Uitspraak
Procesgang
medeplegen van witwassen) en de strafoplegging en de zaak naar het hof teruggewezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie) en 4 (
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod), waarvoor na terugwijzing alleen nog een straf bepaald diende te worden.
Onderzoek van de zaak
1 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Vonnis waarvan beroep
Beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
beginsaldo contant geldvan € 0,00 en dat voor het bedrag aan
legale contante ontvangstenmoet worden uitgegaan van een bedrag van € 224.632,63 teneinde, anders dan het ontnemingsrapport, ook rekening te houden met de lening van € 200.000,00 die door [naam01] aan de betrokkene is verstrekt. Het
eindsaldo contant geldbedraagt, zo begrijpt het hof, overeenkomstig het ontnemingsrapport € 51.854,45. Volgens de advocaat-generaal dient, wat betreft de tijdens de twee doorzoekingen in de woning aangetroffen contante geldbedragen, ook acht te worden geslagen op geldbedragen van [naam02] omdat zij samen met de betrokkene een economische eenheid vormde.
beginsaldo contant geldvan € 346.567,03. Dit bedrag is opgebouwd uit zowel het contante geld dat de betrokkene in de periode 2001 tot en met 2007 heeft vergaard met de overdracht van verschillende horeca-, lease- en vastgoedactiviteiten als het bedrag dat de betrokkene ontving voor de overwaarde van een huis dat hij met zijn ex-partner had. Het bedrag aan
legale contante ontvangstenbedraagt € 1.455.000,00. Dit bedrag is opgebouwd uit het bedrag aan legale contante ontvangsten in het ontnemingsrapport, de lening die door [naam01] aan de betrokkene is verstrekt én de lening vanuit Interglory. Het
eindsaldo contant geldbedraagt € 31.854,15, omdat het overige bedrag waar het ontnemingsrapport van uitgaat niet aan de betrokkene maar aan [naam02] toebehoort.
€ 939.605,76bedraagt.
€ 1.489.022,84. [9] De hoogte van dit bedrag op zich is door de raadsman ook niet (gemotiveerd) betwist.
(939.605,76 - 1.489.022,84 =)- € 549.417,08. Hieruit volgt dat sprake is van onbekende ontvangsten. Men kan immers niet meer uitgeven dan men aan geld beschikbaar heeft, tenzij sprake is van een andere, onbekende contante ontvangstenbron. Van deze onbekende ontvangstenbron van € 549.417,08 kan worden aangenomen dat deze ten minste gelijk is aan het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Verplichting tot betaling aan de Staat
20 april 2011. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 9 oktober 2019, dat wil zeggen 8 jaren en ruim 5 maanden na aanvang van de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn. De redelijke termijn is in eerste aanleg daarom met 6 jaren en ruim 5 maanden overschreden.
€ 539.417,08.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
BESLISSING
€ 549.417,08 (vijfhonderdnegenenveertigduizend vierhonderdzeventien euro en acht cent).
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 539.417,08 (vijfhonderdnegenendertigduizend