ECLI:NL:GHAMS:2024:372

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
23/708 tot en met 23/711
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aftrekbaarheid van kosten voor bühnekleding en persoonlijke verzorging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aftrekbaarheid van kosten voor bühnekleding en persoonlijke verzorging door belanghebbende, die in de belastingjaren 2015 en 2016 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) en Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (zvw) had ontvangen. De inspecteur van de Belastingdienst had in eerste instantie de aanslagen opgelegd, maar na bezwaar had hij deze gehandhaafd. Belanghebbende had tegen deze uitspraken hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 23 januari 2024 is het geschil beperkt tot de hoogte van de aftrek van de kosten voor bühnekleding en persoonlijke verzorging. Voor het belastingjaar 2015 was een bedrag van € 6.227 aan kosten opgevoerd, waarvan de inspecteur € 2.000 al in aftrek had toegelaten. Belanghebbende heeft aangegeven dat zij geen aftrek meer verlangt van € 2.115, waardoor het nog ter discussie staande bedrag € 2.112 was. Partijen kwamen overeen dat de helft hiervan aftrekbaar zou zijn, wat resulteerde in een vermindering van de aanslagen.

Voor het belastingjaar 2016 was een bedrag van € 4.166 aan kosten opgevoerd, waarvan de inspecteur € 2.431 al in aftrek had toegelaten. Ook hier kwam men tot een compromis over de aftrekbaarheid van de resterende kosten. Het Hof heeft de hoger beroepen gegrond verklaard en de aanslagen voor beide jaren verminderd. Tevens is bepaald dat de inspecteur de door belanghebbende betaalde griffierechten zal vergoeden, terwijl belanghebbende de eigen proceskosten zal dragen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken 23/708 tot en met 23/711
30 januari 2024
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: B. Schoenmaker)
tegen de uitspraken van 23 juni 2023 in de zaken met kenmerken HAA 22/2910, HAA 22/2911, HAA 22/2913 en HAA 22/2917, van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

Belastingjaar 2015 (23/708 en 23/709)
1.1.
De inspecteur heeft belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (biww) van € 18.992 en een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (zvw), berekend naar een bijdrage-inkomen van € 18.992. Bij de aanslag ib/pvv is bij beschikking € 334 belastingrente in rekening gebracht en bij de aanslag zvw € 44.
1.2.
Bij verminderingsbeschikkingen van 30 november 2019 heeft de inspecteur de aanslag ib/pvv verminderd tot een, berekend naar een biww van € 17.876 en de aanslag zvw tot een, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 17.876, met dienovereenkomstige vermindering van de belastingrente. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de aanslagen en de rentebeschikkingen, zoals die luiden na de beschikkingen van 30 november 2019, gehandhaafd.
Belastingjaar 2016 (23/710 en 23/711)
1.3.
De inspecteur heeft belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een biww van € 23.084 en een aanslag zvw, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 23.084. Bij de aanslag ib/pvv is bij beschikking € 274 belastingrente in rekening gebracht en bij de aanslag zvw € 35.
1.4.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de aanslagen en de rentebeschikkingen gehandhaafd.
Beide belastingjaren (23/708 tot en met 23/711)
1.5.
Belanghebbende heeft beroepen ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraken van 23 juni 2023 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.
1.6.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken hoger beroepen ingesteld. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Overwegingen

2.1.
In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil de hoogte van de aftrek van kosten voor bühnekleding en persoonlijke verzorging. Partijen zijn, ter beëindiging van hun geschil over beide belastingjaren, ter zitting bij het Hof tot het volgende compromis gekomen:
Belastingjaar 2015 (23/708 en 23/709)
2.2.
Van het aanvankelijk als aftrekbaar opgevoerde bedrag van € 6.227 aan kosten voor bühnekleding en persoonlijke verzorging heeft de inspecteur reeds in aftrek toegelaten
€ 2.000 (besluit afwijking aangifte). Belanghebbende heeft voorts in haar nader stuk aangegeven dat zij niet langer de aftrek verlangt van een bedrag van € 2.115. Het in hoger beroep nog ter discussie staande bedrag bedroeg daardoor (€ 6.227 - € 2.000 - € 2.115 =)
€ 2.112.
  • Partijen komen bij wijze van compromis overeen dat dit bedrag voor de helft aftrekbaar is en voor de andere helft een niet aftrekbare privébesteding is.
  • Dat betekent dat de inspecteur nog in aftrek zal toelaten een bedrag van
  • De inspecteur zegt toe de aanslagen ib/pvv en zvw voor 2015 te verminderen tot aanslagen berekend naar een (bijdrage)-inkomen van (€ 17.876 - € 1.056 =) € 16.820.
  • De beschikkingen belastingrente worden dienovereenkomstig verminderd.
Belastingjaar 2016 (23/710 en 23/711)
2.3.
Van het aanvankelijk als aftrekbaar opgevoerde bedrag van € 4.166 aan kosten voor bühnekleding en persoonlijke verzorging heeft de inspecteur reeds in aftrek toegelaten
€ 2.431 (besluit afwijking aangifte). Belanghebbende heeft voorts in haar nader stuk aangegeven dat zij niet langer de aftrek verlangt van een bedrag van € 1.046. Het in hoger beroep nog ter discussie staande bedrag bedroeg daardoor (€ 4.166 - € 2.431 - € 1.046 = )
€ 689.
  • Partijen komen bij wijze van compromis overeen dat dit bedrag voor de helft aftrekbaar is en voor de andere helft een niet aftrekbare privébesteding is.
  • Dat betekent dat de inspecteur nog in aftrek zal toelaten een bedrag van
  • De inspecteur zegt toe de aanslagen ib/pvv en zvw voor 2016 te verminderen tot aanslagen berekend naar een (bijdrage)-inkomen van (€ 23.084 - € 345 =) € 22.739.
  • De beschikkingen belastingrente worden dienovereenkomstig verminderd.
Proceskosten en griffierecht
2.4.
Partijen zijn overeengekomen dat de inspecteur de door belanghebbende betaalde griffierechten zal vergoeden en dat belanghebbende de eigen proceskosten zal dragen.
2.4.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen. De hoger beroepen zijn gegrond.

3.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraken van de rechtbank;
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de aanslag ib/pvv 2015 tot een aanslag berekend naar een biww
  • vermindert de aanslag ib/pvv 2016 tot een aanslag berekend naar een biww
  • draagt de inspecteur op het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht
De uitspraak is gedaan door mrs. M. Ferrier, voorzitter, M.J. Leijdekker en J-P.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A.S. Roozeboom als griffier. De beslissing is op 30 januari 2024 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: