dit aan het hof laten weten.
5.21.
Gelet op het doel van de mondelinge behandeling moet in ieder geval [naam 1] daarbij aanwezig zijn. Het hof zal partijen vragen stellen over de gang van zaken rond de gestelde volmachtverlening. Ook zal het hof vragen stellen over wat zich op en voor 29 mei 2018 heeft afgespeeld. Partijen hoeven geen spreekaantekeningen voor te bereiden.
5.22.
Verder zal het hof de mondelinge behandeling gebruiken om een schikking tussen partijen te beproeven. In verband daarmee wordt van de advocaten verwacht dat zij voorafgaand aan deze zitting met hun cliënten bespreken welke mogelijkheden er zijn om tot een finale oplossing van het geschil te komen en hoe deze mogelijke oplossingen eruit zien.
5.23.
Tot slot zal het hof tijdens de mondelinge behandeling met partijen overleggen hoe het vervolg van de procedure zal verlopen.
5.24.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

6.De beslissing

Het hof:
6.1.
bepaalt dat partijen, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is, en bevoegd is (door schriftelijke machtiging of anderszins) tot het aangaan van een schikking, samen met hun advocaten zullen verschijnen voor mr. Y. Steeg-Tijms, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie, IJdok 20 in Amsterdam, op een nader te bepalen tijdstip, tot het hiervoor omschreven doel;
6.2.
bepaalt dat partijen, na overleg hierover tussen de advocaten, binnen vier weken na vandaag op de rol een reeks van dagdelen in de maanden april tot en met juni 2024 dienen op te geven waarop alle partijen (inclusief hun advocaten) beschikbaar zijn, waarna het hof de dag en het tijdstip van de mondelinge behandeling zal vaststellen;
6.3.
bepaalt dat partijen uiterlijk tien dagen vóór de dag van de mondelinge behandeling de stukken waarop zij voor het overige een beroep zouden willen doen, in kopie moeten overleggen door toezending aan het hof en de wederpartij;
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Y. Steeg-Tijms, M.M.M. Tillema en M. Bijkerk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.