In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2005, heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een bromfiets zonder dat hij daarvoor een rijbewijs had. De tenlastelegging betrof een overtreding van artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte op 8 september 2022 te Amsterdam op de Ookmeerweg reed zonder de benodigde rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte is strafbaar, omdat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De kantonrechter had eerder een taakstraf van 16 uren opgelegd, waarvan 8 uren voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een geldboete van € 300,00 geëist, maar het hof heeft besloten om een werkstraf op te leggen, deels voorwaardelijk, om de verdachte te weerhouden van toekomstige verkeersovertredingen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar deze waren niet voldoende om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.