Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
rief 2betoogt [appellant] dat [geïntimeerde] de € 40.000 zou aanwenden voor de gezamenlijke aankoop van een McDonalds-filiaal, dat [geïntimeerde] hem heeft bedrogen, maar naderhand ermee heeft ingestemd om de € 40.000 aan [appellant] terug te betalen. Tot bewijs van zijn stelling dat partijen van plan waren om samen een McDonalds-filiaal te kopen en dat de € 40.000 zou worden aangewend om de aanbetaling te financieren, beroept [appellant] zich op schriftelijke verklaringen van zijn vrienden [naam 2] en [naam 3] en biedt hij aan deze vrienden als getuigen te doen horen.
Grief 3begrijpt het hof als een herhaling van zijn aanbod bij brief aan de rechtbank van 30 mei 2022 om [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en zijn echtgenote [naam 7] als getuigen te doen horen.
Grief 5strekt onder verwijzing naar citaten uit telefoongesprekken tussen partijen tot betoog dat voor het oordeel dat tussen partijen overeenkomsten van geldlening zijn aangegaan van belang is dat in die telefoongesprekken [geïntimeerde] zich jegens [appellant] schuldbewust toont.