ECLI:NL:GHAMS:2024:3676

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
23-000412-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake besturen bromfiets zonder rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2005, heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een bromfiets zonder dat hij daarvoor een rijbewijs had. De tenlastelegging betrof een overtreding van artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte op 8 september 2022 te Amsterdam op de Ookmeerweg reed zonder de benodigde rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte is strafbaar, omdat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De kantonrechter had eerder een taakstraf van 16 uren opgelegd, waarvan 8 uren voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een geldboete van € 300,00 geëist, maar het hof heeft besloten om een werkstraf op te leggen, deels voorwaardelijk, om de verdachte te weerhouden van toekomstige verkeersovertredingen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar deze waren niet voldoende om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000412-24
datum uitspraak: 19 september 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 10 oktober 2023 in de strafzaak onder parketnummer 96-233660-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2005,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 september 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 september 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, de Ookmeerweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 september 2022 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, de Ookmeerweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 16 uren, waarvan 8 uren voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,00 subsidiair zes dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een geldboete zoals gevorderd door de advocaat-generaal op te leggen. De verdachte is bang om bij het uitvoeren van een taakstraf zijn werk te verliezen en heeft meermaals zijn spijt betuigd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een bromfiets zonder dat hij daarvoor een rijbewijs had. Dit is een overtreding waardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht of kan worden gebracht. Bovendien is de verdachte, als hij deelneemt aan het verkeer zonder dat hij een rijbewijs heeft, niet verzekerd.
Het hof heeft ook acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 5 september 2024. Hieruit volgt dat de verdachte vaker in aanraking is gekomen met politie en justitie voor een soortgelijke overtreding. Het hof acht het van belang de verdachte ervan te doordringen dat het plegen van dit soort feiten zeer kwalijk is en stevig bestraft kan worden. Het hof zal daarom ondanks het standpunt van zowel de advocaat-generaal en de raadsvrouw aan de verdachte een werkstraf opleggen. Om de verdachte ervan te weerhouden nogmaals verkeersovertredingen te plegen zal een deel van de werkstraf in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden is onvoldoende indringend om grond op te leveren om te volstaan met een geheel voorwaardelijke werkstraf of een geldboete.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
16 (zestien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
8 (acht) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
8 (acht)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
4 (vier) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. C.J. van der Wilt en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 september 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]